Antisemitisme door de eeuwen heen

Geschreven door Hanna

Bij het woord antisemitisme denken velen dat dit voornamelijk een probleem is van de tweede wereldoorlog waarin meer dan 6 miljoen Joden zijn vermoord. In tegendeel is dit al eeuwen een probleem. Ook vandaag zijn Israël en de Midden Oosten niet weg te denken uit het nieuws. Amerika, Israël, Europa, de Nato, het midden Oosten van Egypte tot Jordanie, Palestijnen blijven zwaar oneens in dit politiek conflict en is het heel moeilijk om in deze delicate situatie tot juiste oplossingen te komen. Ik heb een vermoeden dat 11 september daar ook voor een stuk mee te maken heeft. Dit thema heeft me wel altijd bezig gehouden. Ik ben de eerste jaren van mijn leven opgegroeid in de Lamoniërestraat die midden in de Antwerpse Jodenwijk ligt. Een bomonploffing in onze straat op een Joodse school destijds is me altijd bijgebleven. Het valt mij op dat mensen zeer snel conclusies over die trekken zonder de echte voorgeschiedenis te kennen. Daarom wil ik dit via deze paper zelf nagaan.

Bestaat er een standaarddefinitie van antisemitisme?
In het dagelijks spraakgebruik is antisemitisme in de eerste plaats een synoniem voor haat tegen joden. Vaak wordt dan ook het bijvoeglijk naamwoord ‘antisemitisch’ gebruikt in de betekenis van ‘anti-joods’. Maar een standaarddefinitie van het begrip – wat valt er wel onder en wat niet? – is er niet. In tal van boeken wordt het begrip ‘antisemitisme’ gehanteerd voor een heel scala van negatieve houdingen ten aanzien van joden door de eeuwen heen – van etnische tegenstellingen in de Oudheid, via religieuze rivaliteit en economische uitsluiting in de Middeleeuwen, tot pogroms in de negentiende eeuw en de grote massamoord in de twintigste eeuw.

Driedeling
Over de vraag of al deze fenomenen te vangen zijn onder één noemer – antisemitisme – bestaat onder wetenschappers veel verschil van mening. Antisemitisme, zo betogen velen, is te veel een paraplubegrip, een begrip dat uiteenlopende vormen van jodenhaat in tijd en plaats op één hoop gooit. Terwijl het voor een goed historisch besef juist belangrijk is om de verschillen wel te laten zien. Een veelgebruikte driedeling is het onderscheid tussen religieus antisemitisme (ook wel anti-judaïsme genoemd), sociaal-economisch antisemitisme (uitsluiting van joden uit beroepsgroepen, met name in de Middeleeuwen) en politiek antisemitisme, dat in de negentiende eeuw opkwam en vooral gebaseerd was op de rassenleer.

Rassenleer
Het probleem is ontstaan bij de introductie van het begrip. Het woord ‘antisemitisme’ is uitgevonden als tegenhanger van het begrip ‘anti-judaïsme’, oftewel de afkeer van het jodendom als religie. Dit anti-judaïsme had vanaf de Oudheid en met name de Middeleeuwen binnen de christelijke kerken een stevige traditie. Eind negentiende eeuw werden antisemitische ideeën door velen gezien als modern. Ze waren immers niet gebaseerd op de bekende, ‘ouderwetse’ religieuze vooroordelen, maar op de nieuwe wetenschappelijk ogende rassenleer. Zowel religieuze als racistische antisemitische ideeën komen nu nog steeds voor.

Vooroordelen
Antisemitisme is vaak gebaseerd op angst, voortvloeiend uit vooroordelen. De vooroordelen zijn economisch, religieus, politiek of (biologisch-)racistisch ingekleurd.

Economische vooroordelen zijn vaak gebaseerd op het argument dat Joden financiële macht zouden bezitten. Zij zouden alle banken bezitten en hun neus ophalen voor handenarbeid. De oorzaak van deze situatie is echter dat de Joden vaak ook geen middenstandsberoepen mochten uitoefenen. Tegenover een paar geluksvogels stonden duizenden Joden die generatie op generatie in bittere armoede leefden. Dergelijke vooroordelen worden overigens ook vaak gebruikt tegen Chinezen (de ‘joden’ van Zuidoost-Azië) door Indonesiërs, Vietnamezen en Thais.

Religieuze vooroordelen zijn gebaseerd op de vijandige houding van Joden tegenover Jezus Christus en de eerste christenen. Dit speelde in de Middeleeuwen sterk, maar komt nu weinig meer voor.

Politieke vooroordelen zijn gebaseerd op de stelling dat Joden de politiek en dus vanuit de schaduwen de hele wereld zouden beheersen. De Protocollen van de Ouderen van Zion versterkten dit, ook al is het uiteindelijk een vervalsing gebleken. Actuelere politieke vooroordelen komen uit het Palestijnse vraagstuk, waarbij de Joden wordt verweten dat ze met Amerikaanse steun de Palestijnen van hun land jagen.

Biologisch-racistisch vooroordelen komen voort uit het denkbeeld dat de Joden minderwaardige mensen zouden zijn, en zijn gebaseerd op foutieve interpretaties van de genetica (Mendel), en pseudo-wetenschap. Dit kwam met name in Duitsland en Oostenrijk in de 19e en begin 20e eeuw voor. Men betoogde dat men Joden moest beletten zich voort te planten omdat ze het ras zouden ‘degenereren’. Dit soort theorieën leidden uiteindelijk tot de excessen van het Derde Rijk.

Ook allerlei andere vooroordelen werden of worden Joden voor de voeten geworpen. In de Middeleeuwen beweerde men bijvoorbeeld dat Joden de pest veroorzaakten. Dit zou af te leiden zijn uit het feit dat zij niet besmet raakten. De werkelijke reden bleek echter hun grotere mate van hygiëne, waardoor ze minder in contact kwamen met besmette vlooien en zich vaker ontsmetten.

Het Romeinse Rijk
De term antisemitsime is ontleend aan de geschriften van Wilhelm Marr, in onder andere zijn Antisemitische Hefte 1879. Het verschijnsel is echter veel ouder dan de laatste eeuw.

Het christendom is aan het begin van onze jaartelling ontstaan als een joodse sekte. Tijdens de Romeinse bezetting van Jeruzalem, die de Hebreeuwse rabbi Jezus van Nazareth (ca. 7 à 4 v.C. ca. 30 n.C.) aanvaardde als de Messias, zoals die door de joodse profeten was aangekondigd. De volgelingen van Jezus achtten zijn betekenis ook van toepassing op de niet-joodse wereld en dit leidde tot ernstige conflicten in de eerste generatie christenen en tot een breuk met de joden, die in Jezus niet de Messias zagen. Reeds in de 2 de eeuw was de vervreemding tussen jodendom en christendom vrijwel volledig en vanaf die tijd heeft het christelijk geloof zijn gestalte gekregen in de confrontatie met de niet-joodse antieke wereld.

Verwoesting Jerusalem en tweede Joodse Tempel.
In 66 komen de Joden onder de leiding van de Zeloten in opstand tegen de Romeinse overheersing. In 70 onderdrukt Titus de Joodse opstand waarbij Jeruzalem geheel verwoest word samen met de Tweede Tempel. De Klaagmuur is het enige overblijfsel van de Tweede Tempel. Veel Joden werden gedood of als slaaf weggevoerd. Rond 135 verwoest keizer Hadrianus na een tweede opstand weer Jeruzalem en herbouwt het als Romeinse stad ‘Aelia Capitolina’. De Judeeërs werden door de Romeinen na de verschillende opstanden geheel uit Jeruzalem verbannen en werden verspreid over het gehele Middellandse Zeegebied (de zgn. verstrooiing, of “diaspora”).

Bij zijn uitbreiding binnen het toenmalige Romeinse Rijk stuitte het christendom vaak op verbitterde tegenstand (christenvervolgingen), totdat het christelijk geloof in 313 door Constantijn de Grote recht op tolerantie kreeg; in 380 verwierf het zelfs in zijn orthodox-katholieke vorm een monopoliepositie. Het Christendom als officiële staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. Palestina komt onder heerschappij van Byzantium (Constantinopel) en na de bekering van Constantijn verspreidt het Christendom zich snel over het gehele land en worden er vele kerken gebouwd. In 325 Riep Constantijn het eerste oecumenische concilie in Nicea bijeen waarbij op de bischoppen uit alle delen beroep werd gedaan de kerkelijke ‘doctrine’ te definiëren. Constantijn vond dat het is uitermate onbetamelijk dat we ten aanzien van het heiligste aller feesten de gewoonten van de Joden zouden volgen; Laten we voortaan niets meer gemeenschappelijk hebben met dit verfoeilijke volk. Jodenbelasting werd hoger. Het werd verboden nieuwe synagogen te bouwen, die men aanduidde als bordelen. Huwelijken tussen Joden en Christenen werden buiten de wet gesteld op doodstraffen. Synagogen werden in brand gestoken op expliciet bevel van de bischoppen. In Alexandrië waar Joden en Christenen samen vreedzaam samenleefden hoefde de goede week slechts te komen om de ijverige geestelijke dusdanige donderpreken tegen de Joden te laten houden dat de woedende kerkgangers uit hun bedehuizen stormden om iedere jood die ze tegen het lijf liepen, te doden en te verminken – in de hoop op die mannier hém te vereren die op goede vrijdag gekruisigd was.

