Dierenleed volgens het Jodendom

Geschreven door de redactie

“We betuttelen ze om hun onvolledigheid, om hun tragische lot dat zij door hun verschijning ver beneden ons staan. En daarin dwalen wij zeer en maken wij fouten. Het dier mag niet in een wereld die ouder en completer is dan die van ons beoordeeld worden door de mens. Een wereld waarin zij zich bewegen, voltooien met zintuigen die begiftigd zijn met gaven die wij hebben verloren of nooit hebben gehad, een wereld bewoon door stemmen (Devorah: van dieren) die wij nooit zullen horen.
Ze zijn niet onze broeders noch zijn ze niet ondergeschikten aan ons, ze zijn andere naties, net als wij gevangen in het net van het leven en tijd, medegevangenen van de pracht en Arbeidshof van de aarde. ”

Henry Beston (1888-1968)

Dierenleed

Een kalf werd naar het slachthuis gebracht, toen Rabbi Jehoeda Hanassi langs kwam en de kalf bij hem bescherming zocht. “Ga,” riep Rabbi Jehoeda Hanassi tegen het kalf, “Jij bent geschapen om geslacht te worden.” Vervolgens werd in de Hemel het volgende afgekondigd: “Sinds hij geen barmhartigheid toonde, zal hij met lijden gestraft worden.” Sinds die tijd leed Rabbi Jehoeda Hanassi 13 jaar aan een pijnlijke kiespijn. Dat stopte toen op een dag zijn werkster het huis aanveegde en een paar jonge wezels in de hoek opmerkte en deze eruit wilde vegen. “Laat ze met rust,” riep Rabbi Jehoeda Hanassi, “Er staat geschreven dat Zijn weldaden op al Zijn werken rust”. Dat was het moment dat in de Hemel werd besloten dat zijn kiespijn zou verdwijnen. En terwijl Rabbi Jehoeda Hanassi aan de pijnlijke kiespijn leed, kwam in Erets Jisrael geen miskramen voor noch een te kort aan regen, omdat het lijden van een tsaddiek zijn generatie tegen kwaad beschermt.

Hasjem toont Zijn genade voor ál zijn creaties – inclusief de dieren – aan de profeet Jona (Jona 3:8; 4:11).

In diverse artikelen hebben wij het fenomeen ‘waarom slechte dingen goede mensen overkomen’ uitgebreid besproken (Onheil volgens het Jodendom, Jissoeriem (tegenspoed): Verborgen zegeningen, Het lijden van rechtvaardigen in het Jodendom). Ook bij de dieren is dit volgens de geleerden een groot mysterie. De vraag wat we eerst moeten stellen is of dieren überhaupt kúnnen lijden, voelen zij met dezelfde intense als wij wanneer wij gepijnigd worden? Heel veel benaderingen over menselijk lijden wordt niet op de dierenwereld toegepast, maar het neemt niet weg dat dit niet doodgezwegen moet worden.
Tarantulawespen zijn bijvoorbeeld heel wreed naar hun slachtoffers. Zij bijten de ledematen levend af en sjleppen het slachtoffer naar hol nest en legt deze op hun eieren zodat zij levend door de larven worden opgegeten.

Rabbi Hirsch (1808-1888) heeft het volgende op deze vraag of dieren pijn voelen te zeggen: “Er zijn waarschijnlijk geen schepsels dat meer G’ddelijke bescherming tegen het beginsel van de mens nodig hebben dan de dieren, die net als mensen gevoel en instinct hebben, maar diens lichaam en krachten toch ondergeschikt staat aan de mens. In relatie met hen, de mens vergeet erg gemakkelijk dat een gewond dier net zulke spiertrekkingen vertonen zoals menselijke spiertrekkingen, dat de mishandelde zenuwen van een dier de dier net zo ziek kan laten voelen, zoals bij mensen, dat het dier net zo gevoelig voor sneeën, en slagen is zoals de mens. Hierdoor wordt de mens de beul van de ziel van het dier, die is voor hem alleen maar aan hem onderworpen is voor volbrenging van menselijke en verstandige doeleinden. Soms uit eigenbelang, op andere momenten uit eigenbelang en op andere momenten uit gedachteloosheid…. Horeb 2:292.

