De rol van de Joodse vrouw in het Jodendom

Geschreven door Dayan mr. Drs. R. Evers

De rol van de Joodse vrouw werd vaak ondergewaardeerd en verkeerd begrepen. Alsof openbare voorgangersrollen de essentie van een menselijke samenleving zijn, staren wij ons blind op de `inferieure’ positie van de Joodse vrouw. Haar mindere verplichting tot sommige dagelijkse `mannelijke’ religieuze opdrachten stelt haar op continue basis te zorgen voor de medemenselijkheid in het Joodse leven. Terwijl zij in werkelijkheid de meest menselijke, liefdevolle en opbouwende rol vervult in het grote Joodse geheel, vergapen wij ons aan seculiere opvattingen over wat de essentie van het leven vormt.

Vanaf de vroegste tijden werden haar rechten stevig beschermd. Haar grootse rol als spil van het Joodse huis, zowel tegenover haar man als haar kinderen, en de bepaler en handhaver van de Joodse identiteit, leidt tot een minder directe verplichting tot Talmoed Tora, het continu bestuderen van de Tora. Ze is minder gebonden aan formele gebedsuren en –plaatsen. Maar dat is juist haar kracht. De Joodse vrouw vormt het cement van de sociale cohesie en is daarin grootser dan de man. Een heel duidelijk rollenpatroon kent het Jodendom niet. Zelfs in de meest traditionele kringen kan het gerust voorkomen, dat de man voor de kinderen zorgt en de vrouw een betaalde baan buitenshuis heeft. Waar het uiteindelijk om gaat is dat man en vrouw samen verantwoordelijk zijn voor de voortzetting van het Jodendom in al zijn facetten, zowel lichamelijk als geestelijk en spiritueel.

De geschiedenis beschrijft dat gedurende het lange martelaarschap van ons volk in de galoet de vrouwen net zo onverschrokken de dood tegemoet traden als de mannen en soms zelfs meer, in hun toegewijdheid aan G’d, de Tora en de Joodse wijze van leven.

Ik denk, dat de Joodse vrouw de mooiste taak van allen heeft: “veat aliet al koelana – jij stijgt boven allen uit” (Spreuken 31) omdat je het meest Joodse en het meest menselijke combineert. De vrouw staat zowel fysiek als psychisch centraal in het Jodendom. Het mikwe is belangrijker dan de synagoge. Tsedaka en sociale gevoeligheid, bij uitstek het terrein van de vrouw, zijn onmisbaar is ieder groter maatschappelijke geheel en vormen het onmisbare cement van iedere samenleving. Iedereen, die weet hoeveel de Joodse vrouw in de Tora gerespecteerd wordt en welke plaats zij inneemt in het Joodse leven, zal zich niet laten misleiden te denken dat de Tora de Joodse vrouw degradeert.

Gedurende de tijd van de profeten worden er in Tenach zeven profetessen vermeld tegenover vijf en vijftig mannelijke profeten: Sara, Mirjam, Devora, Channa, Avigail, Choelda en Ester (B.T. Megilla 14a). Sara was in een aantal opzichten zelfs superieur was aan Avraham, want G’d zei tegen Avraham: “Al wat Sara je zeggen zal, daar moet je gehoor aan geven”.

De Wijzen van de Talmoed benadrukten regelmatig de morele en spirituele kracht van de Joodse vrouwen. Zij herinneren ons eraan dat het de verdienste van de rechtvaardige Joodse vrouw was dat de Bnee Jisraeel, de kinderen van Israël werden bevrijd uit de Egyptische slavernij (B.T. Sota 11b). Toen de Tora gegeven werd, werden de vrouwen het eerst benaderd. De vrouwen waren niet betrokken bij het gouden kalf. Maar bij de bouw van het Misjkan waren de vrouwen het royaalst en ze vervulden een hoofdrol in de wonderen van de Poeriem en Chanoeka.

Oorspronkelijk een geheel
Vroeger was er helemaal geen sprake van: wiens rol is meer waard? Oorspronkelijk vormden man en vrouw een onafscheidelijk geheel. De eerste mens, die geschapen werd door G’d (Bereesjiet/Genesis 1: 27), was een dubbele persoonlijkheid. Volgens de Joodse traditie schiep G’d man en vrouw ineen. Pas later werden zij gescheiden. Het woord tsela, dat nogal eens als rib vertaald wordt, kan ook zijde of zijkant betekenen. Adam werd in coma gebracht – het was de eerste operatie onder verdoving – en zijn vrouw werd van hem gescheiden.

