Stamceltherapie en wetenschappelijk onderzoek op embryo’s:

Geschreven door Dayan mr. Drs. R. Evers

Jodendom voor, Bush tegen

“Vervloekt hij, die zijn naaste in het verborgene doodslaat”, stelt de Tora in Kie Tawo (Dewariem 27:24). Is onderzoek op embryo’s een verkapte vorm van moord? President Bush van Amerika heeft zijn veto ingezet tegen stamcelonderzoek, waarbij menselijke embryo’s verbruikt worden. Dit is moord in de ogen van de president. Voor mensen, die aan ernstige ziekten lijden, zoals Parkinson en Alzheimer, biedt stamcelonderzoek goede vooruitzichten en hoop op remedie. Het werd een emotioneel debat in de Senaat. Bush lichtte zijn veto toe in aanwezigheid van achttien families, die een `bevroren embryo’ adopteerden, die niet gebruikt waren door de biologische ouders. De embryo’s werden vervolgens uitgedragen tot kinderen, die de president omringden toen hij voor het oog van de natie duidelijk maakte, dat ieder embryo een levend wezen kan worden.

Morele dilemma’s
De hoge vlucht die de nieuwe geneeskunde heeft genomen, heeft bijzonder veel morele dilemma’s opgeleverd. Zo wil Frankrijk wetenschappelijk onderzoek aan embryo’s wettelijk gaan toestaan. Embryo-onderzoek is binnen de Europese Unie in Engeland, Spanje, Denemarken en Zweden wettelijk geregeld. België is al een eind op weg en in Frankrijk is klonen voor reproductieve doeleinden, dat wil zeggen om uit een cel een nieuw mens te laten groeien, verboden. Maar zogenaamd ‘therapeutisch klonen’, waarbij uit embryocellen organen worden gemaakt, mag straks worden onderzocht. Ook embryo-onderzoek dat ten doel heeft de bestaande technieken van reageerbuisbevruchting te verbeteren, wordt toegestaan. In Nederland en Frankrijk mogen alleen embryo’s voor onderzoek worden gebruikt die nu bij de reageerbuisbevruchting overblijven. In Denemarken mogen embryo’s speciaal voor onderzoek worden gekweekt; een verontrustende ontwikkeling waar wij ook vanuit Joods standpunt bij stil moeten staan.

Implantatie van hersencellen
‘The sky is the limit.’ De ontwikkelingen zijn niet te stuiten. Zo werden met toestemming van de Nationale Ethische Commissie in Frankrijk hersencellen van embryo’s geïmplanteerd bij vijf patiënten met de ziekte van Huntington, een erfelijke hersenaandoening met dodelijke afloop. Drie patiënten blijken bij die ingreep reeds baat te hebben. De medici van het Parijse Inserm Instituut brachten cellen van embryo’s in de rechterhelft van de hersenen in, en een jaar later ook in de linkerhelft. Waar ligt de grens van medisch ingrijpen? Nu worden weer prenatale IQ-testen voorgesteld. Mogen er geen minder intelligente kinderen meer worden geboren? Is alles wat mogelijk is maar toegestaan?

Laten we ons beperken tot de regeling van het embryo-onderzoek. Centraal hierbij staat de reageerbuisbevruchting. Onderstaande beschouwingen dragen een tentatief karakter. Voor halachische praktijkvragen wende men zich tot de plaatselijke halachische autoriteit.

Techniek en vragen bij IVF
Zaadcellen worden in een petrischaal bij de eicellen gebracht zodat deze kunnen worden bevrucht. Op deze manier ontstaan embryo’s die in de baarmoeder kunnen worden ingebracht. In laboratoria van de IVF-klinieken staan vrieskisten om sperma en embryo’s te bewaren. Als er embryo’s na een IVF-behandeling overblijven, kunnen deze bewaard worden voor een volgende zwangerschap. Maar als de ouders geen kinderen meer willen, dan zijn er embryo’s over. Binnen Joodse kring rezen hierbij de volgende vragen:

1)Is het toegestaan om overgebleven embryo’s te vernietigen?
2)Mogen overgebleven embryo’s worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek?
3)Mogen overgebleven embryo’s worden gedoneerd aan een kinderloos echtpaar?

In dit verband ontstonden tevens de volgende vragen:
4)Is het geoorloofd om embryo’s speciaal tot stand te brengen voor wetenschappelijk onderzoek?
5)Is het geoorloofd om genetisch identieke mensen geboren te laten worden door middel van kloontechnieken?
6)Is het geoorloofd het geslacht van het kind van tevoren te bepalen via geslachtskeuze-technieken?
7)Is het toegestaan om afwijkingen in erfelijk materiaal van een eicel, zaadcel of embryo te herstellen zodat het kind hier niet aan zal lijden?
8)Is het toegestaan om na het overlijden van de partner, met ingevroren sperma of embryo’s, toch een kind geboren te laten worden via postume voortplanting?

