De boom van kennis van goed en kwaad

Geschreven door Dayan mr. drs. R. Evers

Genesis 2:15: “En G’d gebood de mens als volgt: Van alle bomen in deze tuin kunt u vrijelijk eten; van de Boom van Kennis van Goed en Kwaad zult u echter niet eten. Want op het moment dat u daarvan eet, zult u de dood sterven”.

Geen appelboom
De identiteit van de Boom van Kennis blijft onduidelijk. Het was in ieder geval geen appelboom. Vier meningen vinden wij in de Talmoed. Volgens de eerste mening was het een vijgenboom, omdat na de zondeval de mens bedekt werd met vijgenbladeren. Met de vrucht waarmee hij gezondigd had, moest hij zich kleden. Een tweede visie stelt, dat de boom een etrog was, waar citrusvruchten aan groeiden. Een derde mening gaat ervan uit dat het de wijnstok was, omdat wijn tot zonde brengt. Volgens een vierde opvatting was de Boom gewoon graan, omdat de mens pas inzicht verwerft tegen de tijd dat hij graanproducten gaat eten.

Voordat hij at van de Boom, was Adam’s geest vrij en kon hij zich wijden aan zijn relatie met G’d. Woning, voedsel en kleding waren geen probleem. Het kwaad in Gan Eden werd gesymboliseerd door de slang en was geen onderdeel van de menselijke natuur. Het was een kracht van buitenaf die hij kon negeren, vermijden of bevragen. De mens had maar één opdracht, die overigens slechts van vrijdag drie uur ‘s middags – het Scheppingsmoment – tot de ingang van de Sjabbat (zaterdag), vrijdagavond omstreeks zes uur, duurde. Toch kon hij zich niet inhouden. Hij mocht niet eten maar deed het toch. En zoals in de Boom Goed en Kwaad als een onlosmakelijke kluwen wol met elkaar waren verbonden, zo werd de slechte neiging een deel van de menselij­ke ziel die hij nooit meer zou kunnen mijden. Overal waar hij gaat, zal hij de slechte neiging voortaan met zich meedragen.

De mens werd een vat van tegenstrijdigheden, één groot frustrerend conflict. Zijn spirituele roeping en zijn animale driften zouden hem uit elkaar rukken. De mens verloor de onsterfelijkheid gelijk met zijn onschuld. Met de zondeval van de mens verviel ook de wereld tot een lager niveau. Heel de Schepping was nu doortrokken van een mengeling van goed en kwaad. De Boom van Leven, de Tora, zou de mensen weer kunnen optillen uit hun zonde-toestand. Met de Tora onstond de gelegenheid om het kwaad te overwinnen, het zelfs om te zetten in goed. De Tora is de enige remedie tegen de slechte neiging.

Keuzevrijheid
Toch heeft dit mengsel van goed en kwaad ook een voordeel. Het waarom van de Schepping heeft vele filosofen beziggehouden. G’d heeft de wereld geschapen als een daad van pure naastenliefde, om goed te doen aan het geschapene. De mens als uitver­koren schepsel moest de ontvanger van dit goede worden. G’d wil ons niets minder dan het allerbeste geven, en dit hoogste is niets minder dan G’d Zelf. Het is de bedoe­ling dat de mens op G’d zou lijken, en hem naderbij zou komen. Om enigszins G’d gelijk te worden, moet de mens een volledig vrije wil hebben. In feite is dat het “evenbeeld van G’d” waarover in Genesis bericht wordt. G’d is volledig vrij om te doen en te laten wat Hij wil; wanneer de mens een beetje G’d gelijk wil worden, moet hij over een volledig vrije wil beschikken. Maar voor zijn vrije keuze moest er naast de mogelijkheid om goed te doen ook een potentieel voor kwaad bestaan. Tot de zondeval was de mens een volledig geïntegreerd wezen, zonder interne conflicten. Na de zondeval vertoonde hij een duidelijke innerlijke scheuring. Dit interne conflict bepaalt de keuzevrijheid van de mens.

Eet uw verstand niet op!
Rabbi Zalman Sorotzkin uit Lutzk legt het eten van de Boom en de daarop volgende zondeval als volgt uit: Ook vóór het eten van de Boom was de mens intelligent en begiftigd met verstand. Hij was zelfs in staat om de dieren namen te geven en had meer inzicht dan de Engelen (Bereesjiet Rabba 17).

De Boom des Levens symboliseert het eeuwige leven dat de mens in principe kan bereiken als hij naar G’ds opdrachten leeft. Geestelijke zaken, zoals het spirituele leven, hebben tegenhangers in de fysieke wereld, symbolen die op het bestaan van hogere zaken duiden met een hint. Het is plausibel te veronderstellen dat de geestelijke aspiraties van de mens zijn bedoeld voor hogere zaken. Om de G’ddelijke ziel en het verstand enkel te gebruiken voor de bevrediging van onze lichamelijke behoeften, is bijna gelijk aan het verteren van de ziel, een geestelijke dood. Dit heeft G’d willen aangeven aan de eerste mens, met het verbod om te eten van de Boom van Kennis: dat hij zijn denken en verstandelijke vermogens niet enkel en alleen zou gebruiken om daarmee zijn inkomsten te verwerven. Dat is het doel van het eeuwige leven dat wordt gesymboliseerd door de Boom des Levens, het niveau van de Engelen.

Twee bomen plantte G’d middenin de “tuin”, het centrum van onze levensaandacht. Eva luisterde niet en at van de boom, en Adam luisterde naar haar. Het symboliseert de eeuwige keuzevraag tussen lichaam en geest: moeten wij gedurende het hele leven bezig zijn met het winnen van allerlei aardse benodigdheden, zoals eten en kleding? Hierdoor “eet” de mens van de Boom van Kennis, zijn verstandelijke vermogens en geestelijke aspiraties en maakt ze daarmee onderdanig aan de aardse neiging. Het hoogste van de mens, zijn geestelijke capaciteiten, worden onderdanig gemaakt aan de economische machine, die hij zelf heeft gecreëerd. Daarom werd ook de doodstraf over de eerste mens uitgesproken. Deze doodstraf zou ook voor al zijn nazaten gelden omdat die tot op heden in de voetsporen van de eerste mens volgen. Ook Adam zei: “Ik heb gegeten maar ik zal blijven eten”, volgens de Joodse traditie. Daarom werd hij uit het Paradijs verdreven: “Opdat hij zijn hand niet zou uitsteken en ook van de Boom des Levens zou eten en voor eeuwig zou leven”. De mens zal niet menen dat hij door dit “opeten” van zijn hoogste capaciteiten, zich het eeuwige leven koopt en daardoor niet meer naar G’d hoeft te luisteren. De verdrijving uit het Paradijs leerde Adam en Eva het inzicht dat de hoogste geestelijke aspiraties niet door enkel te eten van de Boom des Levens kunnen worden bereikt. Het kost moeite en inspanning om in G’ds wegen te volgen. En alleen dat leidt tot een hogere vorm van leven.

©Dayan Evers