Meest menselijke wezen
Bij de schepping van de vrouw gebeurde het voor het eerst in de geschiedenis dat het ene menselijke wezen uit het andere menselijke wezen werd geschapen. Ik concludeer hier altijd uit dat de vrouw het meest menselijke wezen op aarde is.

In de Talmoed wordt over verschillende aspecten van deze schepping een prachtige discussie gevoerd tussen een Romeinse vorst en de dochter van Rabban Gamlieel. De Romeinse vorst maakte een vreemde opmerking tegen Rabban Gamlieel: ‘Uw G’d is een dief. Hij heeft Adam in zijn slaap verrast en een stuk rib weggenomen’.

De dochter van Rabban Gamlieel was bij dit gesprek aanwezig. Ze vroeg haar vader in zijn oor of zij deze vreemde opmerking van de Romeinse koning mocht beantwoorden. Rabban Gamlieel gaf zijn dochter toestemming. De dochter van Rabban Gamlieel ging voor de koning staan. Ze deed net alsof ze vreselijk geschrokken en verdrietig was: ’O koning, straf de dief! Doe recht’.

‘Wat is er dan gebeurd?’, vroeg de koning. ‘Ik ben op een gemene manier bestolen. Er is stiekem een dief bij ons binnen geslopen. Hij heeft een zilveren schaal gestolen en in plaats daarvan een gouden schaal neergezet’. De koning was verbaasd: ‘Wat een goede dief. Zo een gannef zou ik wel elke dag willen hebben’.

‘Oh koning, kijk wat voor een ‘dief’ onze G’d is. Hij heeft inderdaad bij Adam een rib weggenomen. Maar daarvoor in de plaats heeft Hij hem een prachtige vrouw geschonken’. De koning moest toegeven dat de dochter van Rabban Gamlieel gelijk had.

Heimelijk
Maar waarom moest G’d dit zo heimelijk doen? Kon G’d dat niet in het openbaar doen, zonder Adam eerst in slaap te laten vallen en hem zijn rib te ontfutselen? ‘Oh koning’, zei het meisje,’laat mij u een stuk rauw vlees klaarmaken’. ‘Doe dat’, zei de koning, terwijl hij zich afvroeg wat het meisje bedoelde.

‘Kijk goed naar wat ik nu doe’, zei de dochter van Rabban Gamlieel. Zij nam het bloedige vlees en bewerkte dat met haar handen, waste het af, liet het koken en bood het de koning aan om te eten. De koning wendde zich af: ‘Lieve kind, ik weet dat het vlees op deze manier nu eenmaal zo bereid wordt. Maar als ik eenmaal gezien heb hoe je die bloedige massa met je handen bewerkt hebt, dan ben ik er vies van’.’Kijk’, zei de dochter van Rabban Gamlieel, ‘als Adam had gezien hoe G’d een rib uit zijn lichaam had genomen en daaruit een vrouw had gemaakt, dan had Adam zich van haar afgekeerd’.

Mooiste investering
“Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u, vult de aarde en beheerst haar” (1:28). Deze eerste mitsva uit de Tora heeft vele vragen opgeroepen en vele pennen in beweging gezet. Waarom is kinderen krijgen de eerste mitsva in de Tora? Rabbenoe Bachja ibn Asjeer (14e eeuw, Spanje) geeft antwoord. De mens is het enige schepsel, dat het G’ddelijk beeld in zich draagt. Hij is het enige creatuur, dat zijn Schepper kan kennen en erkennen. Hiervan moeten natuurlijk zoveel mogelijk exemplaren op de wereld rondlopen. Alleen op deze wijze kan het G’ddelijk potentieel zich op aarde manifesteren.
Ik zeg wel eens tegen mijn gehoor: ‘wat is de beste investering? Infrastructuur, computerprogramma’s, onroerend goed?’. Mijn antwoord is voor velen een openbaring: ‘kinderen. Mensenkinderen – human potential – zijn de hoogste vorm van investering. Alle andere aardse fabrikaten zijn slechts een afgeleide van de mens’.