Algemene opmerkingen
Geen natuurwet – doctrine
De ethicus McCormick wijst experimenten met het levensorigine van de mens principieel af omdat deze wijze van omgaan met de levensorigine van de mens ‘tegennatuurlijk’ zou zijn. Het Jodendom kent echter geen natuurwetdoctrine. De jongste medische praktijken moeten alleen aan de juridische en ethische achtergronden van de ge- en verboden van de Tora worden getoetst. In principe staat het de mens ook vrij de medische wetenschap te gebruiken om problemen in verband met de voortplanting op te lossen.

Geen inmenging in G’ds wereldleiding
Vanuit de Joodse optiek bezien is de vraag ‘of wij niet op G’ds troon gaan zitten’ bij het in kaart brengen en veranderen van de menselijke erfelijke informatie niet relevant omdat wij in geneeskundig ingrijpen geen inbreuk op G’ds wereldleiding zien. G’d heeft ons in de Tora opgedragen om genezend te handelen en medicatie te aanvaarden. G’d gaf ons toestemming te genezen, hetgeen wij ontlenen aan een speciale G’ddelijke opdracht in de Bijbel, Exodus 21:19.

Defecten en vermenging
Medische experimenten worden nogal eens bekritiseerd omdat de kans bestaat op mogelijke geboortes van kinderen met afwijkingen. Joodse bronnen stellen, dat men zeer voorzichtig moet zijn met medische experimenten; deze zouden kunnen leiden tot genetische defecten. De hoge vlucht die de ‘genentechniek’ inmiddels heeft genomen, biedt hierin zeker uitkomst.
Voor de Joodse wet is de waarborg, dat er geen ‘vreemd’ zaad wordt vermengd met het sperma van de eigen man, van groot belang. In orthodoxe ziekenhuizen in Israël staat de gehele IVF-materie onder streng rabbinaal toezicht.

Vernietigen van restembryo’s
Op 1 augustus 1996 werd in Britse klinieken een begin gemaakt met de vernietiging van drieduizend ingevroren embryo’s. De Engelse wet schrijft namelijk voor dat embryo’s hooguit vijf jaar ingevroren bewaard mogen blijven. Ook in andere Europese ziekenhuizen wordt een protocol met een bewaartijd van drie tot zes jaar gehanteerd. In Engeland kan met toestemming van de ouders het ingevroren ‘leven’ van de embryo’s, die uit één tot vier cellen bestaan, worden verlengd tot tien jaar. Negenhonderd ouders waren echter niet meer te achterhalen, zodat hun embryo’s werden ontdooid, waarna zij uiteen vielen. Religieuze leiders veroordeelden de vernietiging van de embryo’s als een ‘prenatale slachting’. Anti-abortus groeperingen protesteerden heftig en vanuit de hele wereld stroomden adoptieaanvragen binnen, die echter niet konden worden gehonoreerd omdat er geen toestemming van de verwekkers kon worden verkregen.

Het Joodse standpunt
Uit Genesis 9:6 leidt Rabbi Jisjmaëel in de Talmoed (B. T. Sanhedrien 57b) het abortusverbod af: “Hij die het bloed van een mens in een mens vergiet, diens bloed zal vergoten worden”. Beschermwaardigheid van het leven wordt hierbij dus afhankelijk gesteld van het verblijf in de menselijke baarmoeder. De Jeruzalemse autoriteit Rabbi Mosjé Sternburch borduurt hierop voort en stelt dat het abortusverbod daarom niet geldt voor een ingevroren bevruchte eicel of restembryo’s na een IVF-behandeling. Omdat deze embryo’s zich nog niet in de baarmoeder bevinden is het nog geen beschermwaardig leven indien er geen andere mogelijkheden zijn om het gewenste medisch belangrijke doel te bereiken. Rabbi S. Wosner uit Bné B’rak meent, dat men de sjabbat niet mag ontwijden om het leven van een ingevroren embryo te redden ‘omdat het nog niet werkelijk levensvatbaar is’. De Sefardische opperrabbijn van Tel Aviv, Rabbi Chaim Halevy, meent zelfs dat deze primordiale vorm van leven de naam embryo nog niet draagt. Vanuit Joods-wettelijk oogpunt is de kwalificatie ‘abortus’ voor experimenteren met restembryo’s die slechts uit enkele cellen bestaan daarom onjuist.

