Wijsheden van Rebbe Menachem Mendel Schneerson

Geschreven door de redactie

Deze sectie zal regelmatig worden aangevuld met wijsheden van de Rebbe (1902-1994), de laatste Lubavitcher Rebbe.

Het kind in de volwassene
Een rabbijn op leeftijd was op een avond aan het spreken en lernen met een aantal volgelingen, toen de verfrissingen opraakten. De aanwezigen legden snel geld bij elkaar, maar na veel gepraat bleek dat niemand zin had de straat op te gaan om iets te eten en te drinken te halen. “geef dat geld maar aan mij”, zei de rabbijn, ‘een van mijn kinderen staat buiten op mij te wachten. Hij zal met plezier even naar een winkel lopen.’ Toen de rabbijn na een poosje nog niet terug was, begrepen zijn leerlingen dat hij er zelf op uit was gegaan. Met schaamte op hun gezichten bleven zij wachten totdat hij was teruggekeerd.

‘Waarom hebt u niet de waarheid gesproken’, vroeg een van de aanwezigen. ‘Ieder van ons zou zonder bezwaar uw plaats hebben ingenomen’.

‘Ik heb de waarheid gesproken’, antwoordde de rabbijn. ‘Toen ik ouder werd, heb ik besloten de kinderlijke aspecten van mijn karakter nooit op te geven. Het is overbodig te zeggen dat het niet altijd passend is te handelen als een kind, dus als wij samen lernen, laat ik het kind in mij buiten staan. Maar daar staat het altijd op mij te wachten.’.

(Bron: “Zinvol leven; de wijsheid van de Rebbe Menachem Mendel Schneerson”)

Genezing
“Een gezond functionerend lichaam is afhankelijk van een gezonde, goed functionerende ziel”
– Rebbe –

Je mag niet met je lichaam omgaan zoals het jou goeddunkt. Jouw lichaam is van Hasjem. Hij heeft jouw lichaam gegeven als voertuig voor jouw ziel. Daarom moet jij jouw lichaam goed verzorgen en mag jij jouw lichaam geen kwaad doen, zoals je een ander niet kwaad mag doen. Het is een mitswe goed te eten, te rusten en fysiek in vorm te blijven mits het geen overdreven aandacht voor het lichaam wordt. De grootste waarde van een gezond lichaam is dat in staat bent geheel op jouw ziel te richten, jouw G’ddelijke opdracht in de wereld te vervullen en zo een zinvol leven te lijden.

Goede gezondheid is een gezonde ziel in een gezond lichaam. Het is aangetoond dat positieve en optimistische ingestelde mensen een krachtiger immuniteitssysteem hebben. Ook wordt het steeds meer bekend dat iemands gezondheid beïnvloed wordt door G’dsvertrouwen. Visa versa is ook aangetoond. Daarom is het een mitswe zieke mensen te sterken met hoop en vertrouwen op een goed herstel.

Zoals het lichaam door stoffelijk voedsel in stand wordt gehouden, zo heeft de ziel geestelijk voedsel nodig. Geestelijk voedsel is onder andere:

Bewust zijn van de levensopdracht,
Bewust van de aanwezigheid van Hasjem zijn,
Lernen,
Dawnen,
Deugdzaam handelen in contact met Hasjem,
Vervullen van morele- en spirituele verplichtingen,
Als we voor het slapen nederig hopen dat Hasjem onze daden van de dag zal goedkeuren, zal onze ziel tijdens de nacht zich aan de spirituele bronnen verkwikken zodat wij aanstelen.
Een ernstig zieke man had de keus tussen twee artsen:

G’dsvrezende arts, maar minder deskundig,
Deskundige arts, maar niet G’dsvrezend.
De man vroeg aan de rabbijn tussen welke arts hij moest kiezen. “Ga naar de arts met de beste reputatie,” antwoordde de rabbijn, “want Hasjem heeft de arts toestemming verleend met zijn medische kennis genezing te brengen. Degene die het meest deskundig is, zal het beste op zijn taak berekend zijn.”

Een zieke mag niet zelfdokteren en moet bijtijds de arts raadplegen. Het is bij ernstige ziekte raadzaam altijd een second opinie te vragen.

Het is de arts niet door Hasjem gegeven iemand ongeneselijk ziek te verklaren. Hiermee verzwakt hij de hoop van een patiënt. Immers er staat in Sjmot/Ex. 15:26 geschreven dat Hasjem onze Arts is. De artsen moeten van doordrongen zijn dat zij slechts instrumenten van Hasjem zijn.

Bij ziekte of door een getroffen ongeval mogen wij geen medische hulp weigeren of ons van geneeskunde afkeren. Hasjem heeft bepaalde stoffen geschapen om te kunnen genezen. Hij gaf ons inzicht hoe wij deze stoffen moeten verbinden, chemische stoffen te manipuleren waardoor wij medicijnen kunnen samenstellen. We moeten dit accepteren.

Roekeloze toepassing is ontheiliging van het bestaan van de middelen.

Van oorsprong bijten lichaam en ziel elkaar, maar zij moeten elkaar leren waarderen. Ze hebben elkaar voor een gezond leven nodig. Het lichaam dient de ziel als hoger gezag te erkennen. Deze erkenning is de sleutel van een goede gezondheid.

Een bestuurlid van een ziekenhuis kwam bij de Rebbe voor een zegen. Hij vertelde dat hij in een ziekenhuis werkte. De Rebbe gaf hem ter overweging dat hij het beter “huis van genezing” in plaats van “ziekenhuis” kan noemen. Als een patiënt naar het ziekenhuis gaat, voelt hij dat hij een huis van genezing binnengaat. Zijn geest zal hierdoor gesterkt worden waardoor het genezingsproces bespoedigd zal worden.

(Bron: “Zinvol leven; de wijsheid van de Rebbe Menachem Mendel Schneerson”)

Zielsverwantschap binnen een huwelijk
Een geleerde die in aanzien stond, dacht na over het huwelijk, en besefte dat de G’ddelijke energie die nodig is om de twee tegengestelden in harmonie te brengen, zich voortdurend moet vernieuwen. Toen hij dit inzicht met een collega deelde, zei deze: “geluk”gewenst!” “waarom feliciteer je mij?” vroeg de geleerde. “Omdat ik uit je inzicht concludeer dat je huwelijk zich ieder moment vernieuwd. Dus: Mazzaltovv! Je bent zojuist opnieuw in het huwelijk getreden.”

Hasjem heeft de mens in eenheid geschapen en heeft ze in tweeën gekliefd: twee mensen die samen kunnen gaan om een eenheid te vormen. Man en vrouw worden tot elkaar aangetrokken, omdat zij zich los van elkaar niet compleet voelen. De mens blijft zoeken naar zijn wederhelft. Jouw wederhelft en jij verenigen zich met G’d.
De sleutel tot een gelukkig huwelijk zit hem in het aanvaarden van de heiligheid van het huwelijk. Naast dat man en vrouw met elkaar verenigd worden, zo wordt er nog een derde dimensie aan het koppel toegevoegd: G’d. De Hebreeuwse woorden voor man en vrouw bevatten beide het woord vuur. Zij bevatten ook andere letters die in combinatie van G’ds Naam vertegenwoordigen. Zonder Hasjem is man en vrouw als twee vuren die elkaar zullen verteren. Door één te worden, worden zij verneigt door een onzichtbare, verborgen band die hun eenheid en hun huwelijk veer groter maakt dan de som der delen.