In de Gids der Verdoolden (3:48), leert de RaMBaM dat dieren zelfs emotionele pijn voelen en dat de Tora ons dit ook onderwijst met het verbod dat een dier en zijn kind niet op dezelfde dag geslacht mogen worden: “De pijn van dieren is enorm; er is geen verschil tussen de pijn van mensen en de pijn van dieren op gebied van het slachten van het kind in de nabijheid van de moeder, omdat de liefde voor de moeder en haar compassie voor een kind niet afhangt van intellect, maar meer van de kracht van emotie, dat in de meeste mensen en in de mens te vinden is…”

Wij leren in de profeten dat in de Messiaanse tijd de leeuw bij het lam ligt en samen hooi of gras eten. RaMBaM leert dat dit niet letterlijk genomen moet worden. Hij zegt dit op twee gronden: voor de zondeval zouden dieren elkaar al gegeten hebben (fossielen tonen dit ook aan) en de natuurlijke gang op de wereld zal ongewijzigd blijven. Anderzijds zouden bijvoorbeeld de leeuwen fysiek zo moeten veranderen waardoor zij gras zouden kunnen eten, dat men al haast geen onderscheid zouden kunnen maken tussen leeuwen en runderen.

Een reden waarom dieren lijden, wordt soms in verband gebracht met gilgoel. De gereïncarneerde ziel van een persoon moet tikkoen voor zijn zonden doen. Toch wordt dit idee niet geheel binnen de reïncarnatieleer van het Jodendom gedragen, omdat dierenleed zo extreem veel voorkomt (we spreken door de geschiedenis heen over miljarden dieren waarvan vele op een gewelddadige manier zijn omgekomen), als zolang de zondeval heeft plaatsgevonden, dan zouden we over te veel menselijke zielen spreken die zo’n slecht leven hebben geleden, dat zij inderdaad als dieren, gepaard met dierenleed, tikkoen zouden moeten doen. In de meeste gevallen zouden het over menselijke zielen gaan die zelfs nog nooit zijn geboren.

Omdat de mens zich kan afvragen wat zijn levensdoel is en het dier niet, wordt hierdoor dierenleed door sommige halachische autoriteiten als erger dan menselijk lijden beschouwd. Een dier ervaart het fysiek lijden in alle facetten en is niet in staat hier ‘een reden’ voor het lijden te vinden (Teshuvos Radvaz 1:728; Chavos Ya’ir 191). Dit staat in contrast met het idee dat menselijk lijden extremer is dan het dierlijk lijden, juist omdat menselijk lijden ook een mentaal lijden inhoudt.

Targoem Onkelos vertaalt Bereesjiet/Gen. 2:7 in de laatste zin met de woorden: “en de mens werd een sprekende ziel.” Door spraak onderscheiden wij ons met de andere schepsels. De mens wordt door de Tora beschouwd als Medaber – spreken. Het verschil in mens en dier zit hem dus in de taal. Taal is een uniek menselijk eigenschap waarmee de mens zich door de duizenden jaren wist te ontwikkelen.

Er zijn een aantal Geoniem die beweren dat de dieren die dierenleed dankzij de mens hebben ondergaan, door Hasjem gecompenseerd zullen worden. Rav Saadiah Gaon zei over de sjechita (Joods ritueel slachten van dieren): “ De Schepper heeft de dood over alle levende wezens verordend. Hij heeft voor ieder mens de maat van de duur van zijn leven verordend. Maar Hij heeft de duur van het leven van de dieren op het tijdstip waarop zij worden geslacht beperkt, zodat het slachten als een natuurlijke dood plaats zal vinden. Indien de betrokken slachter het dier, ondanks dit pijn doet, dan zal Hij voor zeker de pijn van het dier overeenkomstig compenseren.” (Rav Saadiah Gaon, Emunos v’de’os 3;10). Vervolgens wordt hij in Teshuvos Hageoniem nummer 375 geciteerd met betrekking of deze compensatie in het hiernamaals gegeven wordt: “wij zijn van mening dat alle levende schepsels, het slachten en het doden wat G’d heeft toegestaan, een beloning mogen verwachten.

De RaMBaM is hier niet mee eens en leert dat irrationele wezens geen straf, maar ook geen beloning zullen ontvangen. Later meer daarover.

Waarom dieren gegeten worden

Toen de Baal Sjem Tov nog een verborgen mysticus was, onderhield hij zichzelf als sjocheet (ritueel Joods slachter) van kippen en runderen voor de Joodse gemeenschappen voor de jamiem toviem. Toen hij met dit vak stopte, nam een nieuwe sjocheet zijn plaats.

