De synagoge

…Laten wij hen altegader verdrukken.
Zij verbrandden alle godshuizen in den lande…

…Sâfefoe kol-moàdej-el bâ´arèts…

Tehillim (Psalmen) 74:8

Verschillende benamingen
De Dikke van Dale: sy·na•go•ge gebedshuis van Joden => sjoel. Synagoge komt van het Griekse woordje sunagogè. Dit betekent vergadering of samenkomst. Dit is een goede vertaling voor het Joodse woord Bejt hakkenèsèt, wat letterlijk huis van samenkomst betekent. Men komt daar samen voor G’dsdienst en lernen (Jiddisch voor leren). Vandaar dat de synagoge ook sjoel wordt genoemd. Dat is in het Jiddisch (door Midden- en Oost-Europese Joden gesproken dialect, een mengsel van Hebreeuws, Duits en Slavische elementen) voor school, wat langzaam als een algemeen woord in de Joodse samenleving inburgerde, m.n. onder de Ashkenazische Joden. Ook Bejt hammidrasj (leerhuis) wordt gebruikt voor synagoge, of Bejt Tefielah (Huis van gebed).

Geschiedenis
Vaak wordt er gedacht dat de synagoge in plaats van de Tweede Tempel in het even is geroepen. Dat is niet helemaal waar. De oorsprong van de synagoge ligt in de periode van de Babylonische Ballingschap. De ballingen waren ver van de Tempel in Jeruzalem verwijderd. N.a.v. gegevens gaat men er van uit dat men op de Sjabbat samenkwam om samen de Heilige Schrift te lezen. Uit deze vergadering us de synagoge ontstaan.

In Jechezk’el (Ezechiël) 8:1 vindt men de eerste verwijzing naar de synagoge: In het zesde jaar, in de zesde maand, op de vijfde der maand, toen ik in mijn huis zat en de oudsten van Juda (ziqnej jehoedâh) voor mij zaten, viel daar de hand van de Here Here op mij. Maar ook Jechezk’el 14:1 en 20:1 zijn aanwijzingen. In het Hebreeuws staat er ´anâsjiem mitstsiqnej Jisrael, de oudsten van Israël. Vooral “een klein Heiligdom (miqddâsj me`at)” in Jechezk’el 11:16 is een door de Joodse geleerde aangenomen aanwijzing voor de eerste synagogen. Dit wordt ook door de Talmoed (Meg.29a) erkent synagogen van voor de gewone jaartelling. Echter zijn er Joodse geleerden die menen dat de oorsprong van de synagoge nog eerder in de geschiedenis ligt. Men verwijst naar de Eerste Tempel van Sj´lomo (Salomo).

Liturgische bronnen

(Opgraving de synagoge van Een Gedi 300-400 vdgj. ©Kena)

Tijdens de Tweede Tempel bestond de synagoge dus al. De Tempel was de plaats waar de priesters hun functie uitoefenden, zoals het offeren, maar de synagoge was de plaats van samenkomst. In bronnen als de B´rit Chadasjah (NT), de Talmoed, geschiedschrijvers als Philo en Flavius Josephus, kunnen we over het bestaan van de synagoge lezen. Philo vertelt dat in Alexandrië veel synagogen bestonden. Zo ook in Rome. Josephus spreekt over synagogen in Tiberias, Dora en Caesarea. De Talmoed spreekt over synagogen van de Alexandrijnen in Jeruzalem.

Archeologische bronnen
Archeologische bronnen vermelden dat synagogen inderdaad voor 70 na de gewone jaartelling (verwoesting van de Tweede Tempel) bestonden. De vondst van de synagoge op Masada geeft uitkomst. Daar ligt een ruïne waar zich het bolwerk van het laatste Joodse verzet tegen de Romeinen bevond. Dit is de belangrijkste vondst, omdat de oudste synagogen die voorheen ontdekt waren dateren uit de tweede en derde eeuw na de gewone jaartelling. De synagoge van Masada stampt vóór de tijd van de verwoesting van de Tweede Tempel in 70 na de gewone jaartelling en men schat dat van hij uit 10 voor de gewone jaartelling dateert.

ruïne synagoge van Masada

Architectuur
Omdat niemand een goed beeld heeft over de bouwstijl van de klassieke synagogen, gaat men d.m.v. de Talmoed ervan uit dat de synagogen “van toen” volgens het model van de Tempel waren gebouwd. Symbolen en ornamenten vormden een mooi geheel van de synagogen. Aan symbolen moet je denken aan de zevenarmige kandelaar (dus niet de achtarmige kandelaar ), de Magen Dawid (Davidster), druiventrossen en haar bladeren, twee paaslammeren met dikwijls een geopende bloem tussen hen in of twee afbeeldingen van de staf van Aäron waartussen een pot manna staat.

