Een vrouwelijke premier? Halachische overwegingen

Geschreven door Dayan mr. Drs. R. Evers

Sirimavo Ratwatte Dias Bandaranaike was werelds eerste vrouwelijke premier (van 1960 tot 1965, 1970 tot 1977 en 1994 tot 2000); Sri Lanka

Onze maatschappij is in beweging. Moet het Jodendom daarin meebewegen? Het Jodendom heeft altijd pasklare antwoorden gegeven op de meest moderne problematiek, van atoomenergie tot klonen, van voedseltechnologie tot verkiezingen. De halacha (Joodse wet) verandert niet. Alleen de omstandigheden kunnen veranderen. In verschillende kringen en omgevingen is de rol van de vrouw veranderd. Eeuwen geleden leerden Joodse vrouwen nauwelijks Tora en al helemaal geen halacha. Vele dames konden niet eens Hebreeuws lezen. Maar Sara Shnirer opende in 1917 haar eerste Beet Ja’akov, een school voor orthodoxe meisjes waar veel werd gedaan aan hun ontwikkeling.

We gaan een eeuw verder en 2000 kilometer zuid-oostwaarts: op de politieke agenda stond de verkiezing van de Israëlische minister van buitenlandse zaken Tzipi Livni. Als boegbeeld van Kadima had zij wel eens als premier gekozen kunnen worden, was de idee. En Golda Meïr was haar hierin al voorgegaan. Golda was de eerste vrouwelijke premier van Israël.

Passief en actief vrouwenkiesrecht
Al vanaf het begin van de Jisjoev, de Joodse bewoning van Israël, was het passieve en actieve vrouwenkiesrecht een belangrijk issue. Passief vrouwenkiesrecht betekent dat vrouwen gekozen kunnen worden in allerlei politieke of andersoortige functies. Actief vrouwenkiesrecht betekent dat vrouwen mogen stemmen.

De debatten over beide vormen van vrouwenkiesrecht werden altijd enorm fel gevoerd. Daarbij ging het om posities als voorzitter van een Joodse gemeente, hoofd van een waterschap, minister van al dan niet religieuze zaken, premier, hoofd van een school, toezichthouder op het verwerken van kosjere producten en andere autoriteitsposities. De strijd van feministische organisaties, die opkomen voor de rechten van de vrouw of het vrouwelijke bevolkingsdeel beschermen, is niet ongemerkt aan ons voorbij gegaan. ‘Women’s liberation’, de bevrijding van de vrouw, is een merkwaardig mengsel van droom en realiteit. Zelfs in de meest progressieve westerse staten is het vele vrouwen nog niet gelukt om tot de hoogste functies door te stoten. Zowel in de top van de politiek als in de top van het bedrijfsleven zijn de meeste functionarissen nog steeds mannen.

Asjkenazische en sefardische Rabbijnen reageerden
In 1918 stond ‘the Jewish Agency’ vrouwen zowel passief als actief kiesrecht toe. Vele leidende Rabbijnen ageerden hiertegen. Sommigen verboden zelfs het passieve vrouwenkiesrecht. De Asjkenazische Opperrabbijn Avraham I. Kook was tegen het actieve en passieve vrouwenkiesrecht omdat hij het niet `tsenioesdik’ – ingetogen – vond voor vrouwen om deel te nemen aan felle politieke debatten. Hij was bang voor de stabiliteit van het gezin wanneer man en vrouw verschillende politieke voorkeuren zouden uitdragen en vond een gemengd parlement of een gemengde regering geen toonbeeld van tsenioet, ingetogenheid.

De Sefardische Opperrabbijn van Israël, Rabbi Ben-zion Oezi’el vond dit onvoldoende halachisch argument om vrouwen uit de Knesset te weren. In de stemhokjes is geen sprake van onvrouwelijk gedrag. Ook het argument dat er onenigheid zou ontstaan in het huwelijk door verschillende politieke kleuren wuifde hij als niet-halachisch van de hand. Hij stond zowel actief als passief stemrecht voor vrouwen toe. Hoewel in zijn kringen zo’n prominente rol voor de vrouw ongebruikelijk te noemen was. De Sefardiem, die meestal paskenen (halachisch beslissen) volgens Maimonides’ opvattingen, vroegen aan hun Opperrabbijn verbaasd hoe hij dit kon toestaan. Maimonides verbiedt iedere machtspositie voor een vrouw! Rabbi Ben-zion Oezi’el legde het hun uit.