Op een dag kwam een niet-Joodse knecht een kip naar de nieuwe sjocheet brengen. Toen deze zijn mes sleep, keek de goj toe en begon vervolgens te lachen: “jij bevochtigt jouw mes voordat jij deze slijpt?En dan begin je te snijden?” Wat dan nog?” vroeg de sjocheet, “Jisroelik (de Baal Sjem Tov) zou huilen totdat hij voldoende tranen had om het mes te bevochtigen. Dan zou hij huilen wanneer hij de mes scherpt. Dan alleen zou hij snijden!”

Hierdoor bestaat volgens het Jodendom bijvoorbeeld geen wreedheid in de jungle tussen de jager en de prooi. In Perek Sjira lezen wij namelijk: Dawied hamelech, koning van Israël, zei tegen Hasjem toen hij de Tehilliem (Psalmen) had afgerond: “Heeft U ooit enig schepsel gecreëerd die meer liederen en frases reciteerde dan ik?” Op dat moment verscheen een kikker voor hem en deze zei: “David, wees niet hooghartig, ik reciteer meer liederen en frases dan jij. En dat niet alleen, drieduizend parabelen kunnen van ieder lied dat ik zing afgeleid worden, zoals er geschreven staat: “Sjlomo sprak drieduizend spreuken enzijn liederen waren een duizend en vijf. 1 Kon. 5:12. Wat is meer waard: dat ik betrokken ben in een grote mitswe en dit is de mitswe waarin ik betrokken ben:
Aan de zeeoever bestaan soorten (schepsels) waarvan hun onderhoud afhangt van water. Wanneer zij hongerig zijn, vangen zij mij en eten zij mij op. Dit is de mitswe – om deze in te vullen wordt er gezegd: “Als je hater hongert, voedt je hem met brood, als hij dorst heeft geef hem je water te drinken; want zo stapel jij vurige kolen op zijn hoofd, en Hasjem zal jou belonen. Spreuken 25:21-22 Lees niet dat Hasjem jou zal belonen, maar dat Hasjem ervoor zorgt dat hater vrede met je maakt.”

Het Jodendom leert dat dieren alleen gegeten worden met het oog op het veranderen in het ene in de andere eindeloze cyclus van de metamorfose. Een voorbeeld van zo’n cyclus is dat bladeren (door het eten) één met het hert wordt (eten ontwikkelt het lichaam en houdt het in stand). Het hert wordt een mens, want het hert wordt door het eten van de mens één met de mens. De mens sterft en wordt stof dat gevoed wordt door de bomen. De bomen produceren bladeren en de cyclus begint weer opnieuw. Oneindig door. En dat is de vervulling, hun mitswa van het leven, dat door dieren een invulling gegeven wordt.

Dit geldt ook voor vegetarisch eten. Als ik een banaan eet en ik maak gebruik van de energie die de banaan mij gegeven heeft, dan is de banaan een partner geworden in mijn actie (energie om goed te kunnen functioneren) om de wereld een betere plaats te maken. Dit is iets wat een banaan van zichzelf niet kan doen. Andersom geldt hetzelfde als bij het eten van dieren. Waarom zou ondoordacht eten van dieren wreed zijn, maar het ondoordacht eten van vegetarisch voedsel niet? Wat geeft jou en mij het recht om onze tanden doelloos in een banaan te zetten?

De Tora verbiedt ons om dieren of een ander levend wezen onnodig pijn te doen. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen een vlieg en een koe. Rabbi Sjolom Dovber van Lubavitch gaf zijn zoontje een standje toen hij een blad van een boom doormidden scheurde: “Waarom is de ‘ik’ van een blad minder dan jouw ‘ik’?”

Wanneer het nodig is om een leven te beëindigen voor bijvoorbeeld consumptie of andere doeleinden, zijn daar regels aan gebonden. Daarom wordt er in het Jodendom gezegd dat je geen vlees uit een hongerige vuist mag eten en dat je de honger met brood moet stillen. Een persoon die vlees uitsluitend eet om zijn tong te kietelen en zijn maag te vullen, degradeert zichzelf en het dier. Door bewust te eten, ter wille van het opdoen van energie, zal het dier doordat het opgegeten is, verhoogt worden naar een nieuwe omgeving van het welzijn. Eten van dieren vanuit de Tora zal tenminste hetgeen geven wat het dier aan ons heeft gegeven. Hierdoor wordt het op een of andere manier met het G’ddelijke verbonden en wordt onze universum verheft.
Ook de engelen zijn in dit proces van manifestatie cyclus betrokken:”Toen de Bejt Miqdasj verwoest werd, werd de (etens)tafel het altaar wat hem verzoent, want er staat geschreven dat engelen (aan dat tafel) zijn uitgenodigd. Eet met nederigheid en met mededogen en met aandacht. Neem verantwoordelijkheid aan de G’ddelijke cyclus van het leven.”