Wetenschappelijk onderzoek op restembryo’s
Op het terrein van de voortplantingsgeneeskunde wordt veel wetenschappelijk onderzoek verricht naar de oorzaken van onvruchtbaarheid en naar methoden om onvruchtbaarheid te verhelpen of te voorkomen. Wetenschappelijk onderzoek met embryo’s stuit op vele bezwaren. Bij een embryo gaat het om beginnend menselijk leven. Veel mensen vinden dat leven respect verdient en een embryo daarom nooit voor wetenschappelijk onderzoek mag worden gebruikt. Anderen hebben minder bezwaar tegen onderzoek op embryo’s wanneer het gaat om embryo’s die van IVF-behandelingen zijn overgebleven. In die gevallen zou men kunnen stellen dat gebruik van embryo’ s voor onderzoek toelaatbaar is, omdat de embryo’s immers op den duur in elk geval vergaan.

Geen volwaardige bescherming
Een Joods standpunt in deze luidt dat het is toegestaan om op restembryo’s, die toch zouden worden vernietigd, wetenschappelijk onderzoek te doen om mensen in de toekomst beter te kunnen genezen. Ook hier geldt weer het argument, dat een bevruchte eicel buiten de baarmoeder nog steeds geen mens heet en geen volwaardige bescherming geniet, die wel algemeen geldt voor menselijk leven.
Een mens in een reageerbuis is nog geen mens. Bovendien wordt hier gesproken over cellen vóór veertig dagen na de bevruchting, waarvan de Talmoed zegt dat dit slechts ‘een beetje water’ is. Rabbi S. Wosner stelt dat deze embryo’s nog geen nesjama (ziel) hebben. Zonder kunstmatige hulp van buiten zouden de embryonale cellen in de reageerbuis niet verder kunnen leven, zodat niet van werkelijk menselijk leven sprake zou zijn. Rabbijn J. D. Bleich, een bekende publicist uit New York, is van mening, dat Toraverboden niet van toepassing zijn op microscopisch kleine cellen of processen. Het lijkt er op dat gebruik van embryo’s – die overgebleven zijn na een IVF-behandeling – voor wetenschappelijk onderzoek zou kunnen worden toegestaan.

Embryo-donatie
Embryodonatie komt niet veel voor omdat de meeste ouders liever een kind hebben waarvan ten minste één ouder de biologische donor is. De nieuwe wetsvoorstellen bepalen, dat aan embryodonatie geen geld mag worden verdiend en dat de donatie schriftelijk vastgesteld dient te worden.
Bij donatie van embryo’s ontstaat een vergelijkbaar probleem als bij draagmoederschap. Wie is feitelijk de moeder? Er ontstaan problemen op gebied van identiteit en identificatie. Met de vraag ‘wie is de moeder’ wordt wederom de status van het kind aan de orde gesteld.

De Jeruzalemse autoriteit rabbi Zalman N. Goldberg heeft over al deze problemen recentelijk uitspraken gedaan:
1)Vader wordt men vanaf de conceptie. Volgens rabbi Akiva Eger (1761-1837, Hongarije) staat ook het moederschap vast met de conceptie, maar rabbi Joseef Engel (1858-1919, Polen) meent, dat men pas moeder heet met de geboorte.
2)Volgens rabbi Engel is het kind uitsluitend familie van de barende moeder, zodat het kind zou mogen trouwen met familieleden van de donormoeder (ondanks mogelijke genetische problemen). Maar rabbi Eger zou dit laatste verbieden. Voor de zekerheid mag de reageerbuisbaby later noch met de familieleden van de donormoeder, noch met die van de draagmoeder huwen (vgl. Leviticus 18).
3)Stel dat de donormoeder Joods is en de draagmoeder niet of vice versa. Wat is dan de status van het kind, omdat dit de identiteit van de moeder volgt. Als de donormoeder niet Joods is en de barende moeder Joods, dan hangt de status van het kind af van de Talmoedische mening die we volgen. Huldigen we de visie dat een embryo een onderdeel van zijn moeder is, dan is het kind Joods. Stellen we dat een embryo geen onderdeel is van zijn moeder – dus niet automatisch haar status krijgt – dan zou de Joodse draagmoeder zich zwanger in een mikwe (ritueel bad) kunnen onderdompelen en er zodoende voor zorgen, dat haar vrucht Joods wordt.