Na de oudheid is het christendom zowel van het Westen als van het Oosten uit doorgedrongen in de streken die buiten het bereik van het Romeinse Rijk hadden gelegen. De noordelijke en westelijke (Germaanse) volken zijn door het Latijnse christendom gewonnen, de oostelijke door het Griekse. De twee invloedssferen stootten in Midden-Europa op elkaar; sommige Slavische volken kwamen tot het Latijnse christendom (Tsjechen en Polen), andere geraakten binnen de invloedssfeer van de Byzantijnse Kerk (de Balkan, Rusland). Daarentegen gingen door de opkomst van de islam in de 7de eeuw de landen van Noord-Afrika en het Midden-Oosten voor het christendom verloren en werd de expansie naar het verdere Oosten (waarmee de nestoriaanse christenen een begin hadden gemaakt) geblokkeerd.

De eerste kruistocht is niet alleen een gevolg van een toespraak van een paus, maar er gaan jaren van geschiedenis aan vooraf die als climax de eerste kruistocht hadden. Deze voorgeschiedenis is zelfs zover terug te leiden als naar het einde van het West Romeinse Rijk.

Opkomst van de Islam 7 de eeuw na Christus
Het Arabische rijk: Mesopotamië, Palistina, Egypte, Syrië, Persië, Noord- Afrika en Spanje. De tegenstelling Oost-West in heerschappij en religieuze overweging, de verrijzenis van de Islamitische volken en de machtsverhoudingen in het oosten zijn toen tot stand gekomen en deze factoren zijn van belang geweest in het tot stand komen van de eerste kruistocht en de motieven ervoor. Na het verval van het West-Romeinse Rijk maakten de nieuwe overheersers gretig gebruik van de katholieke kerk om hen te helpen bij het besturen van hun gebieden en deze kon daardoor later uitgroeien tot een grote politieke macht. Het Oost-Romeinse Rijk, later door historici ook wel aangeduid als het Byzantijnse Rijk hoewel het die naam nooit gedragen heeft, overleefde de val van het West-Romeinse rijk maar door de constante interne conflicten was het een verre van stabiel gebied. De Oost-Romeinse keizers wilden allen graag hun gebied uitbreiden, iets dat veel geld kostte en omdat dat geld werd verhaald op de bevolking, zorgde dit voor veel ontevredenheid in het Oost-Romeinse Rijk. Na eerst een lange oorlog tegen de Perzen gevoerd te hebben, werd het Oost-Romeinse rijk opnieuw bedreigd: Mohammed verenigde begin zevende eeuw de stammen van Arabië onder de banier van de islam en na de dood van Mohammed begonnen de moslims met hun eigen expansie. Omdat de Oost-Romeinse keizers niet geliefd waren, werden deze nieuwe overheersers met open armen ontvangen, mede vanwege het feit dat ze onder deze nieuwe overheersers minder belasting hoefden te betalen.

Kruistochten 1071
Pas tegen het einde van de tiende eeuw kon het Oost-Romeinse Rijk zich genoeg herstellen om in de tegenaanval te gaan. Ondertussen had de katholieke kerk zich in het westen ontpopt tot een politieke macht van enige betekenis. De katholieke kerk en de Byzantijnse (lees: Oost-Romeinse) kerk, en dientengevolge ook de Byzantijnse keizer, hadden veel meningsverschillen, vooral over het geloof, die ertoe leidden dat de betrekkingen tussen Oost en West niet al te best waren. Beide partijen spraken regelmatig de banvloek uit over de andere partij, iets dat de zaken niet verbeterde. Tegen het einde van de 11 de eeuw was in het Oost-Romeinse rijk Alexius aan de macht gekomen. Na de Slag bij Manzikert (1071) was zijn rijk Anatolië vrijwel geheel kwijtgeraakt en Alexius wilde dit verlies ongedaan maken, maar een gebrek aan voldoende manschappen weerhield hem daar van. Alexius had in het verleden al goede ervaringen gehad met westerse huurlegers. Het westen had krijgslieden te over en er heerste voortdurend geweld.

Op 27 november 1095 werd er verkondigd dat de paus een belangrijke aankondiging zou doen. De menigte die hier op af kwam was te groot om in de kathedraal, waar de concilie werd gehouden, kwijt te kunnen. Als oplossing werd de toespraak gehouden op een groot veld vlakbij de oostelijke (toeval?) poort van de stad. Naar overlevering is de toespraak als volgt in zijn werk gegaan: Hij begon zijn toespraak met het proberen te overtuigen van zijn toehoorders, dat het noodzakelijk was om hun oosterse christenbroeders te helpen met hun strijd tegen de heidenen. De heidenen waren tot in het hart van de christelijke gebieden doorgedrongen en waar zij zich vestigden werden de christenen slecht behandeld en de aanwezige heiligdommen werden zelfs ontheiligd door de heidenen. Ook legde Urbanus de nadruk op de heiligheid van Jeruzalem en op het leed dat de pelgrims in Jeruzalem moesten ondergaan op weg naar en in het Heilige Land. Hij beriep zich toen op de westerse christenen, arm en rijk beide, om hun oosterse broeders te helpen in hun strijd tegen de onzaligen. Ze moesten hun onderlinge strijd staken en de wapens opnemen tegen de heidenen. In deze heilige oorlog zou God zelf hen leiden en voor iedereen die meevocht was er totale vergeving van de zonden. De kruisveders richten bloedbad aan onder Joden en Moslims en veroveren Jeruzalem in 1099.

Sentimenten van afkeer en afweer jegens een Joodse groep, als vreemde minderheid, treden sinds de Oudheid in telkens andere vormen weer op. Vanaf het jaar 1096, aan begin van de Eerste kruistocht, toen in Duitsland in verschillende steden Joodse gemeenschappen werden uitgemoord door de boerenbevolking, de zogenaamde Duitse kruistocht, is het een herhaaldelijk terugkerend verschijnsel in de geschiedenis. Eeuwenlang droegen de reacties op Joden een overwegend religieus karakter, later viel de meeste nadruk op de economische trekken – een voorbeeld van economische antisemitische maatregelen is het feit dat Joden geen lid mochten zijn van de gilden, waardoor zij niet werden toegelaten in veel beroepen behorende tot de middenstand. De Joden zochten hun toevlucht tot beroepen die hen niet geweigerd werden: financiële dienstverlening. Dit leidde tot het vooroordeel dat Joden zuinig en gierig zouden zijn, zich te goed zouden voelen voor handenarbeid en het economisch beter zouden hebben.

Mongoolse troepen vallen Midden Oosten binnen 1219
In 1219 vielen Mongoolse troepen onder leiding van Dzjengis Khan het Midden-Oosten binnen. In 1243 werden de Seltsjoeken vazallen en werd het Abbassiden-kalifaat vernietigd. In 1258-1260 werden de Mammelukken uit Syrië verdreven. De Mongolen bleven tot de dood van Timoer de Kreupele in 1405 de grootste macht in het Midden-Oosten

Ottomaanse rijk rond 1300
Rond 1300 kwam in Anatolië Osman I aan de macht en hij stichtte het Ottomaanse Rijk. Nadat het in de eerste eeuwen van zijn bestaan op de Balkan en in Oost-Europa veel gebied had veroverd, begon het rijk in 1516 met de verovering van Syrië, Palestina en Egypte op de Mammelukken. In 1517 erkende de Sjarif van Mekka de Sultan als Kalief. In 1534 werd Bagdad veroverd en in 1546 Basra. Ook Bahrein en delen van Oman en Jemen vielen onder Ottomaanse controle. Tot aan de Eerste Wereldoorlog hield het Ottomaanse Rijk zijn greep op het Midden-Oosten.

Zoals tijdens eerdere Arabische kalifaten kregen christenen en joden een speciale status van dhimmi binnen het rijk. Het rijk werd onderverdeeld in vilayets (provincies) en die in het algemeen weer in Sandjaks. (Aanvankelijk verstond men onder dhimmi’s de zogeheten ‘Mensen van het Boek’ (joden en christenen) In ruil voor een speciale belasting (de jizyah) verleent het islamitisch gezag deze groepen bescherming en is de uitoefening van hun religie onder voorwaarden gegarandeerd. Dhimmi’s hebben echter beperkte burgerrrechten. Zo kunnen zij doorgaans niet tegen moslims getuigen of in het leger dienen. Dhimmi’s zijn vrijgesteld van zakat. Gedurende sommige perioden van het islamitisch kalifaat moesten dhimmi’s zich door hun kleding van moslims onderscheiden en woonden zij in aparte wijken. Beperkingen in de vrije godsdienstuitoefening kunnen erin bestaan dat niet geëvangeliseerd mag worden, dat religieuze bijeenkomsten in beslotenheid plaatsvinden, dat religieuze symbolen niet op voor moslims zichtbare wijze worden gebruikt en dat geen nieuwe kerken, kloosters en synagogen worden gebouwd en bestaande gebouwen niet mogen worden hersteld bij ernstige schade. Meestal wordt niet aangedrongen op bekering tot de islam.

