De verspieders: onzekerheid, hebzucht en bedrijfsmoraal

Geschreven door Dayan mr. Drs. R. Evers

Helaas moeten wij in ons dagelijks brood met bloed, zweet en tranen voorzien. G’d wilde, dat wij zelf zouden werken. Brood valt niet uit de Hemel. Er heerst een spanningsveld tussen ons streven naar een moreel verantwoorde spiritualiteit en ons egoïstische dagelijks bestaan. De aantrekkingskracht van het aardse ‘clasht’ constant met onze hogere aspiraties. Waarom gedragen wij ons immoreel? Vaak is het hebzucht en het verlangen naar steeds meer, dat ons doet struikelen. Maar er is ook sprake van angst voor een onzekere toekomst. Daarom streven we naar steeds meer. Om die toekomst maar veilig te stellen!

Realistisch gevaar
Er bestaan geen garanties voor een zekere toekomst. Er loert altijd een reëel gevaar voor te weinig aan alles. Daarom proberen we steeds zoveel mogelijk te vergaren: “meer is beter dan minder.” We willen zoveel rijkdom dat we niet alleen voor onszelf kunnen zorgen maar ook voor onze kleinkinderen. Op alle mogelijke manieren proberen we ons in te dekken tegen een onzekere toekomst. Soms hanteren we legitieme methoden maar soms ook minder fraaie. We proberen het levensrisico doorlopend te minimaliseren. Socialisme was een manier om de angst voor economische onzekerheid, die aan het kapitalistische systeem kleefde, te matigen. Productiefactoren werden overgedragen aan de staat die de burgers zou beschermen tegen een onzekere toekomst. Individuele vrijheid werd verkocht voor financiële zekerheid. Ook het feodale systeem na de val van het Romeinse Rijk was een methode om de burger in te dekken tegen financiële onzekerheid. Ook slavernij heeft zo zijn voordelen. De slaaf werkt voor zijn meester en de meester garandeert hem een verzekerd bestaan. Laat in de negentiende eeuw zien we in Engeland en de Verenigde Staten fabriekssteden ontstaan. De industriëlen zorgden voor alle behoeften van hun werknemers en de werknemers leverden in ruil daarvoor de arbeidskracht voor de fabriek. Het moderne Japanse beleid van `levenslang werknemer zijn’, is een manier om werknemers tegen onzekerheid te beschermen.

Others grass
Onlangs werd Oost-Europa opgeschrikt door grote internationale veranderingen. Voor het eerst sinds vele jaren bestond er het risico van werkloosheid en waren er tekorten. Er ontstond een rauw soort kapitalisme wat ons herinnerde aan de negentiende eeuw.

Angst voor de toekomst kan ook ontstaan doordat we teveel willen. Jaloezie op onze buren – others grass is always greener – zorgt ervoor dat wij streven naar dingen, die we zelf eigenlijk niet nodig hebben. De laatste van de Tien Geboden in Sjemot/Exodus (22:17) luidt:‘Gij zult niet begeren.’ Jodendom is een doe-religie. Hoe kan G’d een mens verplichten niet te willen begeren? De Chagamiem (Wijzen) leggen uit dat het een proces is. Wanneer men andermans bezittingen begeert, gaat men stelen. Diefstal kan tot moord leiden wanneer de huiseigenaar zich tegen de dief probeert teweer te stellen.

De verspieders
Het Bijbelse verhaal over de twaalf spionnen illustreert de spanning tussen spirituele aspiraties en economische immoraliteit, die voortvloeit uit onze wens beschermd te worden tegen onzekerheid. Zoals uit Bemidbar/Numeri (13-14) en Dewariem/Deuteronomium (1:22-45) blijkt, werden de spionnen door Mosje voor de intrede in het Land Israël daarheen gezonden om de kwaliteit van het beloofde Land te onderzoeken. Zij kwamen terug met een onjuiste rapportage over het Land waarbij zij de nadruk legden op het onvermogen van de Joden om de machtige naties, die daar woonden, te veroveren. De Mefarsjiem (Bijbelse commentatoren) geven veel verschillende verklaringen over de aard van de werkelijke zonde van de verspieders. Wat bewoog deze spionnen om Erets Jisraeel in een zo negatief daglicht te stellen? De verspieders waren de leiders van het volk, zij waren allen nesi’iem, prinsen van de gemeenschap. Ieder van hen was door Mosje zelf geselecteerd!

Gebrek aan vertrouwen
De meragliem (verspieders) hadden geen vertrouwen in hun eigen kracht, hun geestelijke capaciteit om om te gaan met de dagelijkse uitdaging om een economisch bestaan op te bouwen zonder verlies aan spiritualiteit. Zolang zij in de woestijn leefden, verstrekte G’d hen dagelijks Manna uit de Hemel.
Hun water verkregen zij uit de wonderbaarlijke bron van Mirjam. Zij waren beschut tegen van de felle zon door de Ananee haKawod, de G’ddelijke Wolken van Glorie (en, zoals ons verteld wordt in de afscheidsrede van Mosje, vertoonden hun kleren geen spoor van slijtage, versleten hun schoenen niet en ontbrak het hen daar aan iets). Rijkdom vormde geen uitdaging voor de Joden in de woestijn. Maar naar Israël gaan, waar hun levensonderhoud op de normale wijze door landbouw, industrie of de handel zou moeten worden verdiend, betekende dat zij met de uitdaging van de economische moraliteit zouden worden geconfronteerd.