Geslachtscellen
Donatie van geslachtscellen is eveneens problematisch. Donatie wordt door de meeste geleerden echter niet gezien als een vorm van overspel. Het kind zal niet onwettig zijn omdat het hier een technische procedure betreft waarbij geen geslachtelijke gemeenschap heeft plaatsgevonden. Kunstmatige inseminatie met sperma van een donor wordt over het algemeen niet toegestaan omdat de identiteit van de donor meestal angstvallig geheim wordt gehouden. Men loopt het risico dat het kind later met zijn halfzuster of halfbroer – een kind van de donor – zal trouwen (het Bijbelse verbod op incest). Het wordt tevens ongewenst geacht dat het kind zijn afkomst niet kent. Ook op het gebied van erfrecht ontstaan problemen. Voor de niet betrokken ouder zal het kind wettelijk nooit kunnen gelden als een eigen kind, omdat het biologisch niet van hem of haar afstamt. Gevoelsmatig kan dit natuurlijk anders liggen. De Joodse wet moedigt aan om kinderen in de familie op te nemen en hen te verzorgen. Maar een echte vorm van adoptie als in de seculiere wet kent het Jodendom niet.

Kweken van embryo’s
Het speciaal tot stand brengen van embryo’ s voor wetenschappelijk onderzoek gaat de meeste landen nog een stap te ver. Voor veel mensen is het speciaal genereren van embryo’s, met als enig doel wetenschappelijk onderzoek, een aantasting van het respect voor menselijk leven. In het verlengde hiervan ligt de vraag, wat de status is van een ingevroren bevruchte eicel. Hanteert het Jodendom de ‘oorsprongsdefinitie’ van het menselijk leven, die stelt dat al het leven dat voortkomt uit mensen reeds menselijk leven heet en als zodanig dient te worden beschermd, of is hiervoor meer nodig dan alleen een menselijke oorsprong? Het Joodse antwoord luidt dat een embryo buiten de baarmoeder nog geen mens heet.
Het speciaal kweken van menselijke embryo’ s voor louter wetenschappelijk onderzoek of om de complexe processen van celdifferentiatie tot volgroeide organen te bestuderen lijkt mij ongeoorloofd. Maar waar ligt de grens tussen onderzoek en toepassing, wanneer de cellen bijvoorbeeld nodig zijn ten behoeve van transplantatie voor mensen die lijden aan multiple sclerose, waarbij geleidingsstoornissen ontstaan zijn in de zenuwschede, die de zenuwen beschermt?
Enkele rabbijnen sluiten toch niet helemaal uit dat in een concreet geval, waarin een patiënt lichaamseigen weefsel nodig heeft (vanwege de ziekte van Parkinson of Alzheimer), het in kweek brengen van embryonale stamcellen voor celkerntransplantatie wellicht niet verboden zal worden.
Toch is het binnen het kader van de continue normvervaging en grensverlegging de vraag waar we over tien jaar beland zullen zijn. Vertrouwen in G’d en de medemens moet echter voldoende zijn voor een optimistische toekomstvisie, waarin geen plaats is voor doemdenken.

Kloontechnieken
In de meeste moderne landen wordt het klonen om genetisch identieke individuen geboren te laten worden, verboden. Niettemin heeft Professor dr. Fred Rosner, een halachische publicist en medicus uit New York, onlangs nog een lans gebroken voor het toepassen van kloontechnieken om goede transplantaten te produceren. Volgens hem was hiertegen vanuit de Joodse wet geen bezwaar.
In augustus 2000 werd in Colorado een jongetje geboren, die als embryo werd getest om te beoordelen of hij een goede donor zou kunnen zijn voor zijn zieke zusje, die leed aan een erfelijke aandoening van het beenmerg en op korte termijn nieuwe bloedcellen nodig had. Binnen een maand na de geboorte vond een beenmergtransplantatie plaats en het meisje heeft een overlevingskans van bijna negentig procent. Voor de implantatie van deze donorembryo was het nodig dat hij zelf niet leed aan de ‘anemie van Fanconi’ en verder geschikt was als donor. Van de vijftien embryo-kandidaten was er maar één sterk genoeg om succesvol te worden uitgedragen. Na de geboorte werden reeds bloedcellen uit de navelstreng geïsoleerd als direct transplantaat voor zijn doodzieke zusje.
Naar mijn mening is het niet werkelijk onethisch om een kind te krijgen die tevens als geschikte donor voor het zieke kind kan dienen. Moeilijker is hierbij het maatschappelijke of morele argument: ‘Waar ligt de grens?’.

