Religieuze reacties op de Holocaust

Geschreven door Dayan mr. drs. R. Evers

“Ik ben zelf verschillende malen in Yad Vashem geweest. Een zeer sterke ervaring kreeg ik, toen ik een hele tijd stil stond in het Spiegelmonument voor de kinderen. Ik keek naar de brandende kaarsen die weerspiegeld werden in de spiegels. Andere mensen schuifelden mij voorbij en ik luisterde naar de monotone stem die de namen en de leeftijden van de kinderen voorlas, eindeloos. De tranen stroomden over mijn wangen. Ik moest denken aan G’ds belofte aan Abraham, dat zijn nageslacht talrijk zou zijn als de sterren van de hemel. Hier zag ik duizenden sterren, maar ze stonden symbool voor de uitgedoofde en verwoeste levens van G’ds kinderen. Verdoofd liep ik weer naar buiten, de felle zon scheen in mijn ogen. Toen mijn ogen aan het licht gewend waren, zag ik de afgeknotte palen met daarachter het mooie landschap. Afgelopen levens. Peilloos diep lijden” (Dr. E. van der Linden).

Het ‘waarom’ van de Holocaust zullen wij nooit kunnen beantwoorden. Niettemin is er rond de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog een hele theologie, ja zelfs een hele industrie ontstaan, die schrijvers, onderzoekers, filmproducenten, monumentenontwerpers, museabesturen, conferentieorganisatoren en politici bijna een dagtaak bezorgen. Theologen hebben in het verleden gepoogd antwoorden te vinden op het onbeantwoordbare. Religieuze antwoorden werden weinig gehoord in de publieke arena.

Waar was de mens in Auschwitz ?
De religieuze uitdaging ontspruit niet uit de vraag `Waar was G’d in Auschwitz’ maar eerder uit de vraag ‘Waar was de mens in Auschwitz?’. De orthodox-religieuze leiders hebben nauwelijks publiekelijk gereageerd op de brandende vragen, die velen tot op de dag van vandaag bezighouden. Het lijkt erop alsof de orthodoxie ervan uit gaat, dat de mens na de Tweede Wereldoorlog niets veranderd is. Dit is vreemd omdat juist het Tora-jodendom het zwaarst gehavend uit de oorlog te voorschijn is gekomen. De bakermat van het religieuze jodendom, jesjivot en leidende Rabbijnen van Litouwen tot Roemenië, werd naar schatting voor negentig procent ‘ausradiert’. De resterende tien procent van deze orthodoxie, die over de hele wereld uitwaaierde, heeft weinig blijk gegeven van een speciale ‘herdenkingsbehoefte’ om uiting te geven aan hun rouwgevoelens in speciale gebeden of nieuwe bezinningsdagen ter ere van de miljoenen martelaren.

Dit is vreemd omdat het overlijden van grote Tora-geleerden vele honderdduizenden gelovigen op de been brengt. Nog niet zo lang geleden bewezen 300.000 gelovigen de laatste eer aan de befaamde Rabbijn Sjelomo Zalman Aucherbach z.ts.l., veel meer mensen dan er bij de begrafenissen van leidende politici aanwezig waren. Tijdens de Holocaust kwamen er honderden van deze geleerden op de meest gruwelijke wijze om…Waarom laat de orthodoxie de herinnering aan hun collectieve martelaarschap onberoerd liggen?

De verwoesting van de Tempel
De orthodoxie treurt en beweent haar verliezen op andere wijze. Kenners van de geschiedenis weten, dat de Holocaust een reeks vervolgingen in het christelijk Europa afsluit, die feitelijk begonnen is met de Choerban HaBajit, de verwoesting van de Tempel in het jaar 70 n.d.g.j. Een eindeloze reeks pogroms, van de moordpartijen van Romeinen, de Kruisvaarders tot de slachting onder Bogdan Chmielnitzky (1648). Op Tisja beAw zitten wij treurend in de synagogen op de grond en vasten wij. Onder het klagend zingen van treurgebeden huilen wij om alle offers, die het Joodse volk heeft moeten brengen in de loop der eeuwen. Wij verzorgen ons niet, wassen en scheren ons niet om geen afleiding te vinden in kletspraat. Tisja beAw is een climax. Midden in de zomer luisteren wij gedurende drie weken voor Tisja beAw niet naar muziek, vieren wij geen feesten en beperken wij handel en reizen. Negen dagen voor Tisja beAw eten wij geen vlees en drinken wij geen wijn meer en wassen wij onze kleren niet om ons geestelijk voor te bereiden op de psychische confrontatie met de nationale rampdag voor het Joodse volk. Misschien toch een eye-opener voor de moderne mens, die éénmaal per jaar om acht uur ’s avonds slechts één of twee minuten stilte in acht neemt. Tisja beAw is het de hele dag stil…