Twijfel
Zij twijfelden aan zichzelf. Zij voelden dat zij deze uitdaging niet zouden aankunnen. De confrontatie met de harde economische realiteit zou hun geestelijk welzijn wel eens fataal kunnen worden. Zij verkozen de heiligheid van de afhankelijkheid van G’ddelijke gaven in de woestijn boven het gevaar van de uitdaging van rijkdom. Daarom gaven zij een foute rapportage over Erets Jisraeel. Zij wilden in de woestijn blijven.

Religie en onzekerheid
Ongeacht de bron van angst en onzekerheid over de economische toekomst, zou elk religieus, sociaal of filosofisch systeem – dat probeert richtlijnen op te stellen voor een onderwijskader ter bevordering van grotere economische moraliteit of strengere naleving van ethische normen in de omgang met rijkdom – zich moeten richten op dit gebrek aan veiligheid als bron van economische immoraliteit.

Overkoepelend
Wij geloven in een G’d die voor ons zorgt. Met de zekerheid, die dit geloof in de Voorzienigheid ons biedt, kan de mens zich veroorloven om de risico’s te nemen die noodzakelijk zijn om economische doelen tot stand te brengen. Deze zekerheid betekent, dat mensen zich ook aan andere – niet-economische – doelen kunnen wijden, waarbij de hoeveelheid tijd en energie voor het vergaren van rijkdom wordt beperkt. Tegelijkertijd leidt deze zekerheid ertoe dat mensen hun financiële zaken op morele en ethische manier kunnen voeren, aangezien zij begrijpen dat boven al hun economische activiteiten de overkoepelende grootheid van de G’ds Voorzienigheid staat, zodat het niet nodig is om te stelen, te roven of op andere misdadige manier rijk te worden.

Relatie
Het geloof in G’d, die ons van al het nodige voorziet, vermindert onze angst met betrekking tot de onzekerheid en de risico’s inherent aan onze economische toekomst. Het confronteert ons ook met morele en ethische vragen betreffende overvloed, luxe en rijkdom. De Hemelse bron van rijkdom vormt een relatie tussen de Voorziener en Zijn creaturen. G’d komt hen tegemoet in hun behoeften en zij onderwerpen hun verlangens en wensen aan Zijn wil.

Straf voor de slang
In het Boek Bereesjiet/Genesis lezen wij dat de slang als straf kreeg om `van het stof van de aarde te eten’. Het is onduidelijk waarom dit een straf was. Stof is toch bijna het enige in de wereld, dat onbeperkt en altijd aanwezig is. De slang hoefde nooit bang te zijn voor schaarste en tekorten. Zijn bron van voedsel zou altijd beschikbaar zijn. De slang is het enige schepsel op aarde dat zich deze luxe kan permitteren. Wij zouden hier allemaal wel mee gezegend willen zijn: absolute economische zekerheid en veiligheid.

Ballingschap
Rabbi Menachem Mendel uit Kotsk leerde ons dat de vloek juist daarin ligt. G’d voorzag de slang volledig van levensonderhoud en gebood hem toen om uit Zijn Gezicht te verdwijnen. Omdat de hele schepping voor levensonderhoud van G’d afhankelijk is en op die manier toegang heeft tot de G’ddelijke Aanwezigheid, was een dergelijke verhouding tussen G’d en de slang niet meer gewenst. Dit zelfde idee werd gebruikt door de kleinzoon van Rabbi Menachem Mendel, Rabbi Sjemoe’eel van Sochochow, om te verklaren waarom de eerste Joodse ballingschap in Egypte moest zijn, hoewel dit niet duidelijk in de G’ddelijke Openbaring aan Awraham in Bereesjiet/Genesis (15:13) werd uitgelegd. Am Jisraeel moest in Egypte zijn om te zien hoe de Egyptenaren met hun rijkdom omgingen. Daar hangt de economie en het economische leven niet van regen af maar van de Nijl.

Naar de grond
Door overstroming van de wateren van de Nijl voorziet Egypte in zijn onderhoud, terwijl het de regen is die het grootste deel van de rest van mensheid onderhoudt. De ogen van de Egyptenaren zouden daarom altijd op de grond gericht blijven. Op alle andere plaatsen echter komt de regen uit de Hemel, zodat de mensen hun ogen naar Hemel opheffen, hun lof naar G’d sturen. G’d zendt regen terug als antwoord op de gebeden van de mens. In Egypte was er geen geestelijke relatie tussen de mens en G’d op economisch gebied. Om een solide ethische maatschappij op te zetten moesten de Joden deze les leren. Noodgedwongen moest hun ballingschap dus in Egypte zijn.