Toen de troepen van Mohammed in 628 bij de oase van Khaybar een joodse stam overwonnen, sloot Mohammed met hen een verdrag dat bekend staat als de ‘dhimma’. Dit stond de joden toe hun land te behouden en te gebruiken in ruil voor de helft van de opbrengst. Mohammed behield zich het recht voor om deze afspraak te allen tijde eenzijdig te verbreken en de stam alsnog te verbannen. Met de expansie van het islamitische rijk is het begrip dhimmi veralgemeniseerd en kreeg het de betekenis van juridische bescherming die de islamitische staat biedt aan niet-moslims.

Eerste Wereldoorlog
Tijdens de Eerste Wereldoorlog, waarin het Ottomaanse Rijk verslagen werd door de Entente, veranderde de politieke situatie ingrijpend. Van de meeste huidige staten werd tijdens deze oorlog het grondgebied bepaald. De Britten haalden Hoessein ibn Ali, de Sjarif van Mekka, over om de Arabische Opstand tegen de Ottomanen te beginnen. De Britten beloofden de Sjarif onafhankelijkheid voor de Arabieren. Zover kwam het echter niet, want na de oorlog besloot de Volkerenbond dat de nieuwe landen Irak, Transjordanië, en Palestina onder Brits mandaat en Syrië en Libanon onder Frans mandaat kwamen te vallen. De Britten gaven Irak en Transjordanië een zekere autonomiteit, de andere gebieden bleven onder strengere controle. Jodenhaat zich vooral als een sociaal verschijnsel en tegen het einde van de 19e eeuw ontstond er zelfs een zogenaamd biologische motivering. Wanneer de reacties op Joden een overwegend religieus karakter hebben, wordt er gesproken van antijudaïsme. Slechts op het ogenblik dat vanuit het sociaaldarwinisme het Jodendom als een ras en niet langer als religie werd beschouwd, werd antijudaïsme antisemitisme.

Het begrip antisemitisme werd door Marr voorgesteld in de context van een meer wetenschappelijke benaming voor het oudere Duitse woord Judenhass (Jodenhaat). Men moet deze “herbenoeming” dus niet interpreteren als een poging om het concept van Jodenhaat te elimineren of ‘verbergen’. Anderzijds is juist het gebruik van deze nieuwere term nogal eens bekritiseerd – maar dat is pas veel recenter. Zoals de Midden-Oosten kenner Bernard Lewis stelde: ‘Antisemitisme ging nooit en nergens over iets anders dan Joden.’.

Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog ging grotendeels aan het Midden-Oosten voorbij. Iran dat de zijde van Duitsland had gekozen, werd vervolgens door de geallieerden binnengevallen. Generaal Erwin Rommel bereikte vanuit Libië Egypte, maar de Britten wisten stand te houden. (Duits Jodenvervolging, zie later in dit artikel “Europees Antisemitisme”)

De stichting van de staat Israël
Na WO II trachten de uit de Nazi-kampen overlevende Joden ‘Palestina’ binnen te komen, dat door de Britten hermetisch is afgegrendeld. Vele Joden verliezen bij deze pogingen het leven. Bekend is geworden het schip ‘Exodus’. De opvarenden zijn met Britse oorlogsschepen teruggebracht naar Toulon in Zuid-Frankrijk. Toen zij weerspannig bleven, hebben de Britten deze KZ-overlevenden teruggebracht naar nazi-vernietigingskampen in Noord-Duitsland. Dit was de druppel die de emmer deed overlopen. De hele wereld kwam nu in oppositie tegen de Britten. Die moesten deze mensen naar Israël brengen. Wat weer Arabische terreur uitlokte. Hoewel er officieel geen wapens het gebied binnen mochten, werd levering aan de Arabieren oogluikend toegestaan. De Joden moesten allerlei illegale middelen verzinnen om aan wapens te komen, omdat zij nog erkende staat hadden, waaraan legaal wapens geleverd mochten worden. Ondanks vele staaltjes van creativiteit en grote durf lukte het maar zeer ten dele om Israël van wapens te voorzien. Er was nu geen houden meer aan. De Britten werden nu door Joden en Arabieren gelijkelijk bestookt. En die hadden er genoeg van. Zij gaven aan, het mandaat over het gebied ‘Palestina’ te willen beëindigen.

Een speciale commissie van de UNO stelde een plan op tot verdeling van het gebied in een Joods en een Arabisch deel. Op 29-11-1947 werd dit plan door de UNO goedgekeurd en door de Joodse autoriteiten met grote aarzeling geaccepteerd. De Arabische Liga verwierp het plan, zoals zij elk plan heeft verworpen, dat Joden een rechtmatige plaats in het land wil geven. Als je op de kaart kijkt, zie het onmogelijke van deze verdeling. Elk van de partijen heeft drie stukjes die op twee plaatsen elkaar raken. Niemand kan uit gebied A naar B of uit B naar C zonder tenminste één stap op het grondgebied van de andere partij te zetten. Voor Jeruzalem was een aparte regeling bedacht. Dat zou onder UNO-bestuur komen. De enclave Jeruzalem omvatte zo’n 100.000 Joden en 65.000 Arabieren. Op eis van de Arabische Liga werd dit gebied vergroot totdat de Arabische bevolkingsgroep de meerderheid had. Maar het UNO-beheer is een vod papier gebleken. Israël had echter niets te verliezen, dus… De Britten kondigden aan, op 15-5-1948 te verdwijnen uit het gebied. Er vond geen overdracht van souvereiniteit plaats, er ontstond dus een vacuum. Wel bevoordeelden de Britten de Arabieren voor wat betreft wapens en strategische posities. Als dan ook van 14 op 15 mei 1948 David Ben-Goerion de Joodse staat Israël uitroept, zijn de vooruitzichten in alle opzichten belabberd. Direct op 15 mei vallen de legers van Irak, Syrië, Jordanië en Egypte de jonge staat binnen. Jordanië bezet Jeruzalem direct na het uitroepen van de Joodse staat. Israël vecht voor zijn leven! En het wonder gebeurt: de slecht bewapende Israëli’s, numeriek slechts een fractie van de binnenvallende vijand, behalen de overwinning, zij het na vele bange ogenblikken, en een groot aantal slachtoffers (6.000 doden, 15.000 gewonden).

Einde van de mandaten en de Koude Oorlog
Binnen enkele jaren na de oorlog werden de verschillende mandaten opgeheven en werden deze landen zelfstandig. Op 22 maart 1945 werd de Arabische Liga gevormd.

In 1917 was de Balfour-declaratie uitgegeven, die de vorming van een Joods Nationaal Tehuis in Palestina regelde. Nadat het Britse mandaat voor Palestina was afgelopen, werd de staat Israël uitgeroepen. De Arabieren, die al decennia tegen de instroom van joden waren, oorlog.

Met de landsnaam Palestina Arabisch: Falastina Hebreeuws: Palestina wordt de landstreek rond of tot de rivier de Jordaan bedoeld, in het westen begrensd door de Middellandse Zee.
De naam Palestina werd door de geschiedenis heen als volgt gebruikt:
De Oud-Grieken gebruikten oorspronkelijk de naam Palestina enkel om de kuststreek aan te duiden. De naam werd vermoedelijk afgeleid van Filistea, ‘land van de Filistijnen’. Later gebruikten de Grieken (en de Romeinen) de naam niet enkel voor de kuststreek, maar duidden ze er ook het ‘land van de joden’ mee aan.

In 135 wilde de Romeinse Keizer Hadrianus elke verwijzing naar de joden verwijderen. De (herstichte) stad Jeruzalem werd Aelia Capitolina genoemd en de Romeinse (Byzantijnse) provincie ‘Syria-Palaestina’

In 1920 werd Palestina de naam voor het mandaatgebied dat de Britten toegewezen kregen door de Volkenbond. Oorspronkelijk bevatte het mandaatgebied Palestina eveneens een gebied ten oosten van de Jordaan maar in 1923 werd het mandaatgebied gesplitst en bedoelde men met het Brits mandaatgebied Palestina enkel het gebied tussen de Middellandse zee en de Jordaan.

In de actuele context wordt de naam ‘Palestina’ gebruikt voor de onafhankelijke Palestijnse staat waarnaar de Palestijnse Autoriteit streeft. Zie hiervoor ook de Palestijnse Gebieden.

Pas veel later, vooral vanaf de jaren negentig maakte de kritiek opgang dat het woord antisemitisme in zijn betekenis diende te worden uitgebreid zodat het ook vooroordelen tegen Arabieren zou insluiten, met als argument dat ook het Arabisch een semitische taal is. Dit is echter geen algemeen gebruik van de term, en zo was hij oorspronkelijk ook niet bedoeld. En met reden, want er zijn slechts heel enkele gevallen bekend van vooroordelen die zich gelijkelijk tegen Arabieren en Joden keren (met uitsluiting van andere rassen of nationaliteiten). Daartegenover staat een absolute veelheid van voorvallen van antagonisme tussen Joden en Arabieren. Bijgevolg zou het uitbreiden van de term in de richting van een omsluiting van zowel Joden als Arabieren de term zinledig maken, en het nadelige effect daarvan uit zich dan – alweer – precies in de richting van de groep die het voorwerp is van het fenomeen, namelijk de Joden. Zoals Neil J. Kressel stelt:

In elk geval wordt er niets gewonnen met het toepassen van de term antisemitisme op anti-Arabische discriminatie, hoe verwerpelijk dit ook moge wezen, behalve dan dat verwarring wordt gesticht en de aandacht wordt afgeleid van anti-Joodse vijandigheid.