Een ongetrouwde jonge vrouw sprak met de Rebbe over enkele mogelijke huwelijkspartners, van wie de namen haar waren genoemd. Zij liet de Rebbe weten dat zij zich tot geen enkele aangetrokken voelde. De Rebbe glimlachte. Hij zei:
“Je hebt te veel kasteelromannetjes gelezen. Liefde is iets anders dan die overweldigende, verblindende emotie die we in de wereld van de fictie tegenkomen. Echte liefde is een gevoel dat in de loop der jaren in kracht toeneemt. Het zijn alledaagse dingen die de liefde tot bloei brengen. Het gaat erom te delen, voor elkaar te zorgen en elkaar te respecteren. Echte liefde is: samen een leven, een gezin en een thuishaven opbouwen. Wanneer twee levens met het verstrijken van de tijd een eenheid gaan vormen, bereik je punt waarop de beide partners zich een deel van de andere voelen, en geen van beide zich nog een leven kan voorstellen zonder die ander aan zijn of haar zijde.”

Omdat man en vrouw biologisch, emotioneel en psychologisch opzichten verschillen, moeten zij zich eeuwig binden met de kracht van G’d. Deze levenslange band betekent toewijding van het koppel aan Hasjem en Zijn tijdloze wetten. Man en vrouw moeten in hun verbintenis G’d verwelkomen in hun levens aan eeuwige waarden te wijden, door zich te binden aan een aanwezigheid die hoger is dan de eigen aanwezigheid, en door de G’d te erkennen die hen als twee helften van één ziel heeft geschapen. Wil je een huwelijk een grote kans van slagen hebben, dan moeten wij eerst leren zien wie wij in wezen zijn: een ziel omhuld door een lichaam. Als je in vrede met jezelf leeft, als je lichaam en ziel bij vervullen van jouw levenstaak op elkaar zijn afgestemd, dan is de slagingskans door jouw uitgangspunt om de juiste zielsverwant te vinden hoger. Onze ziel die zonder de ander incompleet voelt, vraagt van ons de zoektocht naar onze andere helft op ons te nemen. Daarom moet lichamelijke aantrekkingskracht niet het enige richtpunt van onze zoektocht zijn, want lichamelijke aantrekkingskracht is een bevestiging dat de ziel naar die twee-eenheid verlangt. Lichamelijke aantrekkingskracht is het belangrijkste hulpmiddel om het uiteindelijke doel te bereiken: het koesteren van een relatie tussen een man en een vrouw. De mate van zielsverwantschap bepaalt of er sprake is van een serieuze verbintenis, niet oppervlakkigheden. Het is daarom heel belangrijk om te weten hoe de ander over G’d denkt en welke levensdoelen hij of zij stelt. dit zijn de vragen die in jouw leven en in jouw huwelijk van belang zijn.

Een huwelijk bezit vitaliteit, wordt voortdurend gevoed en gestimuleerd. Een goed huwelijk heeft een overdaad aan vertrouwen. Het vertrouwen is een solide basis die een huwelijk in tijden van crisis kan dragen. Beschouw jouw huwelijk als een zaak van levensbelang. Het is een verbintenis tussen jou, jouw partner en G’d, want de eenheid die door het huwelijk wordt geschapen – de verbintenis tussen man, vrouw en G’d – versterkt de eenheid en de liefde in huis en haard. Deze eenheid is toonaangevend voor de manier waarop elk kind opgroeit en zelf weer liefde uitstraalt. Een dergelijke verbintenis vormt een bron van licht die haar schijnsel over de hele wereld verspreidt.

Een geslaagd huwelijk is een relatie waarin G’d wordt verwelkomd.

(Bron: “Zinvol leven; de wijsheid van de Rebbe Menachem Mendel Schneerson”)

Rosj Hasjana en Tesjoeva
Bij het becommentariëren van het vers Jesjajahoe 55:6 “Zoekt HASJEM terwijl Hij Zich laat vinden, roept Hem terwijl nabij is!”, merkt de Rebbe Z”L het volgende op Rosh HaShanah 18a: “Dit zijn de tien dagen tussen Rosj Hasjana en Jom Kippoer”. Deze dagen staan ook wel bekend als Aseres Yimei Teshuvah, de “Tien Dagen van Berouw”.
Enerzijds leert het dat de genoemde twee feesten geen onderdeel zijn van deze tien dagentelling, omdat er over “tussen” de twee feesten wordt gesproken, terwijl er wordt gezegd dat “deze dagen” waarin de twee feesten weer wel worden meegerekend, immers er zitten zeven dagen tussen Rosj Hasjana en Jom Kippoer. Klaarblijkelijk hebben Rosj Hasjana en Jom Kippoer aspecten van berouw, waardoor zij onderdeel van de “Tien Dagen van Berouw” zijn.

De mitswe van tesjoeva gaat voor alle andere mitswes omdat tesjoeva het nalaten van andere mitswes kan rectificeren. Daarnaast staat tijdens Rosj Hasjana de kroning van G’d als Koning centraal. Je kunt pas tesjoeva doen nadat jij Hem pas als Koning met Zijn regels erkent. Het resultaat van het opvlogen van G’ds Wil is het kleven aan G’ds geopenbaarde Wil. Deze factoren wijzen tevens het van de Joden ten aanzien van zichzelf en de wereld. De Joden zijn in staat om een zeker niveau een eenheid met G’d te bereiken. Immers zij creëren met Rosj Hasjana de gelegenheid om bij Hem een verlangen te ontlokken om over de wereld te heersen, in het bijzonder over de Joden.

Rosj Hasjana betekent “het Hoofd van het Jaar”. Eenvoudiger gezegd: “het Begin van het Jaar”. Het wordt „hoofd” genoemd omdat het hoofd de volgende kwaliteiten bezit:

het hoofd is superieur met betrekking tot andere lichamelijke delen
het hoofd bevat en omvat de het levenskracht die de rest van het lichaam animeert
het hoofd controleert en leidt onafgebroken alle andere delen van het lichaam.
Rosj Hasjana bezit dezelfde kwaliteiten:

de goedkeuring met betrekking tot het Koningschap van Hasjem over ons,
dat tot een niveau van dienstbaarheid (volgen van de mitswes na Tesjoeva) leidt,
wat weer een vereniging van Hasjem met Zelf betekent. Dit staat boven alle andere spirituele dienstbaarheden van de rest van het jaar.
Gebaseerd op Volume IV, blz. 1144-1146 van Likkutei Sichos.
Bron: chabad.org

Jom Kippoer
Het is gebruikelijk op deze dag om van iemand (gewoonlijk een mentor of ouder) lekach (zoete cake — betekent een zoet jaar)te vragen. “Vragen om lekach”, zo leert de Rebbe, op de vooravond van Jom Kippoer brengt in ons de erkenning dat alle onderhoud die wij tijdens de jaar – inclusief door onze eigen inzet – ontvangen in waarheid een geschenk van G’d is. Zoals er geschreven staat: “Hij die de wereld met Zijn goedheid, met gratie, met welwillendheid en met medelijden voedt”.

