De gestrafte eerzucht van de maan

Geschreven door Choelin 60B

Ooit waren de zon en de maan even groot. Zij hadden heerschappij over hetzelfde gebied, hadden even veel macht en zij gaven even veel licht. Wanneer de zon overdag haar werk gedaan had, nam de maan ’s nachts haar taken over. Op een gegeven moment ging de toch ontevreden maan naar de Almachtige. Hij zei tegen Hem: “Heerser der Aarde, hoe kunnen twee koningen dezelfde kroon dragen en even machtig zijn in één rijk? Houdt Jij liever niet een hiërarchie op de wereldorde na?” Uiteraarde wilde de maan dan graag de grotere hemellichaam zijn. Hasjem zei daarop: “Daarom zal jij kleiner worden en je licht ontvangen van de zon, die boven jou staat.” De zon behield haar licht, maar de maan verdoofde. Het grootste licht tot heerschappij over de dag en het kleinere licht tot heerschappij over de nacht (Bereesjiet/Gen. 1:16). Hier was de maan natuurlijk niet blij mee en ging weer naar de Almachtige toe en zei: “Heerser der Aarde, moet ik alleen daarom kleiner worden, omdat ik iets rechtvaardigst met Jou besproken heb?”G´d troostte de maan en zei: ‘zo vaak jij ’s nachts aan de hemel zult verschijnen, zullen ontelbare sterren je vergezellen, zoals lijfwachten een vorst vergezellen. Bovendien zullen de Israëlieten de dagen en de jaren met behulp van jou berekenen.” (Choelin 60B)