Daarom is het Jodendom van mening dat het eten van dieren niet tot het noodzakelijk wreedheid behoort, maar stelt dit eerder andersom. Als de fysieke wereld onze enige werkelijkheid zou zijn, dan moesten wij ons inderdaad schuldig voelen om andere vormen van leven te consumeren. Maar als je ook gebonden bent aan de geestelijke wereld, is het consumeren van een stukje kip heilig. Het vanuit dat perspectief is het wreed om geen dier te eten, omdat je hen berooft van een kans een hoger doel te dienen.

Ondertussen is het juist de bedoeling dat wij veel dingen niet begrijpen, want niet begrijpen roept bij ons mensen compassie op.

Is de sjechita (Joods ritueel slachten) humaan?

Volgens vele dierenactivisten in EU niet. Zo heeft Noorwegen de sjechita verboden, maar hallal is vreemd genoeg toegestaan (proeven wij hier een antisemitisch tintje in deze ‘logica’?). Ook Nederland, België en meer Europese landen komt er steeds meer weerstand tegen de sjechita.

Is er een reden voor die weerstand?

Het toestaan van het eten van dieren wordt in Dwariem/Deut. 12:21 gegeven en de regels van de sjechita heeft Hasjem middels Mondelinge Leer door gegeven aan Mosje. Nadat Mosje alles van G’d gehoord had, vertelde hij het door aan zijn broer Aharon en daarna aan diens zonen El`azar en Itamar. Vervolgens werden de Zeventig Oudsten onderwezen en tot slot de rest van het volk. Mosje trok zich hierop terug waarna Aharon het volk de Mondelinge Leer nogmaals onderwees. Ook Aharon trok zich hierna terug. Zijn zonen El`azar en Itamar onderwezen het volk toen nogmaals. Nadat ook Aharons zoons vertrokken waren onderwezen de Zeventig Oudsten het volk dat de Mondelinge Leer hierna vier keer gehoord had. Vervolgens leerden de leden van het volk elkaar de Mondelinge Leer en de hoofden van het volk steunden hen daar bij totdat iedereen de Leer van binnen en buiten kende. De hoofden doceerden het volk ook de uitleg van de Mondelinge Leer. Op deze manier werd zowel de schriftelijke als de Mondelinge Leer in het geheugen van het volk gegrift.

Dus ook de regels van de sjechita ligt door de duizenden jaren heen behoorlijk in het Joodse volk verankerd.

Inbreuk op de wetten van de sjechita maakt het vlees verboden voedsel. Sjechita in praktijk wordt namelijk gekenmerkt door compassie en aandacht voor het welzijn van het dier. De sjechita wordt uitsluitend uitgevoerd door een hoogopgeleide sjocheet (ritueel slachter). De procedure gaat door middel van een instrument met chirurgische scherpte (chalaf) dat een snelle deskundige dwarse incisie maakt, waardoor de belangrijkste vaten in de nek direct worden doorgesneden. Hierdoor zal de bloeddruk in de hersenen direct dalen waardoor het dier ook direct het bewustzijn verliest. Die hele procedure is een snelle actie dat volledig voldoet aan alle eisen van menselijkheid en mededogen.

Dr. Temple Gradin, professor aan de Animal Science in Colorado (VS), voerde in 1994 een aantal experimenten uit of het vee de sjechita incisie voelden. In dat geval zou het dier middels een apparaat op tijd zijn hoofd van de chalaf kunnen wegtrekken. Geen enkel dier die zij onderzocht heeft had zelfs maar de neiging om zijn hoofd weg te trekken. Dr. Gradin moest tot de conclusie komen dat: “het lijkt dat de dieren niet bewust zijn dat hun keel wordt doorgesneden.”

Dr. Fleming Bager, hoofd aan de Deense Veterinaire Laboratorium deed een zelfde soort onderzoek en kwam tot de volgende conclusie: “de stieren werden in een comfortabele hoofdsteun gelegd, waardoor de beperkingen van hun lichaam vrij werd gegeven. Zij stonden heel erg stil toen hun keel werden doorgesneden, zij zij boden geen weerstand aan de hoofdsteunen.”

Andere professor aan de Veterinaire Medicijnen, Royal Veterinary College in Londen, professor Harold Burrow, verklaarde: “Ik was getuige van de Joodse methode dat op duizenden dieren werd toegepast. Ik ben niet in staat geweest om mezelf ervan te overtuigen dat er sprake is van wreedheid die hieraan verbonden zijn. Als liefhebber van dieren, eigenaar van vee en als dierenchirurg zou ik geen bezwaar maken dat dieren of zelfs mijn eigen dieren voor deze methode van slachten gefokt en gehouden zou worden.”