Technieken voor geslachtskeuze
Mag het geslacht van het kind van tevoren worden bepaald worden via technieken voor geslachtskeuze? De Talmoed verklaart dat de wereld zonder vrouwen en mannen niet kan bestaan. Niettemin worden voorkeuren voor het geslacht van een kind zelfs in de Talmoed vrijelijk geuit. Hoewel het Bijbelse gebod om zich voort te planten in de Joodse wet in concrete zin gezien wordt als de plicht om zowel een zoon als een dochter te krijgen, werden zelfs reeds in Talmoedische tijden aanbevelingen gedaan om de kans op een jongetje te vergroten. In de Talmoed wordt niet ingegaan op de vraag of ouderlijke voorkeur voor een bepaald geslacht, uiterlijk of IQ bij de kinderen moreel verantwoord is. Slechts de methode om dit te effectueren wordt behandeld. Dit impliceert dat voorkeur voor het geslacht van kinderen in principe niet immoreel genoemd kan worden. Er waren echter geen technieken voorhanden om de geslachtskeuze te effectueren.

Geslachtsselectie wel geoorloofd voor medische doelen
Voor geneeskundige doeleinden wordt geslachtsselectie wèl toegestaan. Dit geschiedt ook voor de pre-implantatie screening: bij ziekten als hemofilie. Meisjes zijn dragers van deze ziekte, jongens lijders. In een dergelijk geval is het toegestaan om de vrouwelijke embryo’s door te laten voor plaatsing in de baarmoeder en de mannelijke niet. Technieken voor geslachtskeuze worden dus over algemeen niet toegestaan, tenzij er geen dringende medische noodzaak is.

Herstel van afwijkingen in erfelijk materiaal
Wanneer een afwijking in het erfelijk materiaal van een eicel, zaadcel of embryo via genetisch ingrijpen,zou kunnen worden hersteld dan wordt dit door de Joodse wet toegejuicht. Op deze manier zullen de komende generaties de ziekte niet meer kunnen erven. Daar de Tora geneeskundig ingrijpen voorschrijft, staat de Joodse wet achter genenmanipulatie om erfelijke afwijkingen te voorkomen.

Postume voortplanting
De Joodse wet verbiedt postume voortplanting niet volledig, maar is hier zeker geen voorstander van. Verspilling van sperma is niet toegestaan. Het invriezen van sperma om dat te gebruiken voor latere voortplanting – bijvoorbeeld wanneer de desbetreffende man een chemokuur dient te ondergaan – is twijfelachtig. Als het voor korte termijn wordt ingevroren om bijvoorbeeld een maand later te worden geïmplanteerd, na het huwelijk van de desbetreffende man en vrouw, zou het toegestaan kunnen worden. Invriestermijnen van enkele jaren worden in principe als onacceptabel gezien. Zaadcelextractie enkel en alleen voor wetenschappelijk onderzoek is tevens verboden omdat het niet om de eigen voortplanting gaat.

Enkele spirituele addenda
Bezieling
Hoewel volgens de Talmoed (B.T. Sanhedrien 91b) de bezieling van de mens reeds bij de conceptie plaatsvindt, blijft verblijf in de baarmoeder voorlopig onontbeerlijk voor de mens in wording. Volgens de Talmoed (B. T. Nida 30b) wordt het embryo in de baarmoeder ‘onderwezen in de Tora’, hetgeen de basis vormt voor het religieuze bewustzijn. Mocht het in de toekomst mogelijk blijken embryo’s volledig kunstmatig buitenbaarmoederlijk te laten volgroeien tot gezonde baby’s, dan hebben de geleerden reeds nu uitgemaakt dat de baby gewoon mens is. Vanuit de Joodse optiek is de reageerbuisbevruchting in principe een natuurlijk proces, waarbij de moderne techniek een handje geholpen heeft.

Verantwoordelijkheid
De toepassing van technieken als in-vitrofertilisatie heeft inmiddels een financieel staartje gekregen. Onlangs kreeg een Brits echtpaar een schadevergoeding omdat het bij een IVF-behandeling drie kinderen in plaats van twee had gekregen. De kliniek waar de behandeling is uitgevoerd heeft volgens de rechtbank van Sheffield contractbreuk gepleegd. De kliniek stelde als verweer dat er meestal meer embryo’s worden teruggeplaatst dan de bestelde twee omdat dit de kans op een succesvolle zwangerschap vergroot. De moeder kan dan later besluiten het embryo te laten aborteren. Volgens de artsen had de moeder dat kennelijk niet goed begrepen. De kliniek in Engeland moet nu de kosten van de opvoeding van het derde kind voor haar rekening nemen, bedragen die in de tonnen lopen..