Dat geldt in feite ook voor het (soms onbedoeld) in gebruik nemen van het woord Semieten in deze context, wat eigenlijk onjuist is (het woord Semitisme bestaat zelfs niet, en antisemitisme is er dus ook niet het antoniem van – reden waarom de schrijfwijze anti-Semitisme, met koppelteken, technisch gezien minder correct is). Bernard Lewis schrijft hiervan: “De term Semiet heeft geen betekenis indien toegepast op dermate heterogene groepen mensen als de Arabieren of Joden.”

Europese antisemitisme en antisemitisme in M.O.
Vanaf het einde van de 19e eeuw tot 1945 was het antisemitisme in de meeste Europese landen bijzonder populair, vooral in Frankrijk en in Duitsland. Het Duitse en Franse nationalisme waren van het begin af aan erg antisemitisch gekleurd.

Frans antisemitisme
De Dreyfusaffaire, het gesprek van de dag in het laat-negentiende-eeuwse Frankrijk, is een bekend voorbeeld van het Frans antisemitisme. Kapitein Alfred Dreyfus, een Frans legerofficier van Joodse afkomst, werd er van beschuldigd informatie te hebben doorgespeeld aan het Duitse opperbevel. Dreyfus werd niet verdacht omdat het bewijs tegen hem sprak, maar vanwege het feit dat hij Joods was. Bijkomend was het feit, dat hij uit de Elzas kwam en dat hij tot de Alemannisch-(Duits)-sprekende minderheid behoorde. Lange tijd zat Dreyfus vast in het strafkamp Duivelseiland voor de kust van Frans-Guyana (Zuid-Amerika). Later bleek een Hongaars-Franse officier, Esterhazy, achter de spionage te zitten en werd Dreyfus vrijgesproken en bevorderd tot kolonel.

Duits en Oostenrijks ‘mystiek’ antisemitisme
In Duitsland en de zgn. ‘Duitse landen’ in Oostenrijk-Hongarije (Oostenrijk, Sudetenland) werden aan het einde van de negentiende eeuw xenofobe en antisemitische clubs opgericht. Deze combineerden een soort verering van Germaanse goden met allerlei biologische opvattingen (van semi-wetenschappelijk karakter) over superioriteit van het Duitse/Germaanse volk en de inferioriteit (minderwaardigheid) van het Joodse ras, de zwarten, zigeuners en Mongoolse volkeren. Bekende predikers van deze ideeën waren Jörg Lanz von Liebenfels en de Oostenrijkse Georg Ritter von Schönerer. De ideeën van Lanz von Liebenfels waren naast pseudowetenschappelijk ook ‘mystiek’. Lanz noemde zijn gedachtegoed dan ook ‘rassenmystiek’ en ’theozoölogisch’. Lanz was ervan overtuigd dat Joden beestmensen waren, terwijl de Germanen Gottmenschen waren. Lanz richtte zelfs tempels op waar mystieke bijeenkomsten werden gehouden. Vermeld dient ook te worden dat het gedachtegoed van Lanz von Liebenfels ook een zeker pornografisch karakter had. Lanz hamerde er steeds op dat de vrouwen van het ‘blonde en blauwogige ras’ (d.w.z. de Germanen) gevaar liepen te worden verkracht door de Joden. In de optiek van de aanhangers van de rassenmystiek kwam dit wel vaker voor. Volgens sommigen waren Joden ‘verwijfd’ en waren het eigenlijk vrouwen die een mannelijk geslachtsdeel bezaten! Dit getuigt van een onderdrukte seksuele moraal bij de aanhangers van de ‘rassenmystiek’. De rassenmystici geloofden niet zelden in een strijd tussen licht en donker, tussen Ariërs (Gottmensechen) en zwarten/Mongolen/Joden (‘dier- en aapmensen’). Volgens Lanz kon men alle middelen aangrijpen om het Jodendom een halt toe te roepen: sterilisatie, het verbieden van huwelijken tussen Duitsers en Joden, ja, zelfs de uitroeiing van het Jodendom mocht als wapen worden ingezet.

Nationalistisch antisemitisme
De meer ‘nuchtere’ antisemieten, zoals Von Schönerer, de Oostenrijkse antikatholieke, jodenhatende en anti-Habsburgse nationalist, en de antisemitische burgemeester van Wenen, Karl Lueger, verwierpen de mystieke en sektarische bijeenkomsten en gingen meer voor de ‘massabewegingen’. Hun antisemitisme richtte zich via populistische toespraken tot de massa om hen te winnen voor het Duitse nationalisme en antisemitisme. Schönerer en Lueger combineerden hun ideeën met het Deutsch socialisme. Dit socialisme was dan antimarxistisch gekleurd, populistisch en gericht op de verbetering van de toestand van de arbeiders en boeren om hen van het ‘internationalistische marxisme’ af te houden. De schuld van de sociale misstanden lag in hun ogen ‘natuurlijk’ bij de Joden. Na het Duitse verlies in de Eerste Wereldoorlog schoten de antisemitische clubs als paddestoelen uit de grond. De bekendste waren de Beierse Thule Gesellschaft, de Deutsche Arbeiterpartei en de Deutsche Sozialistische Partei.

Adolf Hitler sloot zich in september 1919 aan bij de Deutsche Arbeiterpartei en verwierp het sektarische karakter dat de club tot dan toe kenmerkte en maakte er onder de naam Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP) een massabeweging van. Hitlers antisemitisme en nationalisme week niet af van dat van Lanz, Lueger of Schönerer, maar de manier waarop Hitler zijn boodschap ‘aan de man bracht’, namelijk via goed georganiseerde en voorbereide toespraken, maakte hem mateloos populair. Hitler had namelijk goed de mogelijkheden gezien van de moderne massamedia zoals kranten, radio en film en maakte daar goed gebruik van. Door een goed geoliede propaganda machine bewerkte hij de Duitse bevolking en werd snel populair. Van een minuscuul sektarisch clubje groeide de NSDAP spoedig uit tot een massapartij met afdelingen in Duitsland en Oostenrijk.

Na de mislukte ‘Bierhalle Putsch’ (ook Hitlerputsch) in 1923, werd Hitler tot een zeer korte gevangenisstraf veroordeeld (ter vergelijking: de hoofdmannen van de Beierse Revolutie van 1919 werden tot lange celstraffen veroordeeld of vermoord), die hij slechts gedeeltelijk uit heeft gezeten. Hij gebruikte zijn gedwongen ‘retraite’ om zijn ideeën neer te schrijven in Mein Kampf, de latere ‘bijbel’ van het nationaal-socialisme. Dit geeft al aan dat men in Duitsland antisemitisch en nationalistisch dacht en handelde, met name in de gezeten burgerij, de kleine middenstand en onder de oude garde nationalisten. De NSDAP werd weliswaar verboden, maar dook spoedig weer op onder een nieuwe naam. Vanaf het einde van de jaren twintig (de NSDAP was toen weer de officiële naam) wonnen de nazi’s steeds meer zetels in de Rijksdag en in 1933 kon men er niet meer omheen (althans dat was de gangbare opvatting in Duitsland en de rest van de wereld) en werd Hitler door rijkspresident Paul von Hindenburg tot rijkskanselier benoemd.

Het nationaal-socialisme in Duitsland heeft na de machtsovername van Adolf Hitler in 1933 het antisemitisme in zijn uiterste vorm toegepast. De Duitse Joden werden door de Neurenbergse rassenwetten (1935) tot rechteloze burgers gemaakt. De discriminatie van Joden breidde zich tijdens de Duitse bezetting van een groot aantal West- en Oost-Europse landen ook tot die gebieden uit. Tussen 1942 en 1945 heeft ze geleid tot de moord op ongeveer zes miljoen Europese Joden in concentratiekampen. Hij wou alle joden vernietigen.

Roemenië
In Roemenië was met name in Moldavië het antisemitisme diep geworteld. In het Interbellum keek men met wantrouwen naar de vele Hongaarse en Russische Joden, waarvan een groot aantal ook lid was van de communistische partij. Carol II, de koning die wereldwijd als playboy en rokkenjager bekend stond, omringde zich met een corrupt groepje grootindustriëlen en bankiers, waar ook veel Joden tussen zaten. Ook bedroog hij zijn echtgenote Helene met de Joodse Elena Lupescu. Corneliu Zelea Codreanu opende met zijn IJzeren Garde verbaal en ook fysiek de aanval op Joden. Zij waren volgens hem en zijn aanhangers er slechts op uit om Roemenen te bedriegen en op te lichten, en deden dit met name via de communistische partij en de hofkliek van de koning. Bij de verarmde bevolking van Moldavië vond dit weerklank, en in 1936 ging 25% van de stemmen naar de Garde en andere rabiaat antisemitische partijen. In 1940 deelde de Garde de macht met het leger (Antonescu), en vierde deze overwinning met aanvallen op met name Joden. De ordeverstoringen waren zo erg dat uiteindelijk zelfs de nazi’s Antonescu toestemming gaven de Garde uit de regering te zetten. Goebbels schreef pragmatisch in zijn dagboek: ‘De Führer wil een verbond met een staat, niet met een Weltanschauung.’