De bron voor exclusieve mannelijkheid in openbare machtsfuncties is te vinden in de Tora. In haar vijfde boek, Devariem (17:15), zegt de Tora: ”U zult voor uzelf een koning aanstellen.” De halachische midrasj Sifree leidt hieruit af, dat alleen een koning tot macht kan komen in het Joodse land maar geen koningin. De vraag is of dit moet worden uitgebreid tot andere machtsfuncties. Het Sefer hachinoeg (letterlijk: het boek van opvoeding) en Tosafot menen dat dit alleen voor de positie van de koning geldt. Andere machtsfuncties zouden toegankelijk zijn voor vrouwen. Maar Maimonides breidt de koninklijke macht uit naar alle andere vormen van autoriteit. Overal waar er sprake is van uitoefening van macht moet dit gebeuren door mannen.

Acceptatie en democratie
Maar Opperrabbijn Oezi’el maakte verschil tussen democratische verkiezingen en het aanstellen van een koning. In het oude Israël werd een koning aangesteld op uitspraak van een profeet, die G’ddelijk geïnspireerd was. In feite benoemde G’d de koning. Zo werden de koningen uit de Davidische dynastie gezalfd en gekroond. Bovendien had de monarch 3000 jaar geleden vrijwel absolute macht, hoewel hij onder de Tora-wet en het gezag van het Sanhedrien moest opereren. Huidige machtsposities zijn op twee punten anders. De verkiezing van een premier, hoofd van een waterschap of voorzitter van een schoolbestuur gebeurt meestal democratisch: de meerderheid accepteert bepaalde vrouwen als hoofd. Bovendien zijn vrijwel alle machtsfuncties tegenwoordig in democratische staten ernstig beperkt door de wet en de macht van de meerderheid van het parlement. Het is dus geen benoeming maar een acceptatie en het is geen absolute heerschappij maar een doorlopend aftasten van wat het volk wil.

Debora, de profetes
Een bekende vraag is of Devora, die in het boek Richteren als profetes het Joodse volk de oorlog in leidt tegen generaal Sisera en koning Javin, deze functie wel had mogen bekleden. Het antwoord van de Tosafisten (± 1250, Frankrijk) is dat Devora speciaal door G’d was aangewezen als leider. G’d kan een uitzondering maken op Zijn eigen regels. Anderen zeggen dat Devora geen politiek leidster was maar meer een soort adviseur van rechters. Nachmanides voert ’het acceptatie-argument’ aan. Devora wordt door de gemeenschap geaccepteerd als leidster. Omdat ze niet van Bovenaf was aangesteld is deze manier om aan leiderschap te komen acceptabel voor de Halacha, aldus deze middeleeuwse geleerde Kabbalist en arts.

Wat is macht?
De belangrijkste vraag luidt: “Wat is serara (macht)?” De Amerikaanse autoriteit, Rabbi J. David Bleich, stelt dat in een synagoge-bestuur geen sprake is van dwingende macht. Dit heet volgens hem geen serara en daarom zouden leidende functies in synagogebesturen of in besturen van joodse gemeenten volgens hem toegestaan moeten zijn. De moderne staat Israël is bovendien in principe geen religieuze organisatie. De Joodse monarch was aangesteld om het Joodse karakter van zijn volk te verheffen en te optimaliseren. Daarom had hij zoveel vergaande bevoegdheden en een vrijwel onbeperkt gezag. Hij wordt weliswaar door de Tora aan banden gelegd: hij mag niet teveel vrouwen huwen, hij mag niet teveel paarden, goud en zilver hebben, maar aan de andere kant heeft hij de vrije hand om te doen wat hij wil om het godsdienstige karakter van zijn volk te verheffen.

De functie van de Israëlische regering is voornamelijk bescherming en beveiliging. Overheden moeten het land beschermen tegen externe aanvallen en proberen op allerlei mogelijke manieren de interne rust te handhaven. In politiek jargon heet dit: de nachtwakersstaat. De religieus opvoedkundige rol van de Israëlische overheid is tot op heden vrij marginaal gebleven. Premierschap is dus wel een machtspositie maar heeft weinig of geen religieuze betekenis. Maar legt Rav Ovadia Joseef als standpunt van Maimonides uit: er bestaat geen verschil tussen koningschap en alle andere vormen van autoriteit. Toch heeft deze voormalige Sefardische Opperrabbijn beslist dat men altijd moet stemmen voor de kandidaat die de religie het meeste dient. In zijn halachische uitspraak hierover benadrukt hij, dat religieuze vertegenwoordiging en beleving van de kandidaat belangrijker is dan zijn geslacht.