Dr Stuart Rosen MA, MD, FRCP, Faculteit Geneeskunde, Imperial College, Londen, schreef in een krant (The Veterinary Record van 12 juni 2004 vol. 154) het artikel “Fysiologische inzichten in Sjechita”. Hierin bespreekt hij de gevoelsreacties van dieren op sjechita en deed neurofysiologische studies die relevant zijn voor de beoordeling of die dieren pijn voelen. Hij moest concluderen dat “sjechita een pijnloze en humane methode is voor het slachten van dieren.”

Dieren offers
Of dieren per se altijd irrationeel zijn, zoals de RaMBaM het dus eerder zei, is ook een discussie waard. Hier volgt een voorbeeld uit de Midrasj: Elijahoe verscheen inderdaad aan Achab en Achab riep: … zeh ‘over Jisrael!… jij “terrorist” van Israël… (1 Kon. 18:17). Elijahoe corrigeerde hem met het feit dat híj niet de “terrorist” was, maar Achab zelf, omdat Achab de Tora heeft laten vallen voor de cult van ‘Izavel. Hij daagde tevens de profeten van ‘Izavel uit om te kijken welke god nu de ware is: Baäl of… Hasjem. Radak leert ons dat het niet bekend is of Elijahoe zélf deze uitdaging opgezet heeft om zichzelf te testen óf dat Hasjem hem opdroeg dit te doen. …

Vervolgens lezen wij in vs. 25 dat de profeten van Baäl een stier van Elijahoe mochten kiezen. Maar een vers later lezen wij dat Elijahoe hen een stier gaf. Wat is hier aan de hand?
De stier die de afgodische profeten, 850 in het totaal, kozen, weigerde mee te werken. Hij wilde niet dat hij gebruikt zou worden voor afgoderij. Elijahoe sprak tot de stier en legde hem uit dat hij juist indirect Hasjem zou dienen, omdat hij zou meewerken aan de tesjoeva van de rest van Israël én hij ook nog eens de onkunde van Baäl voor schut zou zetten. De stier stemde er mee in en Elijahoe overhandigde de stier aan de profeten van ‘Izavel…

De RaMBaM leert ons dat (dieren)offers voor Hasjem Zélf niet hoeft. Tot de Uittocht was het ontbreken van de dieren offers ondenkbaar. Het is daarom ook niet voor de mens gemakkelijk het tegenovergestelde te doen dan wat hij gewend is. Daarom accepteert Hasjem dieren offers. De RaMBaM vergelijkt dit met Sjemot/Ex. 13:17 waarin wij kunnen lezen dat Hasjem het volk om lieten lopen om een oorlog met de Filistijnen te vermijden. Hasjem paste Zich aan de levenswijze van de Israëlieten aan zodat zij zich innerlijk en uiterlijk op Hem rustig konden gaan richten in plaats van oorlog voeren. Zo is het ook met het laten van Zijn Wil en de daarop volgende straf. Hasjem past Zich aan mensen aan die gewend zijn straf te krijgen of voor de gevolgen op te draaien bij foute beslissingen. Hasjem bedoelt slechts dat wij gewoon volgens Zijn Tora moeten leven. Hasjem heeft er voor gekozen de mens niet van zijn gewoonte los te maken. De RaMBaM ziet dit ook bevestigd in het feit dat Sjmoe’el hanavi (profeet Sjmoe’el) zich tegen de offerdienst ageerde: “Heeft G’d dan evenveel behagen in offerdienst als in gehoorzaamheid?!” En Jermijahoe zei namens Hasjem: “Ik heb jullie voorvaderen toen Ik ze uit Egypte leidde niets bevolen betreffende brandoffers of andere dieren offers. Ik heb hen slechts geboden: ‘Luistert naar Mijn Stem, dan zal Ik voor jullie tot G’d zijn en jullie door Mij als volk aanvaard worden” (7:22). De RaMBaM heeft deze quote aan menigeen voorgelegd en kwam uiteindelijk inderdaad tot de conclusie dat Hasjem dieren offers heeft geduld, maar niet heeft verlangd. In Tehilliem 50:7 ev. lezen wij ook: “Mijn volk Israël, luister naar Mij. Want Ik wil spreken. Ik wil plechtig verklaren: Ik ben G’d. Jouw G’d. Ik wil niet met jou redetwisten over jouw offers. Over de Mij voortdurend aangeboden brandoffers, (maar) geen stier zal Ik uit jouw huis aanvaarden. Geen bokken uit jouw hokken. Immers: elk dier van het woud is van Mij. Al het vee op de duizenden bergen.”