Bron: chabad.org

Sjabbat Bereesjiet
(©Chassidische kunstenaar Hendel Liberman)

Er bestaat een welbekende uitspraak van de Rebbes van Chabad is: „Sjabbat Bereisjiet heeft effect op het hele jaar en de toon die op Sjabbat Bereisjiet gezet wordt, heeft gevolgen voor het hele jaar.
Dit vereist een verklaring. Wat maakt Sjabbat Bereisjiet [de Sjabbat waarop de eerste afdeling van de Tora gelezen wordt] zo uniek? Waarom zou hetzelfde niet gelden voor de zo belangrijke dag van matan Tora (de dag waarop de Tora gegeven werd)? Voor wat dat betreft zijn al die sidrot, waar slechts eenmaal melding gemaakt wordt van bepaalde mitswot en andere begrippen, die niet ergens anders in Tora herhaald worden, niet minder belangrijk voor het hele jaar! Waarom is Sjabbat Bereisjiet dan zo buitengewoon dat alleen daarvan gezegd wordt dat het de kwaliteit van het hele jaar bepaalt?
Het begrip ‘In het begin bara (schiep ex nihilo, uit absoluut niets) G-d de hemel en de aarde’, betekent dat noodzakelijkerwijs de schepping een constant proces is, dat ieder moment plaats vindt (Tanja, deel II, hoofdstuk 2). Dat wil zeggen dat de unieke nieuwigheid van de ‘Zes Dagen van de Schepping,’ namelijk de verandering van het originele absolute niets in materie, iets is dat ieder moment continu doorgaat: op ieder tijdstip ontstaat er iets nieuws.
Het is in deze betekenis dat het vers ‘Voor altijd, Eeuwige, staat Uw woord in de Hemelen’ (Tehilliem/Ps. 119:89) uitgebreid verklaard wordt in de Tanja, deel II, hoofdstuk 3: strikt gesproken is ieder schepsel per se zelfs nu helemaal niets, en het bestaat alleen maar dankzij het feit dat G-d het continu doet ontstaan. Hieruit volgt dat ieder schepsel uiteindelijk G‑ddelijk is.
We kunnen nu begrijpen waarom Sjabbat Bereisjiet invloed heeft op het hele jaar. Want het bewustzijn van bereisjiet bara (in het begin schiep Hij) is de basis van de avoda [de dienst aan G-d] van de mens gedurende het hele jaar.
Wanneer een Jood zijn wereldlijke zaken moet transformeren in G-ddelijke instrumenten, mag hij dat als een moeilijke of zelfs onmogelijke taak beschouwen, tegenstrijdig aan de natuurlijke orde. In werkelijkheid echter: „Voor altijd, Eeuwige, staat Uw woord in de Hemelen’! Dat wil zeggen, er bestaat geen onafhanke­lijke wereld, maar alles bestaat slechts dank zij de Tien Uitspraken, waarmee de wereld werd geschapen (Pirke Avot 5:1). „De wereld werd geschapen met behulp van tien uitspraken,” d.w.z. de tien zinnen die in het eerste hoofd­stuk van Tora staan (Laat er licht zijn… Laat er een firmanent zijn, enz.). Alles is ontstaan en blijft bestaan dankzij deze tien uitspraken.
„En G-d zei: ‘Laat er licht zijn’, en er was licht.” Dit geldt natuurlijk voor de hele schepping. „De Heilige, geprezen is Hij, keek in de Tora (d.w.z. de Tien Uitspraken) en schiep de wereld.” (Zohar II:161a). De Tora ging aan de wereld vooraf (zie Bereisjiet Rabba 8:2), en in feite diende het als de blauwdruk voor de schepping van de wereld (id. 1:1). Met andere woorden, het universum werd geschapen en gevormd op basis van en aangepast aan de inhoud en eisen van Tora. Dit is wat we bedoelen, wanneer we zeggen: ‘De Heilige, geprezen is Hij, keek in de Tora en schiep de wereld.’ Welnu, wanneer de wereld, of de natuur, geschapen is in overeenstemming met de Tora, dan is het onmogelijk dat deze wereld strijdig zou zijn met Tora of een belemmering zou vormen voor de 613 geboden, die in diezelfde Tora staan.
Dus wanneer we ons herinneren en ons realiseren dat het bestaan en de realiteit van de wereld, alleen mogelijk is dankzij de Tien Uitspraken in de Tora (Tanja, deel II, einde hoofdstuk 1), dan realiseert men zich dat de wereld onmogelijk strijdig kan zijn met de mitswot. Want in dezelfde Tora staat: „Ik ben de Eeuwige je G-d” (Sjemot/Ex. 20:2; Dewariem/Deut. 5:6) en er staan ook de 613 mitswot in.

Wanneer de mens de Tora accepteert als de ware realiteit van de wereld, dan zal hij vanzelf aangespoord worden om uitspraken van onze Geleerden te citeren, of een hoofdstuk van de Psalmen, of een hoofdstuk Misjna of een hoofdstuk uit de Tanja, zelfs als hij op straat loopt en zich bezig houdt met zijn persoonlijke aangelegenheden, want de Tora wordt niet alleen in de synagoge of jesjiva geleerd, maar ook „wanneer je zit in je huis en wanneer je loopt over de weg” (Deuteronomium 6:7; zie Traktaat Joma 19b van de Babylonische Talmoed). Als men bepaalde afde­lingen van Tora uit zijn hoofd kent – zij het Psalmen, Misjna, Tanja, enz. – en die reciteert op gepaste tijden, zelfs op kan­toor of tijdens het werk,wanneer men wandelt of reist, komt dat niet alleen ten goede aan de Tora-studie, maar het is ook van onmeetbaar nut voor de persoon die dat doet en voor zijn omgeving. Het is een tegengif voor de spirituele ver­ontreiniging van de mens en de lucht om hem heen. Zie Hayom Yom, p. 10, en id. pp. 5, 9, 27 en 35, waar dit idee in detail wordt uitgelegd. Dus, met iedere goede daad doet de weegschaal voor de hele wereld doorslaan naar de kant van de verdienste (Kiddoesjien 40b). Met andere woorden, de erkenning van en de overpeinzing over de innerlijke betekenis van bereisjiet bara heeft effect op heel de Schepping, de totaliteit van ‘de hemelen en de aarde en al hun legioenen.’

De uitspraak dat ‘Sjabbat Bereisjiet invloed heeft op het hele jaar’ (Het woord sjana (jaar) is etymologisch familie van het woord sjinoei (verandering). Kol hasjana (letterlijk: heel het jaar) betekent dus ‘alle veranderingen en variabelen) betekent dus dat Sjabbat betrekking heeft op alle zaken, zowel spiritueel als fysiek.
De kennis en het bewustzijn dat ‘Voor altijd, Eeuwige, staat Uw woord in de Hemelen’ niet alleen betrekking heeft op de dienst van de mens, zijn spirituele aangelegenheden, verlost hem ook van zijn zorgen over fysieke aangelegenheden. Iedere bezorgdheid over de noden van ‘kinderen, leven of onderhoud’ (Mo’eed Katan28b) wordt veroorzaakt doordat men op dat moment vergeet dat alles van G-d afkomt, zoals in de Tanja wordt uitgelegd (Igeret Hakodesj Tanja deel IV, adf. XI). Als men zich steeds voor ogen houdt dat alles afkomstig is van G-d, weet men ook dat er niets slechts van Hem afkomstig is’. . „Uit de mond van de Allerhoogste komen geen slechte dingen” (Klaagliederen 3:38). [Van Boven daalt niets slechts af (Bereisjiet Rabba 51:3) en alles is goed, maar dat wordt niet begrepen ten gevolge van de enorme en overvloedige goedheid’ enz. (Igeret Hakodesj, afd. XI, zie daar]. Maar alleen goede dingen en dat sluit alle zorgen uit. Wanneer men zich dit feit realiseert, kan men, zelfs met het fysieke oog zien hoe zijn huidige situatie in feite goed is, in een duidelijke en voelbare manier van goedheid.