Rusland
In het tsaristische Rusland was de jodenhaat bijzonder scherp. De tsaar bepaalde zelfs dat Joden maar in bepaalde gebieden in West-Rusland mochten wonen: het ‘paalgebied’. Bij tegenvallers, zoals de Japanse oorlog en de Russische Revolutie richtte de bevolking zich tegen de Joden. De bolsjewieken leken aanvankelijk het beter met de Joden voor te hebben, maar ook Stalin was antisemiet. Een aantal onschuldige Joodse artsen werd bijvoorbeeld slachtoffer van zijn waanidee dat zij een aanslag zouden beramen (Dokterscomplot). Ook in de latere Sovjetunie was het voor Joden moeilijk carrière te maken, hoewel officieel discriminatie verboden was. Na de val van het communisme bloeide antisemitsme weer op. Veel vooroordelen (met name economische) leven nog steeds onder de Russische bevolking.

Arabische en islamitische antisemitisme
Ook na de Holocaust tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben zich nog veel gevallen van antisemitisme voorgedaan. Sinds de toestroom van Joodse kolonisten in het begin van de 20e eeuw, de stichting van de staat Israël (1948) en het Israëlisch-Arabische conflict zijn er in tal van Arabische landen antisemitische manifestaties geweest, zoals pogroms naar Oost-Europees voorbeeld.

Niet altijd is antisemitisme te scheiden van anti-zionisme.
De haat van veel moslims werd verder aangewakkerd door antisemitische preken in moskeeën en/of propaganda via de door de veelal dictatoriale regimes gecontroleerde media. Sommige islamitische demagogen grijpen zelfs terug op het antisemitische 19e eeuwse pamflet de Protocollen van Zion waarin de Joden door middel van een vervalst ‘historisch’ document als samenzweerders worden afgeschilderd die de wereld in hun macht willen krijgen. Door deze brute aanvallen maar ook door de opvang en mogelijkheden die Israël bood, vluchtten of vertrokken de meeste Joden uit de Arabische wereld. Bestemmingen waren daarbij vooral Israël en Frankrijk. Heden (begin 21e eeuw) zijn er bijna geen Joden meer overgebleven in de Arabische landen. Zo kwam er na een periode van duizenden jaren een eind aan het bloeiende Joodse leven in het Midden-Oosten (buiten Israël).

Een aantal Arabische instanties eisen een niet-Joodverklaring van werknemers die door buitenlandse handelspartners naar hen toe worden gestuurd: hierdoor verklaren ze dat ze niet tot het Joodse volk behoren. Een aantal regeringen heeft het afgeven van dergelijke verklaringen verboden. Ook komt het voor dat Arabische geestelijken en regimes de holocaust bagatelliseren of zelfs ontkennen. In veel Arabische landen leven echter nog steeds joden.

Iran
Ook in Iran (waar de meerderheid van de bevolking Perzisch is) komt veel antisemitisme en anti-zionisme voor. In december 2005 maakte de president van Iran, Mahmoud Ahmadinejad, zich schuldig aan geschiedvervalsing. Hij deed de holocaust af als een ‘Zionistische en Amerikaanse samenzwering’ voor de rechtvaardiging van de oprichting van ‘de Zionistische entiteit’ (Israël), die ‘boven God, religie en de profeten zelf geplaatst’ werd. Met ‘de profeten’ refereerde Ahmadinejad overigens ook aan bijvoorbeeld Abraham en Mozes. In Iran leven overigens zo’n 30.000 joden, die weliswaar vaak gediscrimineerd worden maar desondanks een afgevaardigde in het Iraanse parlement hebben.

Antisemitisme in Nederland
In Nederland werden na de Eerste Wereldoorlog een aantal kleine autoritaire politieke partijen opgericht, maar zij waren eerder fascistisch dan nationaal-socialistisch of antisemitisch, hoewel ook in Nederland bij sommigen het idee leefde dat Joden verantwoordelijk waren voor misstanden in de wereld. Initiatieven om extreem-rechtse en antisemitische partijen op te richten werden zeker na de crisis van 1929 genomen, maar deze partijtjes bleken eendagsvliegen die geen politieke macht verwierven.

Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog was het antisemitisme in Nederland geconcentreerd in de NSB van Anton Mussert. De Nationaal-Socialistische Nederlandse Arbeiderspartij (NSNAP) die in 1931 werd opgericht was nog veel antisemitischer dan de NSB. Ernst Herman ridder van Rappard, de leider van de NSNAP, richtte zich geheel op de NSDAP van Hitler en ook op diens antisemitisme. Bijzonder antisemitisch was ook het Zwart Front van Arnold Meijer. Meijer richtte zich echter meer op Mussolini dan op Hitler.

Ook na de Tweede Wereldoorlog komen in Nederland antisemitische incidenten voor. Zo worden de geschriften van Lucas en Jenny Goeree door betrokkenen als beledigend en antisemitisch ervaren. Neonazistische groeperingen vullen vele websites met antisemitische teksten en er komen incidenten voor waarbij groepen moslimjongeren rellen veroorzaken door het uiten van antisemitische en/of antizionistische leuzen. Incidenteel worden er Joodse graven beklad en beschadigd. Ook de weduwe Rost van Tonningen, bijgenaamd ‘de Zwarte Weduwe’, heeft met haar organisatie ‘De Levensboom’ bijgedragen aan het instandhouden van het Duits-nationalistische, maar ook antisemitische gedachtegoed. Een organisatie die dergelijke ontwikkelingen in Nederland nauw volgt is het CIDI, het Centrum Informatie en Documentatie Israël.

Antisemitisme in België
De conclusies van die door de Raad van Europa opgerichte commissie zijn voor België weinig flatteus. Volgens het verslag nemen de uitingen van antisemitisme en racisme in België toe. Het gaat om mondelinge en schriftelijke uitingen in het openbaar, bijvoorbeeld antisemitische slogans, om graffiti op winkels van joden, om beledigingen, om het lastig vallen van particulieren, enz.

Als voorbeeld verwijst het verslag van het ECRI naar een aantal gewelddaden tegen synagogen in Brussel, Antwerpen en Charleroi en ook naar het lastig vallen van de opperrabbijn in Brussel in december 2001 en naar de aanval op vier joodse jongeren in Brussel in maart 2003.

Nog altijd volgens dat verslag houden die gebeurtenissen nauw verband met de mondiale ontwikkelingen, meer bepaald met de situatie in het Midden-Oosten. Er is onmiskenbaar een heropflakkering van het aantal antisemitische handelingen te noteren over de laatste drie jaar. Dat valt nagenoeg samen met het begin van de tweede intifada dus. In de loop van het jaar 2002 zijn volgens de site www.antisemitisme.be in België 51 antisemitische handelingen geregistreerd en in 2003. Het laatste verslag van het Centrum voor gelijkheid van kansen stipt aan dat op 82 Belgische internetsites antisemitische uitspraken te lezen staan. We moeten de realiteit onder ogen durven zien in bepaalde lagen van de Belgische bevolking steekt het antisemitisme opnieuw de kop op.

Antisemitisme in de 21e eeuw
In 2004 concludeerden de Universiteit van Leiden en de Anne Frank Stichting, in hun Monitor racisme en extreem-rechts, dat het antisemitisme in Nederland in 2002 was toegenomen ten opzichte van het jaar daarvoor. Het onderzoek was gebaseerd op gegevens van de politie en het Openbaar Ministerie. De toestand in het Midden-Oosten werd als een van de redenen aangedragen. Een ander resultaat van het onderzoek was dat antisemitisch geweld in verhouding vaker voorkomt onder allochtonen dan onder autochtonen. De onderzoekers plaatsten echter kanttekeningen bij deze conclusie omdat het onderzoek hiervoor te beperkt was.

Los van dit onderzoek kan worden opgemerkt dat de problematiek tussen Israël en de Palestijnen tot antisemistische of anti-zionistische opwellingen bij allochtonen van islamitische afkomst kan leiden, een tendens die ook buiten Nederland valt te bespeuren, zoals bijvoorbeeld in België en Frankrijk.

Joodse “almacht”: hedendaagse antisemitisme
Met ‘de jood’ kun je alle kanten op. Je kunt hem (of haar) bewonderen, haten, vrezen, verachten, begeren, benijden of tot voorbeeld nemen. Aan de jood worden gevoelige gedichten gewijd maar ook schreeuwerige schotschriften en rancuneus gefluister. Met de jood wordt geflirt én de vloer aangeveegd. Voor alle duidelijkheid: ik heb het hier niet zozeer over levende of levensechte joden. Ik heb het over het stereotype van de jood – over de jood als maatschappelijk en ideologisch product waarmee gesjoemeld en gesjacherd wordt. De positieve stereotypen – het joods genie, de joodse virtuoos – leggen het af tegen de negatieve: de jood als christusmoordenaar, als verrader, woekeraar, wellusteling, de jood als vreemdeling, parasiet, lafaard of samenzweerder. De almachtige jood. En sinds geruime tijd ook de jood als nazi.