Mozaïekvloeren kom je in oude synagogen vaak tegen waarin men inscripties en Joodse symbolen verwerkte.

De vertrekken
Oude synagogen bestonden merendeels uit een centraal vertrek die op twee zuilenrijen rustte. De oostelijke en westelijke zijkanten dienden als gangen.
Er is geen duidelijkheid of de klassieke synagogen vrouwengalerij kenden, zoals nu wel het geval is. Elke synagoge heeft een mannen- en een vrouwenafdeling. Meestal bevindt de vrouwengalerij boven de mannengedeelte. Dit heeft niets met vrouwendiscriminatie te maken. Het Jodendom kent typisch mannen- en vrouwentaken en functies. Omdat vrouwen de vrouw en moeder van het gezin is, kent zij de belangrijke religieuze aspecten binnen het huishouden. Voortdurend verricht zij G’dsdienstige handelingen. Hierdoor heeft de vrouw niet dezelfde G’dsdienstige verplichtingen dan de mannen. Zij verricht geen functies tijdens de dienst, terwijl de man actief is. De kleine kinderen, zowel de kleinste jongetjes die nog niet aan de dienst kunnen deelnemen, zitten bij hun moeders op de vrouwengalerij, echter hoeven zij niet tot hun dertiende (G’dsdienstige volwassenheid) te wachten om al in de mannenafdelingen te mogen zitten.

Inrichting
De biemâh, de verhoging waar tijdens de dienst de Tora vanaf gelezen wordt, staat in het midden van de synagoge. Meestal bezit de synagoge meer dan één exemplaar van de Tora. De Tora is het belangrijkste bezit van de synagoge. Deze rollen worden de Aron Haqqódesj (Sefardisch “Hejchal”), de Heilige Ark, bewaard. Deze Aron Haqqódesj is een prachtige nis die aan de oostelijke wand, richting Jeruzalem, van de synagoge staat. De paróchèt is de fluwelen of zijde gordijn die voor de Aron Haqqódesj hangt. De paróchèt is vaak afgezet met goud- of zilverband. Dikwijls vind je symbolen op de paróchèt geborduurd.
Daarnaast tref je in de synagoge de zevenarmige kandelaar en een afbeeldingen van de twee stenen tafelen van Mosje waarop de Wet opgeschreven staat aan. Buiten zie je vaak op de synagogen de Magen Dawid afgebeeld.

De dienst
Wanneer en minimaal tien volwassen Joodse mannen aanwezig zijn, is er dienst. Zoals het al duidelijk was, staat de Tora-voorlezing centraal, met vastgestelde parasja. De parasja is de schriftlezing uit de Tora die iedere week vastgesteld staat, waardoor alle Joden over de hele wereld hetzelfde schiftgedeelten lezen. Dit geldt ook voor de haftarah, de gedeelte uit de profeten. De schriftlezing wordt door de voorganger of voorlezer gedaan. Hij wordt de chazzân ofba`al qoré genoemd. In de Sefardische gemeenten noemt men hem de cantor (zanger). Dit is de tijdens de dienst de belangrijkste functie. De Siddoer neemt naast de Tora ook een belangrijke plaats in. De Siddoer is de gebedenboek. Er zijn vaste gebeden en delen van de dienst die door de eeuwen heen een vaste melodie hebben gekregen. De verzameling van deze melodieën noemt men de chazzânoet. De meeste melodieën en delen van de dienst kan men overal ter wereld herkennen en meezingen, ondanks het niet overal hetzelfde is. Alles heeft zijn eigen melodieën: de vrijdagavond, Sabbat-morgen en -middag, de feestdagen.
De vrijdagavonddienst begint na zonsondergang. De mannen komen met bedekte hoofden, de keppel. Dit is uit eerbied voor G’d. Daarbij dragen de mannen de talliet, de gebedsmantel met frange, de tsitsiet. Dit is omdat Bamidbar/Numeri 15:38-41 dit voorschrijft. Vrouwen kleden zich gewoon netjes en dragen tijdens gebeden een sjaal om hun hoofd.

Conclusie
Synagogen bestonden voor de Tempelverwoesting. Ze waren weliswaar erg klein, maar erg belangrijk. O.a. de Talmoed spreekt daarom over een groot aantal synagogen Jeruzalem. Nu is de synagoge sinds de eerste eeuw na de gewone jaartelling, dus na de verwoesting van de Tweede Tempel, een algemeen ingeburgerde Joodse instelling is. Deze staat centraal in het religieus en sociaal leven van de Jood. Het werd een vergaderplaats van de Joden.

©FAQ-online 2004