Bron: Hoor-Israël.org

De drie mysteries van het huwelijk
„Toen bracht Jitschak haar naar de tent van Sara, zijn moeder; hij huwde Rivka, ze werd zijn vrouw en hij beminde haar” (Bereesjiet/Gen. 25:67).

De cirkel vormt de grens tussen de afgebakende ruimte binnenin en de onkwantificeerbare uitgestrektheid daarbuiten; tussen het meetbare en het oneindige, tussen kennis en het onkenbare. Inderdaad, de cirkel zelf is een mysterie, met zijn waarde alleen onthuld via het raadselachtige pi, hetgeen geen getal is, maar een reeks van cijfers die zich uitstrekt tot een onpeilbare oneindigheid.

In de leringen van de Kabbala vertegenwoordigt de cirkel twee types van G-ddelijk licht: een doordringend innelijk licht (or penimie) en een transcendent allesomvattend licht (or makief). Het innerlijke licht beschrijft een stroom van G-ddelijke energie die zich aanpast aan de parameters van ons leven. De werking van de natuur bijvoorbeeld, of de processen van de geschiedenis zijn in werkelijkheid G‑ddelijke invloeden op ons bestaan, maar dit zijn G-ddelijke invloeden die een vorm en karakter hebben aangenomen die wij kunnen begrijpen, waarmee wij kunnen omgaan en die wij ons eigen kunnen maken. De Tora, welke de G-ddelijke wijsheid is en voelbaar gemaakt is voor de menselijke geest en die door de mens in praktijk kan worden gebracht, is een ander (zij het een meer verheven) voorbeeld van innerlijk licht.

Maar dan zijn er de bovennatuurlijke, supra-rationele manifestaties van G-ddelijk licht. We noemen hen wonderen, existentiële mysteries en ervaringen die ons verstand te boven gaan; we kunnen hen niet begrijpen of hen assimileren. We kunnen ze alleen maar accepteren en ons eraan onderwerpen. Dit wil niet zeggen dat het allesomvattende licht iets is dat buiten ons wezen is. In de woorden van de Tanya: het dringt tot onze realiteit door van hoofd tot voet, tot ons binnenste en de binnenkant van ons binnenste – het is net zo fundamenteel (inderdaad, meer fundamenteel) voor ons bestaan als het innerlijke licht. Maar zelfs als het ons wezen omringt, blijft het op een afstand van ons en buiten ons, terwijl het ons omsluit, maar ontsnapt aan onze pogingen om het te grijpen en het te definiëren.

De ziel van de mens, die geschapen was naar het beeld van G-d, straalt ook een innerlijk en een omhullend licht uit. Het manifesteert zichzelf via eindige en gedefinieerde functies, zoals zintuigen, talenten, intellect en gevoelens. Maar het vertoont ook alles te boven gaande krachten, zoals wil, verlangen, geloof en de capaciteit tot zelfopoffering. Dit zijn bovennatuurlijke en irrationele krachten, die de beperkingen van de fysica en de rede, en zelfs de axioma’s van het eigenbelang en het zelfbehoud tarten.

Drie cirkels
Het huwelijk is de meest bovennatuurlijke en irrationele inspanning die de mens onderneemt. Want wanneer twee individuen zich tot één vlees verenigen is dat een doorbreking van de wetten op de ego en de identiteit, die de existentiële regel, dat één en één twee is, logenstraft. Dus het is met het huwelijk dat wij G-d het meest evenaren, waarbij wij leven creëren en het tijdelijke tot iets eeuwigs maken (door te reproduceren: man en vrouw maken niet alleen een kind, maar zij maken ook dat dit kind de potentie heeft om op zijn beurt kinderen voort te brengen en dat zijn kinderen weer kinderen zullen voortbrengen, ad infinitum). Wanneer twee één worden, dan stijgen zij uit boven het oneindige en het sterfelijke, dan maken zij het potentieel van het oneindige en G-ddelijke in de mens vrij.

Het huwelijk vereist dus de activering van de allesomvattende krachten van allen die daarbij betrokken zijn. Er zijn drie partners bij een huwelijk: de man, de vrouw en G-d, en iedere partij draagt de supra-existentiële dimensie van zijn existentie bij.
Een huwelijk bestaat daarom uit drie cirkels: de vrouwelijke cirkel, de mannelijke cirkel en de G-ddelijke cirkel. De huwelijksceremonie begint ermee dat de bruid zeven keer in een cirkel om de bruidegom heen loopt, waarbij zij hem omwikkelt met het allesomvattende licht van haar ziel, en waarbij zij zich verplicht tot een band die alle rede en ego te boven gaat. De bruidegom doet vervolgens hetzelfde door haar vinger te omcirkelen met een ring, waarbij hij haar heiligt tot zijn vrouw. En dit alles gebeurt onder de choepa (het huwelijksbaldakijn), dat G-ds omarming van het paar met Zijn allesomvattende licht vertegenwoordigt, waarbij Hij hen in staat stelt uit te stijgen boven de begrenzingen van het ‘zelf’ en hen verenigt in het eeuwige bouwwerk van het huwelijk.

Bron: Hoor-Israël.org

Verjaardag
In 1992 is het jaar dat de Rebbe 90 werd. Zijn boodschap in verband met die betreffende verjaardag is: “Negentig is het getalsmatige equivalent van de Hebreeuwse letter die “Rechtvaardig” betekent. Wij moeten voortdurend streven naar meer rechtaardigheid. Vandaag moeten wij beter zijn dan gisteren en vandaag meten wij ons voorbereiden op een betere dag van morgen”.

Geboorte is een mysterieuze gegeven dat van bijna niets iets is geworden. Het wonder van de geboorte is, is niet experimenteel te herhalen, hoe knap onze wetenschap ook is. Het kind dat geboren is, is later waarschijnlijk ook in staat kinderen te krijgen. De geboorte geeft ons hierdoor ook toegang tot het oneindige, tot de eeuwigheid. We moeten ons vermogen om een nieuw leven te scheppen op waarde weten te schatten.