De gelijkschakeling tussen jood (of Israëliër of zionist: deze drie aanduidingen worden vaak klakkeloos door elkaar heen gebruikt) en nazi ligt tegenwoordig vrij goed in de markt. Zionisme is gelijk nazisme, davidster is hakenkruis, Sharon kan zich meten met Hitler. Deze vergelijkingen duiken vooral op uit de monden van bepaalde jongeren, in hun graffiti, op hun spandoeken en websites – tijdens demonstraties tegen Israël, maar ook op school, of op straat tegen joden die herkenbaar zijn als joden. En in het publieke debat draait het vooral om de volgende vier vragen. Is hier sprake van jodenhaat, dus van antisemitisme? En zo ja: moeten we dan van een ‘nieuw’ antisemitisme spreken? Of raken deze jongeren met hun weliswaar niet erg fijnzinnige vergelijking wel degelijk de realiteit, namelijk die van een Israëlisch bezettingsregime dat meedogenloos optreedt tegenover de Palestijnen? En tenslotte: wanneer gaat kritiek op Israël en wanneer gaat antizionisme (de ontkenning van de legitimiteit van het bestaan van Israël als joodse staat) over in antisemitisme? Onthoudt u die vragen even – ik kom er straks op terug.

Want: wat verstaan we eigenlijk onder antisemitisme? Antisemitisme fungeert vaak als containerbegrip: je kunt er naar believen van alles in dumpen. Ik definieer antisemitisme hier als afkeer van en vooroordelen tegen joden als joden. De joden hebben een lange geschiedenis waarin zij voor hun omgeving model staan voor ‘de Ander’ – in de eerste plaats in religieus, etnisch en nationaal opzicht, maar daarnaast ook in culturele en economische zin. Antisemitisme bestaat er dan ook in allerlei verschijningsvormen, zoals onder meer religieus antisemitisme (anti-judaïsme) , (economisch-)sociaal antisemitisme en racistisch antisemitisme. Relatief recent, als reactie op de oprichting van Israël en de zionistische kolonisatie die daaraan voorafging, is er die vorm van antizionisme die zich vermengt met het vijandbeeld van ‘de jood’. Antisemitisme is verankerd in eeuwenoude anti-joodse vooroordelen en stereotypen, die zich kunnen beperken tot verbale en schriftelijke uitingen, maar in maatschappelijke en politieke crisissituaties ook kunnen uitmonden in wetgeving, fysieke bedreiging, vervolging en moord. Kenmerkend aan het antisemitisme als ‘instrument’ is dat het als het ware erg flexibel is: het kan putten uit een enorm reservoir aan uiteenlopende stereotypen waarvan er altijd wel een paar ‘dienst kunnen doen’. Antisemitische stereotypen worden vooral actief wanneer zij een maatschappelijke, politieke en psychologische functiekunnen vervullen, zoals het bezweren van een crisis, het afschuiven van (politieke) verantwoordelijkheid, het projecteren van frustraties, angst, rancunes, en het ventileren van (gojse) nijd. Antisemitisme is irrationeel – het leent zich er uitstekend voor al dan niet verdrongen agressie bot te vieren.

Een stereotypeis uitdrukking van de opvatting dat alle of de meeste mensen die tot een bepaalde (minderheids)groep behoren, specifieke eigenschappen bezitten (negatieve maar ook positieve). Juist wanneer er stereotypen over een groep bestaan, treedt een ander belangrijk mechanisme op, een vorm van generalisatie, van collectieve aansprakelijkheid:als één van de groep een misstap maakt, wordt dit de hele groep aangerekend. Dus als één of een paar joden gefraudeerd hebben, gelden dé joden als oplichters. Een derde belangrijk begrip is gojse nijd- de afgunst van niet-joden ten opzichte van vermeende joodse talenten, eigenschappen en privileges, zoals veronderstelde handels- of artistieke talenten of machtsposities in de (wereld)politiek. Een vierde is dat van blaming the victim, de schuld aan het slachtoffer geven. Na de Duitse bezetting, bijvoorbeeld, circuleerden talloze verhalen waarin joodse onderduikers zich verraderlijk en gierig gedragen zouden hebben ten opzichte van hun onderduikgevers. Op die manier werden eventuele schuld(gevoelens) en verantwoordelijkheid op de joden zelf afgewenteld. Hier komt ook de collectieve aansprakelijkheid weer om de hoek kijken: natuurlijk zijn er joodse onderduikers geweest die zich, onder druk van extreme omstandigheden, roekeloos of verraderlijk gedragen hebben. Maar vervolgens werd dit ‘de’ joodse onderduikers of ‘de’ joden aangewreven. Dat gebeurde des te makkelijker omdat het verwijt aansloot bij al bestaande stereotypen als de verraderlijke, laffe en op geld beluste jood.

Zo blijkt ook dat wanneer een stereotype voldoende draagvlak heeft in een samenleving, het nieuwe vooroordelen voortbrengt. Een zwaan-kleef aan effect zo gezegd. In de Middeleeuwen hechtte zich aan de categorie oude, christelijke stereotypen – de Judas, de christusmoordenaar – een nieuwe categorie antisemitische stereotypen van sociaal-economische aard, die van de Rijke Jood. De Rijke Jood is zelf een eeuwenoud anti-joods stereotype, maar ik gebruik het hier als ‘verzamel­naam’ voor alle stereotypen die verwijzen naar een vermeende joodse economisch-sociale status en attitude. Variërend van de geldjood, de materialistische jood, de handels- en sjacher jood met zijn internationale (handels)contacten, die achter de schermen aan de touwtjes trekt in de financiële en politieke wereld. Deze stereotypen gaan op hun beurt gepaard met allerlei vermeende eigenschappen zoals brutaliteit, sluwheid, opdringerigheid, gierigheid en machtshonger.

Het cluster van de Rijke Joodontstond toen de Europese feodale maatschappij openbrak en ruilhandel niet meer voldeed. De nieuwe samenle-ving, inclusief de Kerk, schreeuwde om de invoering van geld, maar stond christenen niet toe om van geldhandel te leven. Uitkomst boden de joden die als ‘ongelovigen’ buiten de christelijke wetten en normen vielen. In dezelfde tijd dat de joden ten gevolge van de kruistochten uit de handel op de Oriënt verdreven werden en hun het verbod trof om land te bezitten of overheidsfuncties te bekleden, werden zij de geldhandel in gemanoeuvreerd. Daar vormde zich een kleine bovenlaag van ‘rijke joden’ – wier positie overigens altijd afhankelijk bleef van de willekeur van de machthebbers terwijl de joodse massa in de lagere regionen van de geldhandel belandde. De woekerjood bleef een begrip, ook nadat de geld­handel vanaf de vijftiende eeuw grotendeels in christe­lijke handen overging. In diezelfde trant werd later de Frans-joodse bankier Rothschild hét symbool van het kapitalisme.

Verlichte geesten gingen ervan uit dat het na de Emancipatie gedaan zou zijn met het antisemitisme. Toen werden immers, in het spoor van de Franse Revolutie, de joden tot gelijkwaardige burgers verklaard, met dezelfde rechten en plichten als hun niet-joodse landgenoten. Sociaal antisemitisme bleef echter bestaan. Bovendien ontstond er eind negentiende eeuw een nieuwe vorm van jodenhaat, het racistisch antisemitisme, dat ervan uitging dat jodendom een biologische kwestie was, een van generatie op generatie doorgegeven ziektekiem: een jood bleef een jood – altijd. In het huidige tijdsgewricht wordt in Het Westen veel gedebatteerd over bedenkelijke aspecten van Het Oosten. Maar racistisch antisemitisme en nazisme zijn westerse uitvindingen die naar het oosten zijn geëxporteerd.

Zo is ook de gelijkstelling van zionisme en nazisme niet bedacht door jongeren in de West-Europese steden noch ontstaan in de Arabische of de islamitische wereld. Maar de oorsprong van zionisme = nazismeligt in het Europa van rond de Tweede Wereldoorlog waar orthodox-katholieke kringen zich gevoelig toonden voor het nazistisch gedachtegoed. Elders heette het joods militair optreden in Palestina tegen Britten en Palestijnse Arabieren ‘Hitleriaans’ en ‘Goebbeliaans’. Ook de verbinding tussen jood en nazi werd gelegd – zowel binnen als buiten katholieke kring. De voortvarende aanpak van de naoorlogse Bijzondere Rechtspleging door Mr. Dr F. Hollander, een (joodse) officier van justitie, werd in zekere kringen als onevenredig hard ervaren. In 1954 schreef De Telegraafin een terugblik dat men zou verwachten dat een onderduiker ‘gelouterd’ uit zijn beproevingen zou zijn gekomen. In de praktijk waren velen echter teruggekeerd ‘vol ressentimenten’. Zo ook Hollander, die als gevolg van de oorlog behept was geraakt met ‘nazi-verschijnselen’, aldus De Telegraaf. Hier manifesteert zich overigens niet alleen het beeld van de joodse onderduiker die zich ontpopt tot nazi, maar ook de christelijke misvatting dat lijden loutert. Dit misverstand (ook wijd verbreid in linkse kring) leidt soms tot weinig doeltreffende kritiek op Israël, en werd door de Duits-joodse publicist Henryk Broder cynisch gekarakteriseerd als het idee dat de concentratiekampen bedoeld waren als heropvoedingskampen waar men als een beter mens uitkwam dan men erin ging.