Een tweede antwoord van Rabbenoe Bachja luidt, dat het niet zozeer G’ds bedoeling was om de wereld te doen vollopen en dat iedereen ongebreideld van de prachtige aardse rijkdom zou genieten. G’d heeft een plan en een doel met de wereld. Zijn plan bestaat uit Tora en mitsvot. Dit moeten geleerd en uitgevoerd worden. Daarvoor zijn mensen nodig. Daarzonder gaat het niet. En die mensenkinderen te dragen en op te voeden is de moeizame maar zeer dankbare taak van vele vrouwen.

Veel feministen menen, dat Joodse vrouwen de Hemel in geprezen worden zolang zij hun huishouden op orde hebben en de kinderen goed opgevoed worden. Maar dat is onjuist.

Joodse vrouw spil
De spil van het Joodse huwelijk is de vrouw. Zij bepaalt letterlijk het levensritme. Het is dan ook de man die tijdens de huwelijksceremonie de belofte doet de vrouw te “dienen, eren en verzorgen zoals het Joodse mannen betaamt”. Onderdeel van de huwelijksceremonie is de ‘consumptie’ van het huwelijk. Om te zorgen dat de eerste dagen van het huwelijk niet de basis van een echtscheiding vormen, wil de traditie dat een jonggetrouwd stel elkaar hierna elf dagen zonder direct lichamelijk contact leert kennen. De eerste zeven dagen hiervan zijn de Sjeva Berachot, de zeven zegeningen. De Joodse wijsheid baseert zich op geleidelijkheid: langzaam maar zeker worden man en vrouw partners, met een hechtere grondslag dan alleen seksuele motieven.

Man en vrouw zijn partner
En G’d zei: “Het is niet goed dat de mens alleen is; Ik zal hem een Ezer Kenegdo maken – een hulp die tegenover hem staat” (2:18).

Wat dat ‘alleen’ zijn betekent is niet moeilijk. We kunnen ons allemaal in deze pasoek (vers) herkennen. Het dilemma van Adam is ons dilemma en de ideale relatie tussen man en vrouw wordt in twee woorden geschetst. De letterlijke vertaling van ‘Ezer Kenegdo’ is ‘een hulp tegenover hem’. Rasjie legt uit, dat wanneer de man dit waard is, zijn vrouw hem een hulp zal zijn (Ezer). Maar, indien de man dit niet verdient, zal zijn vrouw zich tegen hem keren, Kenegdo.

‘Een hulp tegenover hem’ is een vrij ongebruikelijke term. Waarom heeft G’d niet gewoon een maat, een sparringpartner, voor Adam gecreëerd, die hem altijd terzijde zou staan? Waarom is het nodig om tegenover Adam te staan?

Dieren?
Een tweede probleem is het volgende. Direct na G’ds besluit om ‘een hulp tegenover hem’ te creëren volgen de verzen 19 en 20: “Toen vormde G’d uit de aardbodem al het gedierte van het veld en al het gevogelte van de Hemel en bracht het tot de mens om te zien hoe hij het zou noemen; en zoals de mens alle levende wezens zou noemen, aldus zou hun naam zijn. En de mens gaf namen aan al het vee en aan het gevogelte van de Hemel en het gedierte van het veld, en voor de mens vond hij geen hulp die bij hem paste”. Het lijkt erop, dat de Tora de mogelijkheid overweegt, dat Adams gezelschap onder de dieren gevonden zou kunnen worden. Dit is moeilijk te begrijpen!

Twee soorten eenzaamheid
Wij kennen verschillende vormen van eenzaamheid. Sociaal zijn wij eenzaam wanneer wij met niemand onze gedachten en gevoelens kunnen delen. Iets eerder lezen wij in de Tora dat “G’d de mens uit het stof van de aardbodem formeerde en hem levensadem in zijn neus blies; zo werd de mens tot levend wezen” (Bereesjiet 2:7). De Targoem vertaalt ‘levend wezen’ als ‘roe’ach memalela’ – een geest die spreekt. Wanneer wij niemand hebben om mee te communiceren, is dat tragisch.

Sleutel tot onsterfelijkheid
Maar er bestaat ook een andere vorm van eenzaamheid, die existentiële eenzaamheid heet en die verband houdt met het einde van het leven. Deze existentiële eenzaamheid staat al aangeduid in een vreemde werkwoordsvorm in ons sleutelvers: ‘Lo Tow Hejot HaAdam Lewado’ (2:18) – het is niet goed dat de mens alleen is. De werkwoordsvorm Hejot, hetgeen ‘zijn in de meest pure vorm’ betekent, slaat op de bestaansvoorwaarden van ons menszijn.