Geboren worden is jouw begin, een venster dat het uitzicht opent op een levensspanne, op de mogelijkheid om jouw unieke opdracht uit te voeren. Daarom moedigde de Rebbe het vieren van verjaardagen juist aan omdat een verjaardag een feestelijke herinnering aan het moment van de ziel is dat het reïncarneert en dus weer extra kansen krijgt haar taak te volbrengen. Je moet het gevoel krijgen alsof de wereld speciaal voor jou is geschapen. Tevens moet het jou herinneren extra naar jouw leven te kijken zodat het je doet besluiten nog harder jouw best te doen om jezelf in te zetten jouw taak in deze wereld te vervullen. Jouw verjaardag is een opfrisser, een kans op herstel, zowel materieel als spiritueel. Verricht op jouw verjaardag eens een goede daad waar duidelijk de goedheid spreekt. Zeg niet alleen dat jij dankbaar bent, maar toon de dankbaarheid door iets te doen wat je gisteren had nagelaten. En dan gewoon omdat jouw innerlijke goedheid, jouw ziel, haar dankbaarheid voor geboren-zijn en levend-zijn wil uiten.

(Bron: “Zinvol leven; de wijsheid van de Rebbe Menachem Mendel Schneerson” en Kabbalah voor Dummies van Arthur Kurzweil)

Tora: Hij praat tegen Zichzelf
De Tora is een interface; een raakvlak tussen het Oneindige en de Schepping. Voor de buitenkant spreekt het een menselijke taal. Aan de binnenkant is het een eindeloze diepte. Tracht je een van beide te grijpen, dan heb je niets. Tracht je beide te grijpen, dan heb je G’d Zelf. Tora is niet om dé waarheid te krijgen. Wanneer je in de Tora wordt ondergedompeld, zelfs wanneer je diep nadenkt over een vraag, zelfs wanneer je worstelt om alles te begrijpen, dan ben je al bij de Waarheid. De Tora gaat namelijk over het worden van de waarheid.

Hij praat met Zichzelf, onderhouden door Zijn eigen gedachten. De gedachten impliceren een achtergrond, wat de wereld is. De Tora zijn de gedachten an sich. En wij? Onze zielen zijn de “Zelf” met wie Hij spreekt.

(Bron: Chabad.org)

Erkenning van onze onbeduidendheid: Is het wel goed om klein te zijn?
Erkenning van onze onbeduidendheid: Is het wel goed om klein te zijn?
(Devorah: met de komende Pesach in het vooruitzicht, waar chameets [symbool voor de opgeblazen mens] uit onze huizen verwijderd moet worden en wij matzes [symbool voor bescheidenheid] eten, leek het mij zeer gepast om het volgende onderwerp van de Rebbe aan te snijden.)

Er was een hele grote man. De sterren waren als kleine lichtjes aan hemel die slechts enkele honderden mijlen boven hem prijkten. De aarde waarop de man stond, was slechts een kwart van omvang zoals wij nu kennen. Hij was zich hooguit bewust van het bestaan van honderdduizenden menselijke wezens (miljoen was in zijn woordenschat een onbekend fenomeen). Hij was duidelijk de belangrijkste in zijn omgeving, de stenen waren slechts stenen en de dieren waren slechts dieren. Ook was het duidelijk dat hij de kroon van de schepping was en dat alle andere dingen alleen maar bestonden om in zijn behoeften te voorzien. In de loop van de eeuwen kromp de mens. Zijn wereld werd groter en plotseling waren er andere mensen, andere wezens die zijn betekenis van bestaan verkleinde. Tegelijkertijd werd de mens kleiner, kleiner en nog kleiner, totdat hij een slechts een oneindig klein stipje in het heelal was, een ruimte die een geestverlammende extensie kende. Werd de mens nu nederiger? Minder verliefd op zichzelf?

Het interessante is dat het krimpen van de mens een tegenovergestelde effect had. Idealen zoals toewijding en offers doen zouden namelijk de “menselijke zwakheden” aantonen. Trots, een zonde, is een teken van gezond psyche. De mensen begonnen zich af te vragen of hebzucht inderdaad inferieur aan deugd was. Maar toen hebzucht een deugd werd, stopte dit argument.
Hoe komt het hoe meer wij onze onbeduidendheid steeds meer leerden waarderen, dat wij juist meer egoïstisch werden?

Wanneer we dit nader onderzoeken, zien wij dat dit geen paradox is. Een persoon die zichzelf als de kroon van de schepping ziet, dus als een wezen dat van kapitaal belang binnen het G’ddelijke Plan vormt, is gedreven om deze rol een goede invulling te geven en in dienst van dit Plan te staan. Iemand die gelooft dat alles bestaat om in zijn bestaan te voorzien, is gelijkertijd zeker dat zijn bestaan meer dan alleen “het bestaan” betekent. Anderzijds, wanneer een mens alleen onbeduidend is, dan heeft hij geen hoger doel: “ik ben niets” wat eenvoudig verwoord kan worden in “er is niets dán ik”
(aant. van Devorah: zie hiervoor Ejn ‘od: lett.: niets meer. Dwariem/Deut. 4:39. Wat betekent nu in de essentie ejn ‘od uit Dwariem/Deut. 4:39? Ejn ‘od mbt Dwariem/Deut 4:39 betekent dat naast G’d geen ander realiteit bestaat. Met andere woorden, wanneer iemand zichzelf betiteld dat er niets is, dan alleen hij, maakt hij zich schuldig aan afgoderij).

Toch moeten er gezegd worden dat een persoon die zijn wezen centraal zet, dat hij wars zou zijn van voor egoïsme en zelfoverschatting. Dat is niet juist. Noch is het juist te stellen dat het gevoel van inconsequentie niet samen met altruïstisch gedrag zou kunnen gaan. Het punt is dat het gevoel van onbeduidendheid een tegengestelde van egoïsme zou zijn. In tegendeel, de bron van arrogantie of nederigheid is afhankelijk hoe een persoon zijn eigenwaarde inschat. Rabbi Schneur Zalman van Liadi leert dat dit verschil in de twee Alefs zit. De ene is de grote Alef in de naam van ‘Adam in Kronieken 1:1 en de kleine ‘alef staat in de openingsvers van Wajjiqra’/Lev. 1:1, dat gerelateerd wordt aan de roep van Hasjems naar Mosje. Zowel Adam als Mosje waren beide grote mannen, beide waren ook van hun grootheid bewust. Adam was “naar het G’ddelijke beeld” met “G’ds handen” geformeerd, maar zijn zelfbewustzijn als kroon van G’ds Schepping leidde tot zijn zondeval. Mosje was heel goed op de hoogte van het feit dat hij de enige van álle schepsels ooit was die met Hasjem face to face (paniem ‘el-paniem ) gesproken heeft. Ook wist hij dat G’d Zijn wijsheid en Wil door hem heen communiceerde. Maar in tegenstelling tot de grote ‘Alef van Adam, riep deze wetenschap bij Mosje de zelfuitwissende ‘Alef van Wajjiqra’ op. Mosje voelde zich door zijn gaven onbeduidend, hij voelde zich nederig, wat zijn gelijkheid tot andere mensen bewees. Zoals de Tora nadrukkelijk zegt: “Mosje was de meest bescheiden man op aarde” (Bamidbar/Num. 12:3). Niét ondanks, maar wegens zijn grootheid.

De mens van weleer was zowel gezegend als vervloekt door het bewijs van zijn grootheid. De moderne mens wordt zowel gezegend als vervloekt door het bewijs van zijn onbeduidendheid. Onze uitdaging is om het beide als zegen te omarmen: onze kennis voor onze onbeduidendheid moeten wij aan onze grootheid koppelen. Om bescheiden geweldig te zijn is de grootste vorm van nederigheid.