Verraden door het westerse vernisje beschaving
De naweeën van de Holocaust houden met name de Israëlische orthodoxie stevig in hun greep. Zij demonstreren niet zo luidruchtig met ‘Nooit meer Auschwitz’, dat is waar. Zij voelen zich verraden door het westerse ‘vernisje beschaving’ en hebben zich hier massaal van afgekeerd. Voor hun gevoel is de Joodse opdracht om ‘een banier voor de volkeren’ te zijn als morele trendsetters even in de ijskast gezet. Meer dan ooit tevoren heeft de Holocaust de Joodse energie naar binnen gekeerd. Het heeft zijn vruchten afgeworpen. Nog nooit eerder hebben wij zo’n massale terugkeer tot het traditionele Jodendom gezien als juist in onze dagen. Een verlate reactie op de Holocaust.

Andere reacties
Er zijn ook andere reacties. Ik geef u de reactie van Imre Kertész: “Ik moet altijd en overal alleen maar denken aan Auschwitz. Zelfs als ik ogenschijnlijk over iets anders praat, heb ik het over Auschwitz. Ik ben een medium van de geest van Auschwitz, Auschwitz spreekt via mij. Daarmee vergeleken vind ik alles nonsens. En echt niet alleen om persoonlijke redenen. Auschwitz en alles wat ermee te maken heeft (maar wat heeft er niet mee te maken?), [Auschwitz] is het grootste Europese trauma, ook al duurt het misschien nog eeuwen en eeuwen tot men zich daarvan bewust wordt. En als dat niet gebeurt, maakt het sowieso niets meer uit.”

Auschwitz staat voor het ultieme kwaad dat mensen elkaar kunnen aandoen: de ontmenselijking van de ander, de systematische vernietiging van een groep op basis van ras, geloof en geaardheid, waarvan in de Tweede Wereldoorlog voornamelijk de Joodse bevolking het slachtoffer werd.

Wij leven nu in een andere tijd, maar angst en wantrouwen jegens de ander zijn sindsdien niet zo groot geweest. Angst en wantrouwen brengen mensen ertoe zich terug te trekken in de eigen groep, met uitsluiting van anderen. Als die uitsluiting maar ver genoeg gaat, ontstaat er een ontmenselijkt beeld van de ander, verdwijnt de zorg voor de ander uit het blikveld. Nooit meer Auschwitz betekent: alle alledaagse moraal waarin de zorg voor de ander uitdrukkelijk een rol speelt en waarin solidariteit zich niet beperkt tot de eigen groep. Nooit meer Auschwitz betekent: zorg dat mensen niet van hun menselijkheid ontdaan kunnen worden.

Maar, Imre Kertész zegt ook: “Houd nu eindelijk eens op (…) te zeggen dat Auschwitz niet verklaard kan worden, dat Auschwitz het product is van irrationele, met het verstand niet te vatten krachten, want voor het kwaad is altijd wel een rationele verklaring te geven. (…) Wat werkelijk irrationeel en onverklaarbaar is, is niet het kwaad, maar daarentegen het goede.” En Kertész wijst erop dat er zelfs in concentratiekampen, zelfs in Auschwitz mensen waren die anderen hielpen, die zelfs in het kamp vasthielden aan de alledaagse moraal, de zorg voor de ander, en die daarmee de ontmenselijking tegengingen.

De vreemdeling
Darrell J. Fasching, docent religiestudies in Tampa, Florida, is van mening dat de christenen na de Holocaust een verplichting hebben om hun falen om tijdens de Sjoah de kant te kiezen van hun Joodse broeders en zusters te bespreken. Fasching staat een nieuwe ethiek voor die veel meer plaats geeft aan de vreemdeling. Het gaat om de manier hoe een maatschappij met zijn vreemdelingen omgaat. De Bijbelse ethiek draait om het gebod om de vreemdeling binnen te halen en welkom te heten. Maar liefst 36 keer staat er in de Tora een beroep op ons vermogen “om ons te identificeren met de vreemdeling”. De vreemdeling zorgt ervoor dat wij een open horizon houden. De vreemdeling is degene die “juist door zijn of haar verschillend- of anderszijn onze identiteit ter discussie stelt”. We zoeken naar een wereld van gelijksoortigheid maar de vreemdeling is degene die voorkomt dat wij opgesloten worden in onze eigen identiteit. Echt geloof is gebaseerd op “onze bereidheid vreemdelingen en de twijfels die hun vreemde verhalen teweegbrengen welkom te heten”. Daaraan kunnen wij afmeten of ons geloof inderdaad waar is. De toetssteen van een rechtvaardige maatschappij is af te meten aan de vraag hoe wij open staan voor de vreemdeling: “Want wanneer wij de vreemdeling welkom heten, komt de heerschappij van G’d nabij en worden alle dingen mogelijk”.