Er zijn twee vormen van de cultische verering van G’d:

offerdienst: gebonden aan de gevolmachtigde personen, plaats en tijd,

gebed: iedereen, over, altijd.

Beloning en straf voor de dieren
Dan komen we op het punt dat dieren wellicht wel voor hun daden G’ddelijk beloond en gestraft kunnen worden.

Wederom pakken wij de Midrasj erbij en leren het volgende:
De Midrasj leert dat dieren door goede daden wel beloond worden. De dieren die na de moord van Kajin op Hevel het lichaam van Hevel hebben begraven, waren vogels en kosjere dieren. “De Heilige Geprezen is Hij gaf hen hun beloning, met twee broches: een voor hun slacht en een met betrekking op hun bloed”. (Midrasj Bereesjiet Rabba 22:8; Midrash Tanchoema, Bereesjiet 10 en Midrasj Pirke d’Rabbi Eliezer).

Over de kikkers die zichzelf opofferden om door in de ovens te springen (“en de kikkers in de huizen gingen dood…” Sjmot 8:9), spreekt de Midrasj het volgende: “Dit leert ons een les met betrekking tot de kikkers die zichzelf in de oven wierpen en afgedaald zijn om de Naam van de Heilige te heiligen. Hoe heeft de Heilige hen beloond? Dat alle kikkers in Mitsrajiem dood gingen, zoals er geschreven staat: ‘en alle kikkers in de huizen, in de tuinen en in de velden gingen dood’, maar degene die zichzelf in de oven wierpen, gingen niet dood, omdat zij zichzelf overgaven voor verbranding om het decreet van de Heilige op te volgen, daarom kwamen ze levend uit ovens en gingen zij naar de rivier, zoals er geschreven staat: ‘maar zij zullen in de rivier blijven’. (Midrasj Tehilliem 28; Jalkoet Sjimoni 1:182).

De honden in Mitsrajiem vielen de Joden niet aan, waardoor wij zijn opgedragen hen het vlees te geven wat niet voor ons kosjer is (Sjmot 22:30). “…Dit betekent dat de Heilige niet weigert beloning aan ieder schepsel te geven, zoals er staat geschreven ‘en tegen alle Kinderen van Jisrael, geen hond zal zijn tong scherpen (Sjmot 11:7) daarom zei de Heilige: ‘geef zijn beloning’…” (Midrasj Mechilta op Sjmot 22:30).

Nog een voorbeeld: de eerstelingen van de ezels moeten geheiligd worden als resultaat dat zij de last van Bnej Jisrael uit Mitsrajiem hebben gedragen (Sjmot/Ex. 13:13; Berachot 5b).

Maar de Midrasj spreekt ook over het straffen van dieren om hun daden. Midrasj Tanchoema, Noach 5, leert ons dat ál het vlees op aarde corrupt was. Geciviliseerde dieren kruisten zich met wilde dieren en wilde dieren met geciviliseerde dieren en alles met de mensheid en de mensheid met alles. “…en hoe weten wij dat alle dieren en beesten en vogels en reptielen sinds de Schepping waren opgedragen niet met elkaar te kruisen? Zoals er staat geschreven ‘en G’d maakte dieren op het land naar hun soort.’ De Heilige zei tegen hen: ‘ieder soort moet zich enkel aan zijn eigen soort hechten; het is verboden dit met een ander soort te doen’…” (idem). De geleerden leren dat naast Cham ook de hond en de raaf zich aan elkaar in de Ark hechten en daar alle drie ook voor gestraft werden (Sanhedrin 108a).

De paarden die met de Egyptenaren achter Bnej Jisrael aanrenden, werden gestraft. “De Heilige bracht het paard en zijn berijder voor het gerecht. Hij zei tegen het paard: ‘Waarom joeg jij achter Mijn kinderen?’ Het antwoordde: ‘de Egyptenaren dwong tegen mijn wil in te rennen, zoals er geschreven staat dat Mitsrajiem de achtervolging inzette (Sjmot 14:9)’. En Hij zei tegen de Egyptenaar: ‘ Waarom joeg jij achter Mijn kinderen?’ En hij antwoordde: ‘het paard rende tegen mijn wil in, zoals er geschreven staat: ‘het paard van par’o kwam…’ (idem 15:19). Wat deed G’d toen? Hij plaatste de mens schrijlings het paard en oordeelde hen samen zoals er geschreven staat: ‘Hij gooide het paard en zijn berijder in de zee (idem 15:1)’.”