(Bron: Chabad.org)

Zelfmedelijden

Zelfmedelijden is niets anders dan een impuls om jezelf te vernietigen. En dit is wat hij zegt:

“Zo ben jij gemaakt. Dit zijn de feiten van jouw situatie. Het is slecht. Slechter dan wie dan ook in de hele wereld. In feite is het zo slecht, dat het onmogelijk is om er iets te doen. En daarom je bent vrij van elke verantwoordelijkheid om het op te lossen. Niemand kan jou maar iets verwijten “.

Zelfmedelijden is een leugenaar en een dief.
Een leugenaar, omdat iedereen de kracht krijgt om zijn eigen rotzooi op te ruimen, zolang hij het maar wilt.
Een dief, want zelfmedelijden in je zit, steelt het de dagen van jouw leven.

(Bron: From the wisdom of the Lubavitcher Rebbe; tekst: rabbi Tzvi Freeman van Chabad.org)

Wat de Rebbe wel en niet over de Sjoa zei
In zijn schrijfsels en discussies weigerde de Rebbe – zijn familie zelf slachtoffer – een theologische verklaring te geven over wat er tijdens de Sjoa’ is gebeurd. “We kunnen alleen maar toegeven dat er dingen gebeuren die buiten eindige kennis van de menselijke geest gebeurd. Het is niet mijn taak G’d te verdedigen waarom Hij dit heeft gestaan. Het enige antwoord is dat we de onmiddellijke en volledige verlossing accepteren, die ten aangezicht van de aarde het kwaad voor eeuwig zal verbannen en dat de intrinsieke goedheid en volmaaktheid van de schepping G’ds Licht brengt”.

Voor de Rebbe is het tegendeel juist bewezen op de stelling dat de Sjoa’ aan zou tonen dat G’d juist niet bestaat: “de Holocaust heeft het eventuele geloof in een menselijke basis van moraal beslist weerlegd. In het vooroorlogse Europa, waren het de Duitsers die cultuur, de wetenschappelijke vooruitgang en het filosofische moraal belichaamden. En deze zelfde mensen begingen de meest afschuwelijke wreedheden die de menselijke geschiedenis ooit heeft gekend! De Sjoa’ heeft ons juist geleerd dat geloof alleen mogelijk is door de acceptatie van het G’ddelijk gezag. Onze woede, onze onophoudelijke uitdaging naar G’d over wat er is gebeurd, is de meest krachtige verklaring van ons geloof in G’d en ons vertrouwen in Zijn goedheid. Als wij dit niet deden, waarom zouden wij op iemand waarin wij niet geloven verontwaardigd zijn? Slecht een blinde werking van het lot? Een willekeurig gekras en gekwaak uit het universum? Het is alleen maar omdat wij in G’d geloven, omdat wij er van overtuigd zijn dat er een rechtvaardiging bestaat, fout en een goed die uiteindelijk zal zegevieren bestaat, zodat wij net als Mosje zullen uitroepen: “Waarom, mijn G’d, heb je kwaad tegen Jouw mensen gedaan?”

Voor de Rebbe was het niet relevant of we de Sjoa wel of niet begrijpen of hoe wij zelfs de slachtoffers herdenken. Als wij toestaan dat de pijn en wanhoop ons nieuwe generatie Joden ontmoedigen, dan is Hitlers “de Endlösung” – G’d verhoedde – gerealiseerd. Maar als wij als generatie met trots en toewijding aan onze Joodszijn bouwen, dan hebben wij de “de Endlösung” overwonnen, leert de Rebbe.

(Bron: What the Rebbe Said (and Didn’t Say) About the Holocaust ; tekst: Rabbi Yanki Tauber van Chabad.org)

De vier poorten

Poorten van Jeroesjalajiem

Je bent als een stad. Je hebt vier magische poorten:

de poort van het zien,
de poort van het luisteren,
de poort van verbeelding en
de poort van spreken.
Het zijn magische poorten, omdat de Oneindige G’d niet in een concept past, maar Hij kiest er voor om netjes gekleed in de wijsheid van de Tora en wel jouw stad binnen te gaan middels deze poorten.

Dit is de reden waarom de wereld deze poorten wilt bestormen. Zij wilt dat je lelijkheid ziet, dat je kakofonie hoort, dat je aan onzinnige dingen denkt en dat je eindeloos spreekt. Uiteindelijk zal je verlangen wat de wereld verlangt, waardoor er geen ruimte in jouw stad over is voor de Meester van alle dingen.

Alles wat jij nodig heb is het beheer over deze poorten. Als jij die beheerst, dan ben jij in jouw stad de baas!

Na verteld door rabbijn Tzvi Freeman, Chabad.org

Verjaardag deel 2
Waarom zal jij je verjaardag vieren? Het was namelijk erg comfortabel toen je nog in de buik van je moeder zat.
Toen moest je deze comfortabele plek verlaten. Dat was een beproeving, een trauma. De wereld die je hebt betreden, is koud en hard. Het loutere daad van het leven werd een strijd. Je huilde.

Toch vier je ieder jaar op die dag jouw verjaardag. Dit omdat op deze dag jij jouw eigen entiteit gegeven is. Je bent niet langer een verlengstuk van iemand anders. Dit is pro-actieve werking in de wereld.

Dus, wanneer jij je verjaardag viert, neem dan de tijd om na te denken: Wat heb ik de wereld gegeven? Ben ik werkelijk geboren?

Na verteld door rabbijn Tzvi Freeman, Chabad.org

De Rebbe over het buitenaards leven

Is er leven in de ruimte?

De Lubavitcher Rebbe wijst ons erop dat de Tora een melding maakt van leven op andere planeten. Door de Tora kunnen we zelfs iets van dat leven kennis kunnen nemen.

In Richteren 5:23 zingt profetes Devorah over de overwinning van Barak over Sisera. Dan zingt ze: “Vervloekt is Meroz, vervloekt zij bewoners, zegt de engel van G’d!”

Waar is Meroz en wie zijn de bewoners van Meroz? De Talmoed geeft hierover twee verklaringen. Een van die verklaringen is dat Meroz een ster of planeet is. De hemellichamen waren ook gekomen om de Israëlieten te helpen, zoals Devorah een vers eerder verklaarde: “Vanuit de hemelen vochten zij, de sterren in hun banen vochten tegen Sisera…” Deze ster, die de dominante ster van Sisera was, kwam hen niet te hulp, dus Generaal Barak bestrafte Meroz en haar bewoners.

Waren deze bewoners intelligent? De Tora definieert ‘intelligentie’ met de capaciteit om beslissingen vanuit een vrije wil te nemen. Vrije wil is alleen mogelijk wanneer de Tora aanwezig is, waardoor de Schepper Zijn schepselen meer dan één mogelijkheid biedt en vraagt dat zij een gepaste keuze maken.

Dus wanneer er intelligente levensvormen in het universum bestaat, dan zullen deze schepselen ook een Tora moeten hebben. Kan hun Tora anders zijn dan die van ons? Dat is onmogelijk, omdat de Tora Waarheid is. Er bestaan geen meerdere waarheden.