Fasching houdt christenen de spiegel voor en stelt de Joods religieuze vermetelheid en godsdienstige moed aan de orde. Het Jodendom stelt niet alleen vragen maar gaat G’ds verantwoordelijkheid niet uit de weg: Rabbi Levi Jischak van Berditjev daagde het Opperwezen als het ware voor het Hemelse gerecht.

G’d staat niet buiten het lijden, maar is lijden straf?
Een andere reactie is van dr. E. van der Linden in een briefwisseling met professor van Beek: “G’d staat niet buiten deze bittere realiteit. Hij is bij de verwoeste levens. (…) Ook ik ervaar de Bijbelse werkelijkheid als een zeer weerbarstige. G’d is voor mij geen mooi weer G’d. G’d verdampt niet in mooie religieuze idealen. De G’d van Israël is voor mij realiteit in een wereld vol lijden en onmenselijkheid. Naast Job staat echter het Hooglied. Naast de klachten van Jeremia staat het eerste scheppingswoord van G’d: ‘Licht!’ Het ene moet je niet tegen het andere wegstrepen. De Bijbelse realiteit, net als onze realiteit, is die van lijden en leven, van ondergang en opstanding, van de geest van de vernietiging en de geest van vuur en hoop. Er is chaos, leegte en duisternis, en er wordt licht geroepen in ons bestaan. De stem van Prediker moet gehoord, maar ook het liefdeslied van Hooglied. Ook ik wil niet geloven in een eigengemaakte G’d die bij mij past. Wel in een G’d die op een of andere wijze ook in die hel aanwezig was”.

De kedosjiem paradox
Een typisch orthodoxe benadering komt van Rabbi Aharon Lopianski, die bespeurt dat maar weinig mensen inspiratie kunnen halen uit de dood van de zes miljoen. Joden uit de Middeleeuwen kozen voor de galg boven het kruis. Zij waren bereid hun leven te geven voor de heiliging van G’ds Naam. De slachtoffers van de Holocaust hadden echter weinig keus. Hoe kunnen wij hen kedosjiem (heiligen) noemen? G’d is onveranderlijk. Wat we ook doen, het maakt G’d in feite niet uit. Toch kunnen wij het niveau van openbaring van G’ds aanwezigheid in deze wereld wel degelijk beïnvloeden. Als iemand in het openbaar schaamteloos zondigt, is dat een geloofsverzwakking. Wanneer iemand een grote religieuze daad doet, kan dat heel veel inspiratie wekken.

Iedereen heeft de macht en de kracht om het G’ddelijke licht in deze wereld te brengen of door een chiloel Hasjeem, ontwijding van G’ds Naam, G’ds schijnende aanwezigheid, te verminderen. Kiddoesj Hasjeem is daar waar men mitswot met grote opofferingsgezindheid vervult. De mitsva dient als middel om G’ds aanwezigheid in ons midden te openbaren.

Passieve kiddoesj Hasjeem
Er bestaat ook een passieve vorm van kiddoesj Hasjeem. Toen Aharons zonen Nadav en Avihoe stierven zei G’d: “bikrovai ekadeesj” – door degenen die Mij nabij zijn word Ik geheiligd. Nadav en Avihoe werden verteerd door een Hemels vuur bij de inwijding van de Misjkan (Tabernakel). Wat ze nou precies misdeden is niet zo duidelijk. Hun heiligheid was zo groot dat ze zelfs boven Mosjé en Aharon stonden. Nadav en Avihoe, en niet Mosjé en Aharon, werden gekozen om kedosjiem, heiligen, te zijn. Hoe moeilijk dit misschien ook te begrijpen is toch geldt, dat G’d verheven en ontzagwekkend wordt wanneer Hij Zijn tsaddikiem kastijdt. Door het ondergaan van de G’ddelijke straf worden zij instrumenten in de heiliging van G’ds Naam. Er bestaan verschillende types van kiddoesj Hasjeem. Wanneer iemand G’ds Naam heeft ontwijdt kan hij alleen door de dood worden vergeven. Hij heeft hoogmoedig zijn hand opgeheven tegen G’d en alleen wanneer hij tot niets vergaat is het juiste perspectief herstelt.