Dieren kunnen op dezelfde manier gestraft worden als de mens. Ze komen ook voor het Hemels Bejt Din kunnen dezelfde straf als de mens verwachten (Sanhedrin 2a). Zoals aangetoond geldt dit ook voor morele zonden (Jona 4:11). Hoe is dit mogelijk?

Radak (Rabbi David Kimchi; 1160-1235) legt uit dat dieren ook niet in staat zijn om goed van kwaad te onderscheiden. Daarom verdienen zij geen beloning en straf. De redenering kunnen wij vinden in de daden van Sja’oel hamelech (koning Saul). Toen hij de stam van Amaleq vernietigde, had hij medelijden met de dieren en heeft zij niet allemaal uitgeroeid, zoals Hasjem het wel had opgedragen. “Sja’oel zei…’ook al hemmen de mensen gezondigd, hoe is het mogelijk dat de diere zondigen?… Een Stem uit de Hemel verklaarde: ‘wees niet te rechtvaardig’…” (Joma 22b). Geheel ongelijk lijkt Sja’oel hamelech niet te hebben: “een dier dat overlijdt, is in ruste;maar de mensen die G’ds geboden overtreden en Hem boos maken met ongepaste en onverbeterlijke daden komen voor het gerecht.”… (Tanna D’vei Eliyahu Zuta 24). Als er geen hemel of hel voor dieren bestaat (ook hierover is de laatste discussie niet over gesproken; zie quote inleiding), waarom kan een dier gestenigd worden? In hoeverre kan een dier aansprakelijk voor zijn daden worden gesteld?

“Wanneer een man gemeenschap heeft met een man of met een dier, of wanneer een vrouw gemeenschap heeft met een dier, zij worden gestenigd. Maar als de persoon heeft gezondigd, hoe kan een dier zondigen?” (Sanhedrin 54a).

Al duizenden jaren is het Jodendom van mening dat een dier nooit voor een morele daad rekenschap kan afleggen, dit concludeert ook sexuele zonden. Maar waarom kan een dier wel ter dood veroordeeld worden?

Rabbi Bechay ben Asher legt in zijn commentaar op Sjemot 21:18 uit dat de gedode os simpelweg een manier van een financiële straf voor de eigenaar was. Het was om de eigenaar te treffen. Met dit antwoord blijft er toch nog een aantal vragen en discussies open staan. De RaMBaN zegt in zijn commentaar op Bereesjiet 9:5 dat ook een os zonder eigenaar namelijk de doodstraf kreeg. Rasjba meent dat een dergelijke mening niettemin bestaat, maar het kan niet zo zijn dat het een financiële straf de reden voor deze mitswe is.

Rabbi Margaliyos gaat hierop verder en vermoedt dat dieren die gemeenschap met mensen hebben gehad, niet meer zijn dan dieren waarin een menselijke ziel in huist. Met andere woorden, ook hier raken wij de vlakken van gilgoel aan. De menselijke ziel wordt gestraft. Ondanks dit een antwoord is, roept het tegelijkertijd weer vragen op. Waarom wordt ook het dier gestraft?

Wellicht heeft het met actie en reactie te maken. De Midrasj leert dat zelfs een boom, waarvan het hout als wapen gebruikt wordt, hiervoor vergelding ontvangt (Midrasj Bereesjiet Rabbah 26:6). Als een boom geen eens een wil heeft, laat staan een vrije wil, hoe kan hij toch vergoeding ontvangen?

Wij moeten onze zoektocht uitbreiden in het mystieke. Alles in deze fysieke wereld heeft zijn reflectie in de hogere spirituele realiteiten. Het fysieke kan daarom als parabel gebruikt worden voor het metafysische.

Wanneer je met je voet tegen een steen stoot, veroorzaakt de steen pijn op de plek waarmee jij jouw voet de steen hebt geraakt. Actie en reactie. Het is niet relevant of je wel of niet opzettelijk tegen de steen stoot. Er bestaan bepaalde wetten van de natuur en alle acties heeft consequenties. Hasjem doet niet aan willekeur. Voor alles bestaat een tegengestelde reactie. Het dier wordt dus niet gestraft voor een morele overtreding, het ondergaat een vergelding voor zijn acties: de onvermijdelijke consequenties van acties.

