‘Anti-Joods virus christendom onuitroeibaar’ (Wortels van het Christedom opsporen)

Door De Telegraaf

GOUDA – Het anti-Joodse virus in het christendom is onuitroeibaar. Deze stelling bracht Simon Schoon, predikant in Gouda, vorige week naar voren tijdens een forumdiscussie in Utrecht. Hij wilde ermee aangeven dat de letterlijke lezing van de vier evangeliën in het Nieuwe Testament christenen altijd in staat stelt Jezus te portretteren als stralende uitblinker tussen huichelachtige en onbetrouwbare Joden.

Schoon neemt donderdag afscheid als bijzonder hoogleraar verhouding Joden en christendom aan de Theologische Universiteit te Kampen, een functie die hij sinds 1996 vervult. Dineke Houtman, die semitische talen heeft gestudeerd en vloeiend ivriet spreekt, volgt hem op. Schoon vindt het de blijvende taak van predikanten gemeenteleden voor het anti-Joodse virus te behoeden. Zij moeten de leden van de kerkelijke gemeente voorhouden dat de evangeliën een conflict tussen de Joden en de aanhangers van Jezus in de eerste eeuw beschrijven en dat die teksten niet zomaar op de huidige tijd kunnen worden toegepast.

Het leven van Schoon heeft sinds 1974 voor een belangrijk deel in het teken gestaan van de betrekkingen tussen christenen en Joden. Nadat hij van 1969 tot 1974 predikant van de gereformeerde kerk in het Drentse dorp Vries was geweest, ging hij als predikant en studieleider naar de christelijke nederzetting Nes Ammim in het noorden van Israël. Daar woonden Nederlanders, Duitsers en andere Europeanen bijeen in een woongemeenschap, die in 1960 door een christen en Jood was opgericht.

In Nes Ammim werden Schoons theologische opvattingen „ondersteboven gekeerd. Ik was toch behoorlijk evangelisch, piëtistisch”. Schoon werd daar geconfronteerd met Joden die de concentratiekampen hadden overleefd en hem hun ervaringen vertelden. Hij leerde er dat christenen niet over, maar met Joden moeten spreken.
Na zijn terugkeer in Nederland in het begin van de jaren tachtig zette Schoon zijn werk voor verbetering van de betrekkingen tussen Joden en christenen voort. Hij werd binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) theologisch medewerker voor de verhouding christendom en jodendom. Bovendien werd hij de eerste voorzitter van het Overlegorgaan van Joden en Christenen in Nederland (OJEC), waarin Joden en christenen op voet van gelijkheid met elkaar omgaan. Vooral in die laatste functie trad hij regelmatig op de voorgrond. Het OJEC bestreed onder meer het evangelistenechtpaar Goeree, dat verkondigde dat de joden hun vervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog aan zichzelf te wijten hadden. Toen Schoon bij de GKN aantrad, stond in de kerkorde nog dat de gereformeerden de opdracht hadden het evangelie aan de Joden te verkondigen. Pas in 1991 werd dat definitief veranderd. Toen kwamen de woorden ‘onopgeefbare verbondenheid met het Joodse volk’ in de kerkorde, een formulering die ook in de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland staat, waarin de GKN in 2004 opgingen.

Een van de hoogtepunten in die tijd was voor Schoon het bezoek dat de rabbijnen Rodrigues Pereira, tweede voorzitter van het OJEC, en Van Voolen in 1986 aan de gereformeerde synode brachten. Zij kregen een zeer hartelijk onthaal. Schoon spreekt van een „doorbraak en een historisch moment. Wij zagen elkaar in de ogen en het was niet meer mogelijk de jodenzending vol te houden”. Niet alleen de synodeleden, maar ook de rabbijnen hadden hun nek uitgestoken. Niet iedereen in de beide achterbannen kon het bezoek waarderen. In 1991 ging Schoon terug naar de plaatselijke gemeente. Hij werd predikant in Gouda. Het voordeel van een kerkelijke gemeente is dat je weer met mensen van alle leeftijden in aanraking komt en dat je je specialisatie moet vertalen naar de kerkleden, zegt hij. Hij heeft er zorgvuldig voor gewaakt „een Israël-dominee te worden”, maar heeft wel een leerhuis gesticht, waarin gemeenteleden samen de bijbel lezen en de joodse wortels van het christelijk geloof proberen op te sporen.

Volgend jaar gaat Schoon met emeritaat. Hij heeft echter al een nieuwe functie. Schoon en zijn vrouw keren voor een jaar terug naar Nes Ammim, waar nu nog slechts 35 Europeanen wonen. Schoon zal verantwoordelijk worden voor de seminars en vredestrainingen voor Joden en Palestijnen, die in Nes Ammim worden gehouden. Tevens krijgt hij de opdracht na te gaan, hoe het verder moet met Nes Ammim en hoe het ideaal van een christelijke gemeenschap in Noord-Israël vorm kan worden gegeven.

Bron Telegraaf, 13 december 2006