De gelijkschakeling tussen Israël en het Derde Rijk beleefde een nieuwe impuls toen Israël na de oorlog van juni 1967 de op Jordanië, Egypte en Syrië veroverde gebieden Westbank, Gaza en Golan bezet hield. Vanaf die tijd werd de gewraakte vergelijking populair onder radicaal-linkse groeperingen, zoals bij segmenten van de huidige anti-globaliseringsbeweging. Parallellen tussen zionisme en nazisme worden ook voortdurend gesuggereerd in De schaduw van de ster(2002), een anti-zionistisch pamflet dat pretendeert de geschiedenis van het zionisme te (her)schrijven. De auteur, Peter Edel, blinkt uit in selectief bronnengebruik. Zijn waarheid is bovendien opgebouwd uit een mix van oude en jongere antisemitische mythen en samenzweringstheorieën, zoals die waarin vooroorlogse zionisten en nazi’s de schouders zetten onder één gemeenschappelijk doel: het vertrek van zoveel mogelijk (Duitse) joden naar Palestina.

Toch is het belangrijk om onder ogen te zien dat de vergelijking tussen zionisme en nazisme aanleiding geeft voor verwarring. Wat betreft een weerlegging van de beschuldiging dat Israël in zijn onderdrukkingsmethodes niet onderdoet voor het nazisme blijken sommige van hen – en ongetwijfeld ook velen búíten het onderwijs – zich onzeker voelen. De Engels-joodse schrijver en publicist Howard Jacobson hield onlangs een hartstochtelijk pleidooi voor precisie in woordgebruik: If we do not properly describe what a thing is like and not like, we do not know what it is.Jacobson haalt fel uit tegen verschillende Engelse intellectuelen die onlangs zionisme of Israël op een lijn zetten met nazisme, zoals met de uitspraak dat ‘Israël tactieken toepast die herinneringen oproepen aan de nazis’s’. Een genadeloze (brutal)bezettingspolitiek, zonder meer, aldus Jacobson, maar alleen in zoverre herinnerend aan de nazis dat álle wreedheid doet denken aan de nazi’s. Inderdaad. Velen van ons zijn voorgeprogrammeerd. De beelden van de jodenvervolging (denk aan de foto’s van de beruchte eerste razzia in Amsterdam op het Jonas Daniël Meijerplein waar joden door gewapende Duitsers worden opgejaagd en in rijen met hun handen omhoog op de grond knielen) zijn zo in veler netvlies gebrand dat andere beelden van vernedering en vervolging zich daaraan moeiteloos vasthechten (denk aan televisiebeelden van geblinddoekte Palestijnen die, op een hoop gedreven, bewaakt worden door bewapende Israëlische soldaten). Het nazisme fungeert als – druk op de knop – symbool voor het Kwaad. Maar waar zijn de Israëlische rassentheoriën, vernietigingskampen, gaskamers, euthanasieprogramma’s en medische experimenten met, bijvoorbeeld, Palestijnen en Bedouïnen? Is het Israëlisch bezettingsregime zónder nazi-praktijken soms niet al erg genoeg? Taalvervuiling is gevaarlijk.It is in the nature of hatred not to know what a thing is like and not to care.

Kortom, wat voor functie vervult het poneren van de uitwisselbaarheid van zionisme en nazisme, van jood en nazi? Niet alleen die van de verleidelijkheid van de simpele schema’s in een wereld die grenzeloos ingewikkeld is. Ook die van een lustvolle ontlading, van een uitgesteld mentaal orgasme. Ook ‘de jood’ blijkt immers tot grote misdaden in staat, en daarmee is de rekening vereffend – die van de schuld(gevoelens), van het onbehagen, van het falen van de niet-jood tegenover de jood. Hier is sprake van een omkering van het referentiekader van goed en fout dat het Westen na 1945 gaandeweg is gaan beheersen. Het ultieme slachtoffer van de nazi – de jood – is tot dader geworden.

Dat geldt evenzeer voor huiveringwekkende kreten als ‘Hamas hamas alle joden aan het gas’. Ook dit anti-joodse stereotype beeld dat uitdraagt dat joden er zijn om vergast te worden – een goede jood is een dode jood – is niet nieuw. Onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog ontstond, behalve de gelijkschakeling tussen zionisme en nazisme, de tot op heden geuite verwensing ‘ze zijn vergeten je te vergassen’, en daarnaast talloze sick jokesover joden en (g)as(bakken). Sinds de jodenvervolging zelf zijn joden dus achtervolgd door zowel de identificatie tussen henzelf en hun beulen (de nazi ‘s) als die tussen henzelf en de gaskamer. In dat laatste geval zijn het de grappenmakers of ruziezoekers die zichzelf in de positie van de nazi’s stellen.

Derde stereotype dat al enige tijd een renaissance beleeft, is dat van de joodse samenzwering. Het antisemitische geschrift ‘De Protocollen van de Wijzen van Zion’was een vervalsing van de tsaristische politie in Rusland, eind negentiende eeuw, bedoeld om de revolutionaire stemming van het volk af te leiden richting een beproefde zondebok: de joden. Die zouden, met hun tentakels over de hele aardbol, uit zijn op de overheersing van de wereld. De ‘Protocollen’- oorspronkelijk dus van Oost Europese makelij – worden tot op heden herdrukt en gelezen, niet alleen in de Arabische wereld, ook bijvoorbeeld in Oost Europa en de Balkan. Het beeld van de joodse samenzwering verwijst nu vooral naar de almacht van Israël, en naar opvattingen als dat de joden de dienst uitmaken in de Verenigde Staten, de wereldpers beheersen, achter de aanslagen van 11 september zitten en de oorlog tegen Irak hebben doorgedrukt.

Overigens ligt in stereotypen vaak een kiem van historische werkelijkheid besloten. Die wordt echter uit zijn voormalige context gelicht, verdraaid, uitvergroot en van een sterk negatieve lading voorzien. Zo is (e)migratie een rode draad in de joodse geschiedenis. Eerst als volk van handelslieden, en daarna als reactie op een keten van vervolgingen in het Midden Oosten en Europa, verspreidden de joden zich over de hele wereld. Zij beschikten (en beschikken) dus inderdaad over internationale netwerken en contacten. Dat is echter iets anders dan dat zij de internationale macht zouden bezitten. Het is daarentegen al even grote onzin om te beweren dat joden géén macht bezitten. Om te beginnen zijn ze allerminst altijd alleen maar slachtoffergeweest. Hun leven als minderheid, eeuwenlang, heeft hen er in getraind om van de nood een deugd te maken, bijvoorbeeld door uit te blinken in datgene wat hun wél geoorloofd was te doen. In meer algemene zin valt te stellen dat de positie van joden tot op heden gekenmerkt wordt door kwetsbaarheid én kracht. ‘Kwetsbaarheid’ vanwege latent of manifest antisemitisme, de joodse minderheidspositie – dat wil zeggen buiten Israël – en de complexe verhouding tot dat controversiële land. ‘Kracht’ vanwege een over het algemeen goede maatschappelijke en economische positie, een rijke en gewaardeerde cultuur, en de ondersteuning van Israël door de Verenigde Staten, het machtigste land ter wereld. Die combinatie van kracht en kwetsbaarheid brengt zowel de jood als de niet-jood in verwarring. Dat laatste valt onder meer af te lezen uit de tegenstrijdige, namelijk zowel minachtende als ook bewonderende of jaloerse stereotypen. ‘ De jood’ wordt als het ware ervaren als én inferieur én superieur. Er zijn de kruiperige en de laffe jood, maar ook het joods genie en de joden die de wereld beheersen. Veranderende historische verhoudingen blijken trouwens invloed te hebben op de gangbaarheid van stereotypen. Zo is bijvoorbeeld, ongetwijfeld ten gevolge van de krachtige, niet zelden gewelddadige politiek van Israël, het stereotype van de laffe jood naar de achtergrond en dat van de machtige jood naar de voorgrond getreden.

Dat brengt ons bij de vierde, laatste vraag waarin een fatale driehoekwerd neergezet: die van antisemitisme, antizionisme en kritiek op Israël. Lopen deze drie componenten onvermijdelijk in elkaar over? Of zijn ze wel degelijk van elkaar te scheiden? We belanden zo prompt met een smak aan de ‘overkant’: want hier zijn het evenzeer Israël en degenen die de joodse staat min of meer onvoorwaardelijk steunen, die baat hebben bij vervuiling van de taal. De Israëlische en joodse mainstreamhouding is tweeledig: kritiek op Israël mag, maar antizionisme komt neer op al dan niet verhulde jodenhaat. Het eerste onderdeel van deze stelling blijkt vaak louter lippendienst. Harde en gefundeerde kritiek op de Israëlische bezettingspolitiek – systematische vernedering van de Palestijnen, vernietiging van hun sociaal-economische infrastructuur met als absoluut dieptepunt de vernieling van olijfbomen en huizen, liquidatiepolitiek, martelmethoden, mensonterende detentieomstandigheden, landjepik via de bouw van ‘de muur’ – wordt in de praktijk terzijde geschoven onder verwijzing naar de dreiging van Palestijnse terreur. Dit is echter een vorm van self-fulfilling prophecy.Een verlenging van de bezetting leidt tot continuering van de repressie en is dus olie op het vuur van de Palestijnse zelfmoordaanslagen. Die getuigen van een wrede bloeddorst en willekeur, maar hebben hun wortels in een politiekconflict.Israël zou kunnen weten dat het in militair, economisch en politiek opzicht de sterkste is en zich dus een, rechtvaardige, vredesregeling kan permitteren. Alleen dán komt er – op termijn – zicht op het einde van de terreur.