Zouden zij dezelfde Tora hebben als wij? Ook dat lijkt onmogelijk, omdat de Tora zichzelf in detail beschrijft dat zij op deze planeet werd onthuld waarbij zij een sterke invloed uitoefent hoe men een invulling aan haar moet geven.

Het lijkt dus dat, hoewel het heel goed mogelijk is er leven op andere planeten bestaat, het leven niet zo intelligent is op de manier die vergelijkbaar is met het menselijk leven en menselijk cultuur.

Dr Velvl Greene is een bioloog die in dienst was van de NASA om te bepalen of er leven was op Mars. Hij vroeg de Lubavitcher Rebbe of er iets was wat hij doen moest.

Hij antwoordde: “Dr. Greene, zoek naar het leven op Mars! Als je het daar niet vindt, zoek dan elders in het universum. Ook al zit je hier en zeg je dat er geen leven buiten ons leven op dit planeet bestaat, heb je de Schepper beperkt en dat is iets wat Zijn schepsels nooit mogen doen!”

Rabbijn Tzvi Freeman, Chabad.org

Wat is het geheim van de overleving van ons volk?

Rebbe Menachem Mendel Schneerson Z”L leerde het volgende: Wat is het geheim van de overleving van ons volk?

Het verhaal van Poeriem, zoals verteld in het boek Esther, geeft ons een duidelijke analyse van het ‘Joodse probleem’.

In alle tijden waren er Hamans, maar we hebben hen – G’d dank – overleefd. Waarin schuilt het geheim van ons overleven?

Poeriem leert ons de eeuwenoude les, dat nu zelfs actueel is. De les is dat ons verdriet niet door assimilatie[zelfs niet na meerdere generaties], een ontsnapping uit de handen van de Hamans en de Hitlers biedt, noch is iedere Jood in staat te ontsnappen aan de banden met zijn volk door deze te verbreken. Integendeel.

Onze redding en ons bestaan zijn juist afhankelijk zijn van het feit dat “hun wetten zijn anders dan die van andere mensen.” Ons volk is een van de oudste volkeren van de wereld en de nationale geschiedenis begint bij de Openbaring op Sinai, zo’n 3300 jaar geleden. In de loop van deze lange eeuwen heeft ons volk onder zeer gevarieerde omstandigheden, in de meeste verschillende tijden en op de meest verschillende plaatsen in de hele wereld geleefd. Willen we de essentiële elementen van de oorzaak en de grondslag van het bestaan van ons volk en zijn unieke kracht kunnen ontdekken, moeten we concluderen dat het niet zijn eigenaardige fysieke of mentale intrinsieke kenmerken, noch zijn tong, noch de zeden en gewoonten (in bredere zin), noch de zuiverheid van het volk [niet raciaal gezien, daar een ieder – ongeacht ras – door alle tijden heen middels gioer Joods kan worden].
Het essentiële element dat ons als “versnipperd en verspreid volk ” verenigd en ons tot “één volk” maakt, ongeacht zijn gehele dispersie en ongeacht tijd, is de Tora en de mitswes. Dat is de Joodse manier van leven die in feite altijd door de eeuwen heen en op alle plaatsen hetzelfde is gebleven.

De conclusie is duidelijk en zonder twijfel: Het is de Tora en de mitswes dat ons volk onverwoestbaar op het wereldtoneel doen staan ten voorstaande van de moordpartijen en pogroms die gericht zijn ons fysiek te vernietigen. En ook ten voorstaande van de ideologische aanvallen van vreemde culturen die gericht zijn om ons geestelijk te vernietiging.

Bron: Chabad.org

De Rebbe over gioer [toetreding tot het Jodendom]

Wanneer iemand een rabbijn benadert om ĝioer te doen, moet de betreffende persoon eerst met zijn eigen respectievelijke geestelijke begeleider [waarin hij is opgegroeid of enige band mee heeft] nagaan waar dit verlangen vandaan komt en wat de oorsprong van dat verlangen is. Wanneer hij na overleg met zijn eigen geestelijke begeleider weer terugkomt en zegt dat hij nog steeds Joods wilt worden, moet er gezorgd worden dat de persoon in aanraking komt met iemand die hem op een authentieke wijze het Jodendom kan bijbrengen.

Er moet een periode zijn van lernen, maar ook hem iedere keer op de moeilijkheden te wijzen om Joods te worden. Ook moet er gewezen worden hoe moeilijk het is om je eetgewoonten te veranderen, dat bezigheden op de Sjabbat heel anders zijn. Hij moet gewezen worden op alle tegenwerkingen die hij zal ondergaan wanneer hij zijn levensstijl zodanig verandert waardoor hij volledig vertrouwd raakt in wat hij wilt worden. Vanuit dat perspectief zullen menigeen zelf tot het besluit komen dat het Jodendom niet voor hem bestemd is.

Mocht een bepaald persoon dan toch door willen gaan, zorg dan dat hij bij een competente rabbinale autoriteit komt die in staat is hem in een bepaalde positie te manoeuvreren waarin zij wellicht ĝioer kunnen doen. En dan, na de ĝioer moet erkend worden dat wat er heeft plaats gevonden géén ĝioer is, want het woord ĝioer – toetreding/bekering – suggereert namelijk een verandering die in het individu plaats heeft gevonden. Wanneer iemand [namelijk] volgens de Halacha [Joodse Wet] tot het Jodendom toetreedt, worden zij als “een bekeerling die bekeert” beschouwd.
De Joodse Wet ken wel andere veranderingen van een persoonlijke status: een minderjarige die volwassen wordt of een dienaar die vrijkomt. Wanneer het een bekeerling betreft, beschrijft de Joodse Wet hem niet als een ‘goj die toegetreden is’, maar ‘een bekeerling die zich bekeert’. Hoe zit dit?

Het Hebreeuws kent woorden met de tegenstellingen waarvan het laatste onveranderlijk uit een ander Hebreeuwse wortel komen. Voorbeeld. Een dienaar dat vrij komt is ‘eved sjemesjoechrar. Hier is sprake van twee verschillende Hebreeuwse wortels: ‘eved; dienaar en mesjoechrar; bevrijd. Allebei verschillende wortels. Of je hebt een arme man dat rijk wordt: ‘ani sjemeoesjar. Ook hier is sprake van twee verschillende wortels: ‘ani ‘iesj [arme man] en ‘asjir ‘iesj [rijke man].
Maar wanneer het om ĝioer gaat, krijg je ‘ĝer sjenisĝajer’. Zij hebben wel dezelfde stam, welke “een ĝer die ĝioer doet”.

De logische vraag zou dan vervolgens zijn: “Voordat hij zich bekeert, dan was hij [toch] geen bekeerling, maar iemand die tot een niet-Joodse natie behoorde?” De Commentaren leggen uit: Wanneer iemand eenmaal bekeerd is, bewijst die toetreding dat hij altijd al een Joodse vonk bezat. Hij moest door een ĝioerproces heen om in het Jodendom te kunnen integreren, maar ook om de verantwoordelijkheid en de verdiensten van de Tora en de mitswes te kunnen verdienen, maar hij was altijd een ĝer met een Joodse vonk.