Polytheïsme
In de oude, heidense wereld en in niet-monotheïstische religies kan de afwezigheid van één enkele Schepper worden misbruikt om elke vorm van G’ddelijke moraliteit te ontkennen. De veelheid van goden wordt vertaald in een veelheid van morele en ethische normen, die in het uiterste geval een gebrek aan ethiek opleveren. Wanneer er een Schepper is, die verantwoording voor onze daden eist, vormt dit een krachtig element in onze zelfcontrole. Wanneer G’d echter partner is, eist hij moreel verantwoord gedrag. De mens doet uit zichzelf meestal geen kwaad. Men vervalt tot lichte of zware criminaliteit wanneer het rationele denken door lusten, passie en verlangens onder zware druk komt te staan. In dergelijke omstandigheden is een ethische training in de vorm van dagelijkse beoefening van de mitswot (Torageboden) onmisbaar. Op alle gebieden van het leven geeft dit de morele kracht en geestelijke houvast om weerstand te bieden aan de verleiding om immoreel te handelen en wandelen.

Bolwerk
De mitswot (geboden) herinneren aan het G’ddelijk gezag, die ze opdraagt, en is uiteindelijk het sterkste bolwerk tegen misdaad en immoraliteit. Zonder mitswot gaat het niet. Hemelse opdrachten, die ons G’ds gezag constant voor ogen houden zijn onmisbaar omdat de meeste economische basisbegrippen en richtlijnen uit Tora in de afdeling Kedosjiem (heilig zullen jullie zijn voor G’d – een duidelijke band tussen G’d en mens) verschijnen waar tevens de pasoek (zin) ‘Je zult je naaste liefhebben als jezelf’ verschijnt. Rabbi Akiva leerde ons dat deze zin de essentie vormt van de hele Tora.

Grenzen stellen
Dit is de pijler waarop de Joodse wijze van omgaan met aardse goederen rust. De essentie van de Joodse houding ligt in de capaciteit van het individu en de maatschappij om te begrijpen en te aanvaarden dat er een limiet bestaat voor economische activiteiten, luxe, welvaart en rijkdom. Cumulatie van bezit kent een grens. Het Jodendom biedt een verscheidenheid aan oefeningen en begrippen om de mens los te weken uit een beschamend onbeperkte ‘beter meer dan minder’-houding en om te buigen in de richting van een sociaal systeem, waarin we ‘dit is genoeg’ kunnen zeggen. Zulke systemen veronderstellen, dat wij vrijwillige afstand doen van een eindeloze reeks `wettelijke rechten’ en dat wij de dictatuur van de marktwerking durven te negeren.

Sjemita
Sefer HaChinoeg (Barcelona, Spanje, 14e eeuw) schrijft, bij de bespreking van de ideologie van het Bijbelse gebod ‘Maar gedurende het zevende jaar (sjemita) zult gij het land braak laten liggen‘ (Sjemot/Exodus 23:11):“Dit leert ons de eigenschap van (vrijwillig) afstand doen van eigendom en leidt tot grootheid van geest, die hiervan het gevolg is. G’d wil dat we onze liefdadige eigenschappen ontwikkelen en dat deze worden aangewend om anderen te helpen en dat het gebruikelijk wordt om dingen weg te geven die (wettelijk) aan ons toebehoren.

Geen ascetisme
Dit is niet het zelfde als ascetisme. Het Jodendom beschrijft duidelijk het plezier dat wij mogen ontlenen aan de Schepping van G’d, die wordt gegeven om aan de behoeften van al Zijn schepselen te voldoen. De Nazireeër, die zichzelf verplicht zich te onthouden van wijn en de vruchten van de wijnstok, begaat hiermee een zonde omdat hij geen genoegen vindt in dat wat G’d creëerde. Maimonides geeft aan dat een prettige vrouw, een mooi huis en fraaie voorwerpen de horizon van de mens verbreden.

Keyword
Er bestaat geen Joodse ceremonie zonder voedsel of wijn, terwijl een geleerde die vuile kleding draagt spreekwoordelijk `de doodsstraf’ kan verdienen. Het is duidelijk dat er geen spiritueel probleem kleeft aan het gebruik van aardse rijkdom die men moreel en eerlijk heeft verworven. Tegelijkertijd zorgt het onderricht in een denktrant van ‘genoeg ‘ ervoor dat de mens in deze markt kan functioneren en toch geestelijk kan blijven groeien. Het kader van `genoeg is beter dan meer’ staat tevens toe dat ook rekening gehouden wordt met de economische inspanning en behoeften van anderen. Het sleutelwoord blijft bescheidenheid! En die is te bereiken wanneer we inzien, dat G’d de bron van alle rijkdom is en wij vertrouwen in Zijn Opperste Voorzienigheid.

©Dayan mr. drs. R. Evers