Het is niet alleen het sociale isolement, dat de Tora wil voorkomen, maar in feite beoogt de Tora meer. Iedereen heeft zo zijn dromen en aspiraties en of we nu veel of weinig van onze ambities realiseren, uiteindelijk moeten wij de laatste reis alleen maken.

Die vrees voor het einde is het motief achter G’ds verklaring dat ‘het niet goed is voor de mens om alleen te zijn’. Wanneer wij deze aarde verlaten, doen wij dat volledig alleen. Daarom vertelt de Tora ons dat wij een gezin moeten stichten om die eenzaamheid aan het einde van het leven te overwinnen. De ‘Ezer Kenegdo’ vervult beide behoeften: het sociaal klankbord en de sleutel tot de eeuwigheid.

Geen ja-knikkers
Ezer betekent hulp, maar de wijze waarop wij elkaar het beste kunnen helpen is door onszelf enigszins te beperken om ruimte te creëren voor de ander om de eigen gevoelens te ontwikkelen en zelfstandig te leren denken. Een levenspartner moet in staat zijn om nee te kunnen zeggen wanneer dit nodig is, het Kenegdo gedeelte. Want als je getrouwd bent met een ja-knikker wordt je niet geconfronteerd met een ander.

Bovendien bestaat er altijd het gevaar dat de lippen ja zeggen, maar dat het hart nee zegt. Totdat er een moment aanbreekt wanneer er zo veel nee’s zijn vanuit het hart, dat dit tot een breuk leidt. De bedoeling van een goede relatie is, dat er een eigen toon wordt gevonden, een unieke synthese van twee individuen. Elk echtpaar wil leven, maar niet noodzakelijk hetzelfde leven. De een kan de ander corrigeren, complimenteren, troosten, opvrolijken, helpen of zich laten helpen. Slechts dan is men niet alleen.

Definiëren is controleren
G’d laat alle dieren – na constatering van Adam’s eenzaamheid – in een rij aan Adam voorbij gaan. Adam kon in deze schepselen geen sparringpartner vinden, omdat hij in hen geen ‘hulp tegenover hem’ kon vinden. Met dieren heeft men geen gevoel van partnership of een wederzijdse menselijke relatie. G’d vroeg aan Adam om alle dieren te benoemen. Wanneer wij iets benoemen, definiëren we het. En wanneer wij iets definiëren, hebben we er controle over. Maar een relatie van beheersing en controle is eenzijdig. Het is alleen maar nemen en niet geven. De mens moet inderdaad de fysieke, dierlijke wereld beheersen, zoals geschreven staat: “Vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst….” (1:28).

Het gezin – de poort naar eeuwigheid
De man is echter niet geroepen om zijn vrouw te overheersen. Als hij dat toch doet, ontkent hij zichzelf in de ontdekking van die speciale Ezer Kenegdo relatie. Hij ontneemt zich de mogelijkheid om zijn sociale isolatie te doorbreken. Door het gezin kan de mens verder gaan en bouwen aan zijn toekomst. De geboorte van kinderen is de belofte van een schitterend panorama buiten de levensverwachting van de partners.

De kinderen vormen de poort naar de eeuwigheid. Alleen de mens kan de G’ddelijke boodschap verder dragen. Investeren in gebouwen, computerprogramma’s en economie is fraai, maar de mens blijft de bekroning van de schepping en die moet in discussie blijven met zijn omgeving om zijn potentieel te kunnen ontplooien.

Anti-maatregelen tegen verkeerde tendenzen
In de Tien Geboden wordt respect gevraagd voor vader en moeder. In Sjemot/Exodus 20:11 komt de vader als eerste maar in Vajikra/Leviticus staat de moeder voorop om de een gelijke behandeling door de kinderen te bevorderen. De Tora kent de menselijke geest als geen ander en probeert natuurlijke tendenzen te keren. Bij het liefhebben en eren van de ouders staat de vader voorop omdat de meeste mensen meer van hun moeder houden. Bij het vrezen staat de moeder voorop omdat de meeste kinderen meer angst koesteren voor hun vader.

Hoewel de plichten en rechten van mannen en vrouwen verschillen, betekent dit niet, dat vrouwen minder belangrijk zijn in het Jodendom. Veel voorvechtsters van gelijke rechten voor vrouwen waren van Joodse origine. Dat kwam omdat in het Jodendom de vrouwen veel rechten hebben.