Maatschappelijke gevolgen
Verder moeten de wetenschappers beseffen dat alle nieuwe onderzoeken ook maatschappelijke consequenties hebben. Inmiddels heeft men al 97% van het ruwe menselijke DNA geïdentificeerd. Het gebruik van DNA-gegevens biedt enerzijds nieuwe mogelijkheden voor medische toepassingen, opsporing en behandeling van aandoeningen die een genetisch component hebben. Maar anderzijds kunnen ook verzekeringsmaatschappijen en werkgevers deze gegevens gebruiken bij het vaststellen van premies en het aannemen van werknemers. Met name deze maatschappelijke vragen verdienen meer aandacht.

Commercialisering
Commercialisering van deze sector is eerder een ethisch probleem. Het is niet onvoorstelbaar.
De voormalige opperrabbijn van Engeland I. J. Jakobovits, acht deze praktijken “een belediging van het zedelijke gevoel en een aantasting van de menselijke waardigheid”.

Proeven met embryo’s
Wetenschappers zijn erin geslaagd uit gekloonde embryo’s een stabiele stamcellijn te isoleren. Hieruit kunnen in principe alle soorten celtypen worden gekweekt die binnen afzienbare tijd voor therapeutische doeleinden kunnen worden ingezet. Uiteindelijk zullen Parkinson-patiënten van nieuwe dopamine-producerende cellen worden voorzien en diabetes-patienten van insuline-producerende cellen. Klinische toepassing zal nog zeker vijf tot tien jaar research vergen. De medische ethiek moet echter pro-actief denken.
Het CDA had medio 2002 nog grote moeite met de wet van demissionair minister E. Borst van Volksgezondheid, die proeven met embryo’s mogelijk wilde maken onder de strikte voorwaarde dat daarmee belangrijke medische kennis kon worden opgedaan. Het ging toen om restembryo’s na een reageerbuisbevruchting.
Maar het blijft experimenteren met menselijk embryonaal materiaal. Sommige kerkleiders zien experimenten met embryo’s als een verkapte vorm van abortus. Anderen vinden wetenschappelijk onderzoek op restembryo’s onaanvaardbaar, omdat het een mens in wording is. Degraderen we menselijk leven niet tot medisch instrumentarium?
Ik vind van niet. In een zo vroeg stadium mag menselijk materiaal gebruikt worden om het leven te redden of de kwaliteit van het leven te verbeteren. Buitenbaarmoederlijk leven is volgens mij niet beschermwaardig en ik denk dat de Bijbel ons daarbij duidelijk de weg wijst. Toch ontmoet ik vele mensen die vinden dat leven altijd respect verdient. Een embryo mag daarom nooit voor wetenschappelijk onderzoek worden gebruikt. Anderen zeggen minder bezwaar tegen onderzoek op embryo’s te hebben wanneer het restanten van IVF-behandelingen of slechts gesplitste eicellen zijn. Behandelde eicellen heten nog geen werkelijk begin van menselijk leven.
Ik vind de term ‘embryo’ voor een onzichtbaar, buitenbaarmoederlijk klompje cellen overigens veel te beladen. Zonder kunstmatige hulp van buiten zouden de embryonale cellen in de reageerbuis niet verder kunnen leven, zodat niet van werkelijk menselijk leven sprake zou zijn. Ik denk dat wetenschappelijk onderzoek op restembryo’s of eicellen om mensen in de toekomst beter te kunnen genezen, niet moet worden ontmoedigd.

Scheiding der geesten
Hier scheidt zich onze weg van die van de katholieke kerk. Dit strijdpunt werd onlangs weer actueel. Amerikaanse onderzoekers kunnen inmiddels stamcellen oogsten zonder embryo’s te doden. In het tijdschrift Nature werden begin juni 2006 nieuwe methodes voor embryovriendelijke productie van stamcellen gepresenteerd. Stamcellen kunnen tot allerlei transplanteerbare weefsels worden gekweekt. Amerikaanse celbiologen hopen hiermee meer door rechtse christenen te worden geaccepteerd. Veel orthodoxe christenen zijn nu nog fel gekant tegen stamcelonderzoek. De embryo’s worden daarbij vernietigd. President Bush wil geen overheidsgeld in dit onderzoek investeren omdat embryo’s van enkele dagen oud gedood worden. Tot op heden is de embryovriendelijke methode alleen getest bij muizen, maar de wetenschappers verwachten dat de methode die het prille embryo intact laat, ook voor de mens bruikbaar is. Slechts één van de acht cellen wordt gebruikt; de overige kunnen nog steeds in de baarmoeder worden ingebracht en een volwaardig individu worden.
Amerikaanse bisschoppen beschouwen het echter als een gevaarlijke ingreep tijdens het ontstaan van leven en verwerpen deze techniek. Leden uit de Raad voor Bio-ethiek van Bush reageerden echter enthousiast. De Talmoed zou de nieuwe technieken zeker goedkeuren.