In de tweede plaats is het onjuist om antizionisme en antisemitisme per definitie op één hoop te gooien. Ook het antizionisme heeft een geschiedenis en kent verschillende varianten. Voor de Tweede Wereldoorlog was een antizionistische stellingname – ook onder joden – de gewoonste zaak van de wereld. Dit veranderde een staat voor de joodse overlevenden en hun nakomelingen kon, in november 1947, rekenen op het jawoord van een meerderheid binnen de Verenigde Naties. De opvatting – een van de variabelen van het huidige antizionisme – dat Israël alsnog moet verdwijnen, is dus in ieder geval volstrekt a-historisch en ondemocratisch, en getuigt bovendien van een schokkend gebrek aan empathie. De vraag is echter of men hier van jodenhaat moet spreken. Dat is al helemáál twijfelachtig wanneer het om het standpunt gaat dat de oprichting van Israël een misstap was, maar nu, spijtig en wel, gerespecteerd moet worden, of dat de joodse staat een binationaal karakter aan zou moeten nemen. Aanvechtbare standpunten, zeker, maar antisemitisch? Antizionisme gaat pas over in jodenhaat wanneer het zich bedient van identieke mechanismen, in dit geval van stereotypering en demonisering van Israël als zogenaamde collective Jew.Wanneer de joodse staat, impliciet of expliciet, wordt gebrandmerkt als de Duivel op Aarde, de moderne vermomming van de sluwe, machtige en rijke jood die over Oorlog en Vrede gaat, dan zijn alle joden (en niet-joden) ter wereld gerechtigd om de alarmklok die ‘antisemitisme’ heet, te luiden.

Soms is het moeilijk om te zien of die klok terecht of te voorbarig wordt geluid. Ingewikkeld is dat het antisemitisme enerzijds substantieel is toegenomen – en bepaald niet alleen verbaal, zie de vernielde en bekladde begraafplaatsen en synagogen – maar anderzijds ook wordt misbruikt. Of uitvergroot, als spiegelbeeld dus van al die verwrongen anti-joodse stereotypen. In bepaalde omstandigheden vervult, paradoxaal genoeg, ook voor joden antisemitisme een functie. Bijvoorbeeld die van bindmiddel in een door tegenstellingen verscheurde joodse wereld, van een sluiproute die lastige kritiek op Israël omzeilt. Die van bevestiging van zowel verklaarbare angst als diepgeworteld wantrouwen ten aanzien van de buitenwereld, en van het zoveelste bewijs van de bestaansgrond van de joodse staat. Europa bestempelen tot een zompig moeras van antisemitisme, en het daar toenemende geweld tegen joden op de automatische piloot loskoppelen van kritiek en woede op Israël, is echter absurd én contraproductief. Het is belangrijk te erkennen dat het Israëlisch-Palestijns conflict de belangrijkste motor vormt voor het hedendaags antisemitisme, en dat een oplossing ervan dus een rem op dat antisemitisme zal zetten. Dat is, allereerst, heel iets anders dan beweren dat dit conflict inmiddels dé oorzaak is van antisemitisme, en dat de stichting van een Palestijnse staat er daarom voorgoed een einde aan zal maken. Die stelling is een ontkenning van de aard en de functie van jodenhaat. Het antisemitisme kent zo’n taaie geschiedenis, is als het ware zo multifunctioneel, en zit zo diep verankerd in het collectief geheugen, dat het niet zal verdwijnen. We hebben het hier niet eens gehad over het antisemitisme in Oost Europa na de val van het communisme. De erkenning van het Israëlisch-Palestijns conflict als triggervan de huidige anti-joodse escalatie, is dan ook heel iets anders dan het toegenomen antisemitisme maar met een korrel zout te nemen. Het is, integendeel, zaak alert te zijn en op te treden – maar zonder spoken te zien, laat staan ze op te roepen.Om Howard Jacobson te parafraseren, in positieve zin: If we do properly describe what a thing is like and not like, we know what it is.

Artikel uit Vrij Nederland, 29 november 2003,

Evelien Gans is bijzonder Hoogleraar Hedendaags Jodendom, zijn geschiedenis en cultuur aan de Universiteit

Conclusie
Antisemitisme is een heel ‘gevoelig’ onderwerp. Moeilijk exact te definiëren.

Wanneer ga je over de grens? Schandalig hoe de joden zijn behandeld doorheen de eeuwen. Baby’s in gaskamers. Onschuldig vermoord! Joden zijn Romeinse tijd verjaagd uit hun land, verstrooid over de wereld. Ze zijn een volk eeuwen vervolgd. Met als climax de tweede wereld oorlog en 6 miljoen Joden die vergast zijn.

Massamoord, 70 % van de Joodse bevolking gestorven. Waarom, enkele omdat ze Jood zijn? Het generaliseren van alle vooroordelen en verwijten die ze een gehele volk maakten. Ik kan het moeilijk begrijpen dat mensen elkaar zo kunnen behandelen. Ik ben meer dan Belg, stel dat ik vermoord word omdat ik Belg ben…Ik ben een mens. Toch is het een feit dat mensen elkaar zo beoordelen. Minderheidsgroepen anders dan wat men gewoon is,. zijn slechter?… Het lijkt wel ingebakken in de mens, om op een bepaalde mannier zo te denken. In plaats van te zien dat het niet slechter is of beter maar anders. En zo naast elkaar te leven. De landen in het midden Oosten zijn na het overwinnen van het Ottomaanse rijk rond de eerste wereldoorlog door de Entente bepaald. Door de tweede oorlog en brak er een exodus los van Joodse mensen die uit de concentratiekampen snakten naar een plaats waar ze ‘mochten zijn’. Waar ze hoorden, het land waaruit ze verdreven werden. Nadat in 1948 de Britten hun mandaat opgeven en de joden Israël uit als staat De VN erkent Israël direct de Arabische wereld niet. Er ontstaat een nieuw conflict. Oorlog breekt uit.

Nog steeds is dit conflict aan de gang. Het is een heel pijnlijke kwestie, het gaat om mensen langs beide kanten. Heel pijnlijk om een mening te vormen zonder een groep mensen uit te sluiten. Als het om kinderen zou gaan en elk een stuk tuin, verdeel je het mooi in twee en het probleem is opgelost. Zo zwart wit is dit conflict niet op te lossen. Het is een historisch diep geworteld maatschappelijk probleem, eeuwen geleden ontstaan.

Het belangrijkste wat ik uit dit alles geleerd heb is laat anderen in hun waarde, laat ze zijn, ook al zijn ze anders. Leef naast elkaar. respect voor iedereen. We zijn alleen mensen!

Links :
http://nl.wikipedia.org/wiki/Antisemitisme#Geschiedenis
http://nl.wikipedia.org/wiki/Semieten
http://nl.wikipedia.org/wiki/Eerste_kruistocht#De_tocht_naar_Jeruzalem
http://www.cidi.nl/
http://www.annefrank.org/content.asp?PID=495&LID=1#
http://www.senate.be/www/Ival=/publications/viewPubDoc&TID=50334210&LANG=nl
http://home.hccnet.nl/am.siebers/reli-christ.html
http://www.goedeherder.be/christendom.htm
http://nl.wikipedia.org/wiki/Joden
http://www.xs4all.nl/~kiel0/de_staat_israel.htm
http://nl.wikipedia.org/wiki/Midden-Oosten

Literatuur:
Evelien Gans, Gojse nijd & joods narcisme. Over de verhouding tussen joden en niet-joden in Nederland (Amsterdam 1994); idem, ‘”Vandaag hebben ze niets maar morgen bezitten ze weer tien gulden”. Antisemitische stereotypen in bevrijd Nederland’, in: Conny Kristel (red),

Terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog. Regionale verschillen (Amsterdam 2002), 313-353; idem, ‘Gojse broodnijd. De strijd tussen joden en niet-joden rond de naoorlogse Winkelsluitingswet 1945-1951′, in: Met alle geweld. Botsingen en tegenstellingen in burgerlijk Nederland, Conny Kristel (eindred) (Amsterdam 2003, 195-213;

Howard Jacobson, ‘ Wordsmiths and atrocities against language: the incendiary use of the Holocaust and Nazism against Jews’, in: Paul Iganski and Barry

Kosmin (ed), The New Antisemitism. Debating Judeophobia in 21st century (London 2003);

Brian Klug, ‘ The collective Jew: Israel and the new antisemitism’, in: Patterns of Prejudice, Vol. 37, No. 2, June 2003; idem, ‘The Myth of the New Anti-Semitism’, in: The Nation, February 2, 2004

De laatste drie pausen en de joden, Pinchas Lapide (Hilversum 1967)

Artikel uit Vrij Nederland, 29 november 2003,
Evelien Gans is bijzonder Hooglereraar Hedendaags Jodendom, zijn gescheidenis en cultuur aan de Universiteit

©Hanna voor FAQ-online 2007