Wie bracht het werkelijke offer

Geschreven door Dayan mr. drs. R. Evers

Op Rosj Hasjana lezen we uit de Tora verschillende highlights uit het leven van onze Aartsvaders. De grootste test van Avraham was de offerande van Jitschak, de Akeda. Wat een beproeving! Voor deze zoon had hij zijn hele leven gedavvend (gebeden). Maar wie bracht nu eigenlijk het werkelijke offer, Avraham of Jitschak?

Hoe vreselijk het ook is om getuige te moeten zijn van een slachting van een mens, toch is het echte slachtoffer degene die op het altaar wordt gebonden! Jitschak uit geen enkel protest. Hij was 37 jaar oud. Toch doet hij geen beroep op Avrahams medelijden. Sterker nog, in de episode van de Akeda staat drie keer het woord ‘jachdav-samen’. Dit betekent dat Avraham en Jitschak met gelijke gevoelens en intenties op weg waren naar de offerande.

Jitschaks niveau mag niet worden onderschat. Daarom heet de offerande ook de Akeda van Jitschak. Maimonides legt het verschil tussen Avraham en Jitschak uit. Avraham was degene die G’ds opdracht zelf vernomen had. Het was de waarheid van zijn eigen profetie die hem nu dwong te handelen. Zou Avraham niet die volledige waarheid van zijn eigen inspiratie hebben gevoeld, dan zou hij niet alles hebben opgeofferd waarvoor hij zijn hele leven had gestreden. Altijd had hij mensenoffers veroordeeld! Kinderoffers waren hem totaal vreemd, hoewel deze gebruikelijk waren in zijn tijd.

Maar heeft Jitschak iets direct van G’d gehoord? Nee! De enige van wie hij begreep dat hij geofferd zou worden was zijn vader Avraham. Was Jitschak misschien een willoos kind? De tekst van de Akeda lijkt dit niet te bevestigen. Of ze onderweg gesproken hebben, vermeldt de Tora niet. Maar op de derde reisdag begint Jitschak te spreken. De tekst begint met wajomer – ‘En hij sprak tot zijn vader’ (22:7). De woorden van Jitschak worden echter niet geciteerd. Wel volgt er een tweede wajomer: wajomer avi (en hij zei: mijn vader). Pas wanneer Avraham in dezelfde vers Jitschak beantwoordt met: “Hier ben ik”, is Jitschak in staat zijn vraag te formuleren: “En hij zei: ‘Zie hier is het vuur en het hout, maar waar is het lam voor het brandoffer?” (22:7).

Jitschak wordt zich steeds bewuster van de situatie. Eerst opent hij zijn mond maar kan geen woord uitbrengen. Is het inderdaad waar dat zijn lieve vader hem naar de slachtbank leidt? Hij kan zijn vraag niet eens formuleren. Jitschak begint maar breekt zijn vraag middenin af. De tweede keer zegt hij alleen “Mijn vader”. Meer kan hij niet uitbrengen. Jitschak was bekend met de kinderoffers voor de Moloch maar kon zich niet voorstellen dat deze reis zou culmineren in een mensoffer. Dit was onvoorstelbaar in het huis van Avraham. Jitschak probeert het voor een derde keer en vraagt indirect. Avraham antwoordt indirect, dat “G’d Zelf het lam zal verzorgen als brandoffer, mijn zoon” (22:8). Bedoelde Avraham, dat zijn zoon als brandoffer gebracht zou worden? Als we verder kijken, zien we dat zij ‘beiden samen verder liepen’ (22:8). Wat is dat, samenlopen, als een van hen wellicht helemaal niet zal terugkeren?

Rasjie maakt duidelijk dat samen lopen betekent dat zelfs toen Jitschak begreep, dat hij op het altaar zou eindigen, zij nog steeds gelijk voelden en beiden bereid waren om deze onbegrijpelijke opdracht van G’d te vervullen. Juist Jitschak, die het gebod van zelfopoffering niet van G’d had gehoord, onderhoudt een diepe band met alle toekomstige generaties. Alle mensen, die in de loop der eeuwen het leven lieten, in de tijd van de kruistochten, op de brandstapels van de Inquisitie en gedurende de Holocaust, hadden zelf ook nooit gehoord dat zij hun leven moesten geven voor hun geloof. Avraham was de eerste Jood maar Jitschak was het begin van de Joodse traditie van kiddoesj HaSjeem – het heiligen van G’ds naam.