Wanneer het de medische vooruitgang kan dienen, of patiënten zou kunnen helpen die transplanteerbare weefsels nodig hebben, zou het Jodendom ook de volgende methode niet verbieden. Celbiologen kloonden een muizencel waaruit een embryo ontstond dat zich niet in de baarmoeder kon nestelen. De biologen namen er één cel uit en lieten de overige cellen aan hun lot over. Dit heet geen `moord’ omdat het embryo totaal niet levensvatbaar was. Het Jodendom zou ook deze nieuwe technieken toestaan indien het een duidelijk medisch doel dient.

Eugenetica
De gedachte van eugenetica – het verbeteren van de menselijke soort door veranderingen in het erfelijkheidsmateriaal – is al erg oud. Plato pleitte er al voor dat alleen mensen met bepaalde wenselijke eigenschappen kinderen zouden mogen krijgen. Omstreeks 1900 verklaarde Sir Francis Galton: “Het is nu een absolute noodzaak de nakomelingen van het menselijke ras te verbeteren omdat de doorsnee burger te middelmatig is om te kunnen voldoen aan de eisen die een moderne samenleving elke dag aan hem stelt”. Het Jodendom kent geen natuurwetdoctrine die tegennatuurlijk operatief ingrijpen zou verbieden. De jongste medische praktijken moeten alleen aan de juridische en ethische achtergronden van de ge- en verboden van de Tora worden getoetst.

Toezicht
Voor de Joodse wet is de waarborg dat er geen vreemd zaad wordt vermengd met het sperma van de eigen man, van groot belang. In orthodoxe ziekenhuizen in Israël staat de gehele techniek rondom IVF onder streng rabbinaal toezicht, zoals reeds vermeld. De nieuwe technieken hebben wel veel andere halachische vragen opgeworpen. Vervult men op deze wijze het gebod zich te vermenigvuldigen? Rav Ovadia Joseef meent van wel maar de gezaghebbende rabbijn Eliëzer Waldenberg uit Jeruzalem meent dat de reageerbuisbaby geen band meer heeft met zijn biologische ouders, zodat deze het gebod: “weest vruchtbaar, vermenigvuldigt u” dus niet vervullen.

Eicellen zijn geen handelswaar
Wie is de eigenaar van weefsel dat het lichaam heeft verlaten? Hebben vrouwen iets te zeggen over een eicel die zij ‘gedoneerd’ hebben? Het is een misverstand dat wij ons lichaam bezitten. In het Engelse gewoonterecht wordt weefsel dat het lichaam heeft verlaten, gezien als res nullius – iets wat niemand toebehoort. De persoon van wie weefsel is weggenomen, heeft daar niets meer over te zeggen.
De Amerikaanse filosofe Donna Dickenson zoekt naar antwoorden op dit soort lastige vragen in de bio-ethiek. Hiervoor kreeg ze de Spinozalens 2006. Dickenson probeert inzichten uit het recht en de filosofie toe te passen op hedendaagse bio-ethische vraagstukken. Zij wil niet stellen dat ons lichaam totaal als ons eigendom gedefinieerd wordt, omdat “dat vervreemdend zou werken en ook omdat het onwenselijk is om het lichaam als handelswaar te zien. We zijn ‘belichaamde personen’, het is onmogelijk om het lichaam van de persoon te onderscheiden”.
Ik vind deze laatste stelling onvoldoende gefundeerd.

Dickenson heeft de afgelopen tien jaar geprobeerd uit te zoeken wélke rechten we dan wel moeten hebben. Ze heeft een opzet gemaakt voor een bundel van tien verschillende rechten, die iemand allemaal of gedeeltelijk kan hebben. Onder andere het recht om ingelicht te worden over mogelijk toekomstig gebruik van weefsel voor bepaalde doeleinden, moet verder worden uitgebreid. “Nu moet je bij weefseldonatie een verklaring ondertekenen waarin je bevestigt dat je geen verdere belangen zult hebben in enig onderzoek of gewin dat met jouw weefsel wordt gemaakt en dat je daar geen verdere zeggenschap over hebt”.