Iedere ochtend zeggen de Joodse mannen: “Geprezen is G’d, Die mij niet als een vrouw gemaakt heeft”. Wanneer een Jood deze beracha maakt waarin hij G’d dankt hem niet als een vrouw gemaakt te hebben, voelt hij geen superioriteit. Hier speelt een heel andere achtergrond.

Door de tijden heen is het altijd zo geweest dat de taak van de echtgenoot die van kostwinner is en de vrouw voor het huishouden en de kinderen zorgt. Dit is een zeer gecompliceerde taak waarvoor veel bekwaamheid, geduld, begrip en andere kwaliteiten nodig zijn waarmee de G’ddelijke Voorzienigheid de vrouw in ruime mate bedacht heeft. Het is twijfelachtig of een leidende functie die de man zou kunnen hebben grotere bekwaamheid vergt en veeleisender is dan de huiselijke verantwoordelijkheden van de echtgenote en moeder.

Met het oog daarop heeft de G’ddelijke Tora de Joodse vrouw vrijgesteld van de verplichting zekere mitsvot te vervullen. Net zoals haar echtgenoot is ze verplicht alle verboden van de Tora in acht te nemen (en deze vormen een meerderheid tegenover de 248 geboden). De Joodse vrouw is echter vrijgesteld van het vervullen van sommige van de geboden. Tot geboden, die aan een tijdslimiet gebonden zijn, is zij niedt verplicht. Dit geschiedt uit consideratie met haar belangrijke echtelijke en moederlijke taken waaraan de Tora voorrang verleent. In dit opzicht is de Joodse vrouw dus eerder bevoordeeld dan benadeeld.

B’roeria, een geleerde vrouw
B’roeria was een vrouw uit de 2e eeuw ná. Haar inzichten en leringen, haar wijsheid en rechtvaardigheid, maar ook haar beminnelijke karakter waren beroemd. Ze was een voorbeeld van toewijding aan de Leer van de Tora. Ze was de vrouw van Rabbi Meïr, ook een grote geleerde, die veel waardering voor zijn vrouw had.

Hoe was haar houding bij de plotselinge, rampzalige dood, op een Sjabbat, van de beide zoons van het echtpaar? Zij besloot de Sjabbatvreugde van haar echtgenoot niet te storen (!, wat een geestkracht) en met het vreselijke bericht te wachten tot na het einde van Sjabbat. Toen zei ze tot hem: “Een hele tijd geleden vroeg een vriend mij, voor hem zijn kostbare juwelen te bewaren; nu wil hij ze terug hebben. Zal ik ze teruggeven?” Rabbi Meïr zei: “natuurlijk moet je ze teruggeven”. Toen nam B’roeria hem mee naar de bedden waarop de zonen uitgestrekt lagen.

Rabbi Meïr zonk als verpletterd ter aarde en huilde ontroostbaar, waarop B’roeria zei: “heb je niet gezegd dat ik de juwelen aan de eigenaar terug moest geven? God heeft gegeven, God heeft genomen, de Naam van Hasjeem, de Eeu-wige zij gezegend”.
Ze nam het voorschrift, dat een man maar beter weinig met zijn vrouw moet spreken en nog minder met andere vrouwen, zeer serieus. Ze demonstreerde dat met het volgende verhaal: Rabbi José de Gallileeër ging op reis toen hij B’roeria ontmoette en vroeg: “welke weg moet ik nemen om naar Lydda te gaan?” Waarop B’roeria antwoordde “dwaze Gallileeër, weet je dan niet dat de geleerden zeiden dat je je zo weinig mogelijk moet spreken met vrouwen? Je had moeten vragen: “hoe naar Lydda” “.

B’roeria zou haar echtgenoot eraan herinnerd hebben dat men niet de zondaars, maar de zonden moet bestrijden; dan zijn er geen zonden meer. Hij had namelijk zoveel last en nadelen van een stel oproerkraaiers, dat hij tot Hasjeem, de Eeu-wige bad dat zij zouden sterven. Maar zijn vrouw corrigeerde hem ten deze en zei: “Bid, davven voor hen dat ze tot inkeer komen”.
Hij zag in dat ze gelijk had, en davvende, bad voor hun inkeer. Zij betuigden inderdaad later hun spijt en verbeterden hun gedrag.

©Dayan mr. drs. R. Evers

Een gedachte over “De rol van de Joodse vrouw in het Jodendom

Reacties zijn gesloten.