In de Talmoed staat: `Elke knie zal voor U buigen: dit is de dag van de dood’. In de dood zagen onze Wijzen het ultieme buigen voor de Almachtige. ‘s Mensens sterfelijkheid is G’ds Eeuwigheid, hun vergaan G’ds onveranderlijkheid. Onze tijdelijkheid komt in de dood naar voren. Wanneer men kaddiesj zegt na een overlijden brengt deze intieme ontmoeting met de dood de mens dichterbij het gevoel dat deze wereld door G’d geschapen is en in overeenstemming met Zijn Wil wordt geregeerd. De nabestaanden benadrukken in kaddiesj hun nederigheid en G’ds eeuwige heiligheid. Als dit overlijden anderen dichter bij G’ds Almachtigheid brengt is dat een grote verdienste voor de overledene.

Wat is de passieve kiddoesj Hasjeem? De kiddoesj Hasjeem van het Joodse volk is de verwerkelijking van de boodschap:

“Je zult een ontzetting zijn voor alle volkeren van de aarde” (Dewariem 28:25);
“Je zult tot verbazing tot spot en tot hoon worden voor alle volkeren waarheen de Eeuwige, je G’d je zal wegvoeren” (ibid., vers 37);
“Waarom heeft de Eeuwige zo met dit land gedaan, wat mag wel de oorzaak zijn van deze geweldige, ziedende woede? En dan is hun antwoord: ‘omdat ze verlaten hebben het verbond met de Eeuwige, de G’d van hun ouders…’” (ibid., 29:23-24)

Wanneer het Joodse volk zwaar en vreselijk gestraft wordt zodat voor bijna iedereen G’ds Hand daarin zichtbaar wordt, moeten we ons afvragen: “Waarom heeft G’d ons dit aangedaan?” De Sjoa kon nauwelijks ergens anders aan worden toegekend dan deze vraag. De vraag is niet “Waar was G’d in Auschwitz”, maar “Waarom was G’d in Auschwitz?”

Middenin het Grodno getto hield Reb Mottel Pogremanski vaak drosjes: “Ik zie geen Duitsers marcheren. Ik hoor hun geschut niet. Maar wat ik wel zie, zijn stukken uit Tenach. Ik hoor de stem van G’d van het ene einde van het getto naar het andere: ‘Zowaar ik leef, zegt G’d, met sterke hand en uitgestrekte arm en een vloed woede zal ik heersen over u … Ik zal u verzamelen van de landen waar naartoe u verdreven was … Tot een wildernis van een volk en ik zal daar persoonlijk met u twisten’ (Jechezkel 20:33-36). Als wij G’ds regering vanzelf geaccepteerd hadden, had het allemaal niet zo ver hoeven komen. Maar wij deden dit niet en G’d moest Zijn heerschappij over ons afdwingen”.

In Reb Mottel’s woorden weerklinkt de roep van de profeet: “Want jullie zeiden: ‘Laten we zijn zoals alle volkeren…’ Daarom zwoer G’d: ‘Zowaar Ik leef … met sterke hand … en een vloed van woede zal ik heersen over u’” (ibid. 32-33). In plaats van een koninkrijk van priesters en een heilig volk te worden wilden wij de volkeren imiteren. Wij werden terecht gewezen door Duitsland.

“Bikrovai ekadeesj” wordt zichtbaar voor de hele mensheid. Helaas niet uit vrije wil maar gedwongen werden wij onderworpen aan G’ds heerschappij. Dit omvat iedereen, van de heiligste tot de meest onschuldige. Onze opdracht is niet onszelf te verdedigen of te wreken. Wij zijn de generatie die gezien heeft wat “bikrovai ekadeesj” betekent. Als wij hiervan niets leren, dan maakt het inderdaad niets meer uit. Dan was het allemaal voor niets. Wij moeten hier iets van leren, wij hebben iets geleerd, aldus Rav Lopianski. Het Jodendom is sterker dan ooit tevoren.

Bronnen:
J. Blauw, recensie “Vreemdeling na Auschwitz” van D.J. Fasching
Dr. E. van der Linden, briefwisseling met professor van Beek
Rabbi A. Lopianski, “The Six Million Kedoshim”

©Dayan mr. drs. R. Evers