Het dispuut van de Ramban
De Amerikaanse autoriteit Rabbi Mosje Feinstein (20ste eeuw) stelt dat de visie van Maimonides niet gedeeld wordt door andere middeleeuwse autoriteiten. Rabbi Joseef Babad (19e eeuw) stelt dat zelfs een vrouwelijke koning denkbaar is: stel dat een koning zonder zoons overlijdt. Als hij geen mannelijke nazaten heeft, erft zijn dochter het koningsschap. Een bewijs hiervoor vindt Rabbi Ovadia Joseef in de discussie die Nachmanides op 20 juli 1263 had met de Dominicaner monniken aan het hof van Jacob I van Aragon. Het verloop van de discussie tussen de grote Joodse geleerde en de Katholieke kerk is opgeschreven in Nachmanides’ werk Milchamot Hasjeem (de oorlogen voor G’d).

Nachmanides ging daar in discussie met de Dominicaner priesters over de vraag hoe de christelijke Messias kon afstammen van Koning David wanneer de afstamming alleen via de vader Joseef loopt en niet via de moeder. Maria was onbevlekt ontvangen en kon haar kind dus nooit de jichoes (afstamming) geven van vader Joseef. Het Messiaanse koningschap kon alleen maar afstammen via de Davidische dynastie van Jisjai, de vader van Koning David. Men moest dus stellen dat moeder Maria afstamde van Koning David: ”Wanneer jullie willen stellen dat een vrouw het koningschap zou kunnen erven, moet ik jullie teleurstellen. Wanneer er mannelijke troonopvolgers zijn, erven de meisjes het koningschap niet. Koning David had altijd mannelijke afstammelingen.”

Een vrouwelijke koningin
Rav Ovadia Joseef wil uit deze woorden van Nachmanides bewijzen dat als David geen mannelijke prinsen had voortgebracht, het koningschap naar een vrouwelijke afstammeling van David zou gaan. Zij zou dus koningin kunnen worden. Zij kan het koningschap op haar beurt weer vererven aan haar zoons. Rav Ovadia Joseefs redenering luidt als volgt:”Als het al bij koningschap theoretisch mogelijk is dat een vrouw dit hoge ambt bekleedt, dan is het toch zeker dat alle andere vormen van autoriteit open moeten staan voor vrouwen.”

Toezichthoudster en de Knesset
De Amerikaanse Rabbi Mosje Feinstein moest eens beslissen over de positie van toezichthouder op de verwerking van kosjere producten. De man van de vrouw waar het om ging, was overleden. De weduwe kon financieel het hoofd niet boven water houden als zij de baan van haar man als kosjere toezichthouder niet zou mogen overnemen. Dit is zeker een autoriteitspositie waarbij men zelfs tegen de zin van de opdrachtgevers en bazen moet ingaan als dingen niet volgens de regels van de kasjroet (de kosjer eten voorziening) zouden verlopen. In feite stond Rabbi Mosje Feinstein deze zaak toe. Hij werd aangevallen door een collega-Rabbijn die zei dat als vrouwen toegelaten worden tot machtsposities dit in feite een dispensatie betekent voor toelating van vrouwen tot het Israëlische parlement, de Knesset. Een vrouw kan op dezelfde gronden als voor een toezichthoudster voor het kasjroet, worden aangesteld in het parlement of in de regering.

Rabbi Mosje Feinstein reageerde met de opmerking dat wij niet verantwoordelijk zijn voor de regeringen en hun politiek. Maar ook Rabbi Mosje Feinstein bevestigde, dat een kosjere vrouw te prefereren is boven een niet-kosjere man. En hierbij gelden (helaas) geen objectieve maar relatieve standaarden. Degene die het Jodendom het meest reëel, serieus en positief weet uit te dragen, verdient de voorkeur, aldus deze autoriteiten.

©Dayan mr. drs. R. Evers