Dekmantel
Het model van ‘donatie’ vindt Dickenson problematisch omdat “het een dekmantel is om eicellen of ander weefsel te verkrijgen”. “En dat weefsel kan worden gebruikt voor welk doel die onderzoekers of bedrijven maar willen. In Amerika is dit al heel commercieel; in de handel in eicellen gaan grote sommen geld om. Het is bekend dat tot $ 50 000 wordt geboden aan studentes, het liefst, lange, blonde, atletische, muzikale vrouwen. Er zijn aanwijzingen dat Kroatische gynaecologen de eicellen van Kroatische vrouwen aan het buitenland hebben verkocht”.
Eiceldonatie is daarnaast, volgens Dickenson, een riskante, pijnlijke en arbeidsintensieve procedure. “Bijna nooit komt in de discussies over de ethiek van stamcelonderzoek naar voren dat er een probleem is rond het gebruik van eicellen. Het debat gaat altijd over de status van het embryo en niet over het onderzoek zelf. Hierdoor wordt alom gedacht dat er geen ethische bezwaren tegen dit onderzoek zijn als je maar technieken ontwikkelt waarvoor geen embryo’s nodig zijn”.
Dickenson gelooft stellig dat dit niet klopt. “Voor de enkele stamcellijn die in februari 2004 in Korea werd geproduceerd, zijn bijna 250 eicellen gebruikt. In het Koreaanse voorbeeld werd gezegd dat ze van vrijwilligsters kwamen. Om eicellen in deze hoeveelheden van zestien vrouwen te krijgen, moeten zij hormonaal gestimuleerd zijn, wat riskante procedures zijn. Die vrouwen moeten een aantal keren naar het ziekenhuis. Ze moeten ook een punctie ondergaan, om de eitjes weg te laten halen. Hier is dus duidelijk sprake van werk”.

Verder vindt Dickenson dat er ook nieuwe wetten nodig zijn met betrekking tot de handel in organen. Dickenson ziet het tot handelswaar maken van lichaamsmateriaal als een volgende, onwenselijke, stap in de privatisering van de gezondheidszorg. Dit zijn belangrijke ethische kwesties. Het Jodendom ziet het lichaam inderdaad niet als ons persoonlijk eigendom in die zin, dat men `als baas in eigen buik’ alles zelf kan beslissen. De halacha stelt hier duidelijke religieuze normen en ethische grenzen. Toch is de persoon de eigenaar van zijn eigen lichaamsonderdelen. De ‘belichaamde persoon’ heeft echter het volste recht over zijn weefsels te beschikken en te bepalen wat er met uitgenomen lichaamsonderdelen moet worden gedaan. Deze zijn zeker geen res nullius of eigenaarloze objecten. Civielrechtelijk is men dus wel degelijk baas in eigen buik. Het is eveneens meer dan redelijk voor pijn, ongemak, werkverzuim en reiskosten te betalen. Uiteraard moet men voor alle uitnemingen toestemming hebben van de donor. Lichaamsonderdelen als handelswaar te beschouwen zou een ongewenste inbreuk zijn op de menselijke waardigheid, die hoog in het Joodse vaandel staat.

Speciaal kweken
Het speciaal tot stand brengen van embryo’s, of het in kweek brengen van embryonale stamcellen voor transplantatiegeneeskunde, wordt in eerste instantie afgewezen. Er bestaat in de Joodse wet een duidelijke weerzin om het levensorigine te vernietigen. Hoewel het verschil tussen vóór veertig dagen en na veertig dagen na de conceptie niet werkelijk relevant is, maakt het binnen het kader van het moedwillig vernietigen van levensorigine niet veel uit. Toch sluiten verschillende rabbijnen niet helemaal uit dat in een concreet geval, waarin een patiënt lichaamseigen weefsel nodig heeft vanwege bijvoorbeeld de ziekte van Parkinson of Altzheimer, het in kweek brengen van embryonale stamcellen voor celkerntransplantatie wellicht niet verboden zal worden.

Restembryo’s
Stamcelonderzoek raakt in een stroomversnelling. Het is inmiddels gelukt bloedcellen te produceren. In Frankrijk werden stamcellen uit beenmerg en bloed van proefpersonen verwijderd. Na een complexe behandeling ontstonden rode bloedlichaampjes met exact dezelfde vorm als de originele. Deze procedure kent weinig ethische bezwaren. Maar aan het gebruik van stamcellen van embryo’s kleven nog steeds vele morele problemen. Tien jaar geleden had religieus Nederland nog grote moeite met proeven op restembryo’s (minuscule klontjes cellen), die overbleven na reageerbuisbevruchting. Sommigen zien het als een verkapte vorm van abortus, anderen vinden wetenschappelijk onderzoek op het begin van menselijk leven onaanvaardbaar.

©Dayan mr. drs. R. Evers