De Rebbe legt vervolgens verder uit dat dit beginsel voor alle Joden op andere gebieden hetzelfde gelden. Denk aan wanneer iemand een mede-Jood de goede kant in het Jodendom probeert te sturen. De Rebbe geeft concreet het bijvoorbeeld van het betrokken raken in de verlangen naar ‘ad mosai’ [wanneer zal de Mosjiach eindelijk komen] zoals de RaMBaM het heeft beschrefen “ik verwacht zijn komst iedere dag – Anie ma’amien, be’emoena sjelema”. Dat verlangen en smeken naar G’d zorgt ervoor dat de telg van Dawied, Jouw knecht, snel zal bloeien”. Een Jood heeft gewoonweg op bepaalde momenten motivatie, aanmoediging of overtuiging nodig om serieus over de Verlossing na te denken en hier enthousiast over te zijn. De waarheid is dat een iedere Jood in deze situatie “een ĝer” is “die zich bekeert”. Dit is [namelijk] niet iets nieuws of vreemds voor hem, want het geloof in de Mosjiach is een van de Dertien Geloofsartikelen van de RaMBaM is hem bekent. Iedere keer wanneer wij Birkat Hamazon benchen en drie keer per dag in onze gebeden G’d smeken om de Mosjiach te sturen, is iedere Jood vanuit dit oogpunt en op dat moment ongetwijfeld een ĝer. Hij heeft alleen hulp nodig om die noodzakelijke stappen te doen om dit [verlangen] op de voorgrond te brengen. En dan zal het duidelijk worden dat hij het altijd in zich had. En in die mate is het zoals de weldoener doet voor de arme en de arme voor de weldoener doet: de Jood die jij inspireert, zal op zijn beurt jou inspireren.

Voor degene die erg voorzichtig zijn met de status van een ĝioerkandidaat of een ĝer, stelt de Rebbe de volgende vraag: “Is het gepast je te mengen in zaken van een mede-Jood?” Hij legt uit dat wanneer het te maken heeft met de plichten en de verboden van de Tora, dan heb je geen keus. Je moet dan naar hem toe te gaan en hem uit te leggen: “Kijk. De Tora draagt mij op jou in het Jodendom te doen groeien” – “mijn mede-Jood in liefde te vermanen” [Misjlee/Spr. 28 en Wajjiqra/Lev. 19]. Vervolgens moet je hem na die voorzichtige vermaning “met de linkerhand” hem “met de rechterhand naar je toe te trekken” [Yalkoet Sjimoni, Roeth 1:601].
De Rebbe gaat verder met de opmerking dat wij [in het verleden] nooit mede-Joden, [groot]vaders of rabbijnen in de synagoge ‘ad mosai’ – “we hebben de Mosjiach nodig” – horen roepen. Waarom zei de Rebbe dit? Omdat de Rebbe dit ook niet van zijn vader en grootvader gehoord heeft. Zelfs toen de Rebbe in de Verenigde Staten aankwam, verkondigde hij dit in de eerste instantie ook nog niet. Maar toen de Rebbe zag dat zelfs kleine kinderen “Daloi galoes – genoeg van de ballningschap” riepen, wist hij dat zijn campagne goede vruchten heeft afgeworpen. Te meer wanneer hij volwassenen dezelfde verlangen en dezelfde wens hoorde uiten?
[Dus] wanneer hij [de ĝioerkandidaat] toetreedt, wordt hij beschouwd als een ‘opnieuw geborene’, maar zelfs voordat moment had hij al op dezelfde manier als ieder andere Jood – die voor zijn geboorte in de baarmoeder de hele Tora door een engel onderwezen kreeg – een band met de Tora. Hij had het [ook] al in zich en hij verlangde hier [ook] naar.

Daarom is het belangrijk wanneer er een ĝioer volgens de Halacha [Joodse Wet] plaats vindt, dat het erkend wordt dat de ziel altijd al Joods is geweest. Niets is ’toegetreden’, niets is veranderd om de redenen die de Almachtige het meest bekend mee is. Deze ziel is geïncarneerd in deze specifieke omstandigheden van een niet-Joodse moeder. Dit is de gilgoel [lees hierin ‘missie’] en test voor deze ziel. De Joodse vonk in die ziel en het Joods willen worden, is na de ĝioer de erkenning dat hij altijd al een Joodse ziel is geweest. Daarom wordt in de Halacha aangespoord de ĝer meer eer te geven dan iemand die Joods geboren is, omdat deze ziel een veel zwaarder test heeft moeten ondergaan en ook nog eens voor de test is geslaagd.

Daarom moet en kan de ĝioer alleen via een orthodoxe rabbijn verlopen, omdat alleen volgens een ĝioer volgens Halacha men zeker kan weten dat de ziel een echte Joodse ziel is. De halachische gioer is de enige externe mechanisme die sterfelijke mensen hebben om in staat te zijn iets wat van nature spiritueel van aard is te ontdekken of de ziel werkelijk een Joodse ziel is. En wanneer de ĝer niet kèhalacha [volgens de halacha] is uitgekomen, zal men dit nooit weten.

Bron:
“I Await His Coming Everyday” 20 Nissan, 5748 · April 7, 1988 van de Lubavitcher Rebbe
“Welcome Home” van Rabbi Leibl Wolf

Sjabbat Chazon
De Sjabbat voorgaande op Tisja B’Av [Negende Av], heet Sjabbat Chazon. Sjabbat Chazon betekent “Sjabbat van de Visioen” waar de Haftara begint met de woorden “Chazon Jesjajahoe” oftewel “de Visioen van Jesjajahoe”. Deze visie heeft betrekking tot de vernietiging van de Heilige Tempel.

De legendarische Chassidische meester Rabbi Levi Jitschak van Berditchev zei dat op deze speciale Sjabbat aan onze ‘mazal’, de deel van de Joodse ziel die basjamajiem [in de ‘hemel’] is, de derde Heilige Tempel basjamajiem in haar geestelijke en ongrijpbare staat wordt getoond. We kunnen dit vergelijken met een derde set kleding die de vader voor het kind heeft, maar wat hij nog niet mag gebruiken.

Hasjem koos voor Zijn Aanwezigheid in onze wereld voor een ‘woning’, een gemeenschappelijke constructie dat verder gaat dan de persoonlijke omhelzing van een heel volk en de menselijke beschaving. Ook kent de Tempel in Jeroesjalajiem bepaalde kleding-achtige voorzieningen. Het zijn daarom ook deze eigenschappen die Rabbi Levi Jitschak gebruikte om de afbeelding van de Heilige Tempel te omschrijven als een stel kleding. De Sjabbat Chazon eigenlijk een visioen van een G’ddelijk ‘kledingstuk’: de uitgesproken persoonlijke relatie met G’d dat in het bijzonder geschikt is voor onze eigen karakter en aspiraties.

Ook is deze visioen een visioen met een belofte. De visioen van de Tempel inspireert ons om ons gedrag te corrigeren. Het doel van deze visioen is bij iedere Jood het verlangen om daadwerkelijk te zien dat de Tempel komt waardoor wij zoveel mogelijk mitswes willen doen om deze droom werkelijkheid te maken.

Doordat deze visioen ieder jaar weer voor onze ‘mazal’ verschijnt, wordt deze G’ddelijke aanwezigheid voor ons steeds meer een ’tweede natuur’, waardoor wij geleidelijk aan de staat van waardigheid tot het goddelijke te ervaren in ons dagelijks leven.

Naar de Siches van de Rebbe