Tiferes Jisrael legt uit dat het doden van het dier dat gemeenschap heeft gehad met een mens, voorkomt dat een aan dat dier zondigt. Het dier is dan een struikelblok geworden (Wajjiqra 19:14; 1 Sjmoe’el/Sam. 25:31; Jesjajahoe/Jesj. 57:14). Sefer Hachinnoecha leert dat dit aantoont hoe zwaar deze zonde is, want zelfs het vlees van dit dier mag niet gegeten worden (Sjmot 21:28), omdat het niet meer kosjer is voor consumptie. Het is een walging voor Hasjem, dus de wetten van rechtszittingen voor dieren is om ons een les te leren over het kwaad van zonde.

RaMBaN leert dat er geen algemeen concept bestaat voor beloning en bestraffen van dieren, omdat zij geen morele verantwoordelijkheid van hun kant hebben. Rechtszaken tegen dieren en executies die werden opgedragen is alleen maar voor ‘het bloed van de mens’ (moord) en bestialiteit. Dus niet het dier wordt hiervoor verantwoordelijk gesteld, maar het heeft betrekking op het menselijke betrokkenheid. Deze rechterlijke procedure leert ons hoe misdadig moord en bestialiteit wel niet is.

Het lijkt erop dat er verband staat tussen de dieren die voor het Bejt Din van 23 rechters komt te staan en geëxecuteerd wordt én de drie kardinale overtredingen binnen het Jodendom: afgoderij, moord en seksuele immoraliteit. Deze zonde zijn zo zwaar, dat wij zelfs ons eigen leven op moeten geven om deze verboden niet te overtreden. Wat interessant maar ook een moeilijk stuk is, is Sjemot 19:13 waarin mens en dier gewaarschuwd wordt niet te dicht bij Har Sinaj (Berg Sinaj) te komen, anders moet het gedood worden. De os dat de mens moordt, staat parallel met de zonde van moord. Het dier dat (mis) gebruikt wordt voor seksuele doeleinden, staat parallel voor de zonde van de seksuele immoraliteit. Het G’ddelijke lot van het dier is dus niet het resultaat van zijn daden, maar het heeft betrekking op de relatie met de mens. Radak legt uit dat wanneer je wel zou kunnen spreken van het belonen en straffen van dieren, dat de dieren met mensen betrokken waren.

Een ándere reden waarom dieren die voor seksuele doeleinden zijn gebruikt gedood moeten worden is dat het niet in de situatie komt zodra het een groep mensen passeert de mensen kunnen zeggen: “dit is het dier op grond waarvan die en die gestenigd is” (Sanhedrin 7:4). Hierdoor wordt de ‘waardigheid van de mens’ nog gehandhaafd. Het vereist dieren die op dezelfde manier als de mens berecht en geëxecuteerd wordt, want Hasjem heeft geen verlangen naar de schaamte van de mens. Daarom wordt het met de steen waarmee het gestenigd wordt, begraven of door de boom waaraan het gehangen heeft, zodat zijn familie niet beschaamd wordt en niet op hen neer wordt gekeken (Sefer Chassidiem 549). Er is sprake van een menselijke rechtszaak en een menselijke executie.

De ernst van moord op dieren

Een uitleg waarom er een Sanhedrin zou moeten bestaan, is de ernst van het nemen van het leven van een dier. Voor het slachten van dieren voor voedsel heeft de mensheid van Hasjem een vrijwaring voor ontvangen. Maar het vermoorden van dieren is een zeer ernstige zaak.

Een bron van dit concept is te vinden in Wajjiqra 17:3-4 waar een gewijd dier buiten de Miqdasj geslacht werd en dus niet gegeten mag worden. “Hahoe’ dam sjafach…hij heeft bloed vergoten…”. Het onnodig doden, doelloos vermoorden van een dier wordt als bloedvergieten beschouwd, zij het een beetje (dus niet veel) minder erg dan menselijk bloedvergieten (Sefer Hachinnoech), dit om de ernst van moord – zelfs van een ‘moorddadige os’ – de getuigenis moet daarom minimaal door twee worden afgelegd in een rechtszaak met 23 rechters. Dit omdat de Tora medelijden heeft met het dier (Sanhedrin 55a). ‘Or Hachaim leert dat het moorden van een dier dat geen goede menselijke doeleinden heeft, moet net zo serieus genomen worden als moord op een mens! “G’d gaf ons alleen het bloed van een dier ten bate van onze zielen… dit om andere redenen uit te sluiten zodat we realiseren dat dieren geen giften zijn om er mee te doen wat wij maar willen. Wij leren het gebod op het executeren van een dier door een Bejt Din van 23 rechters, net als bij mensen, opgelegd moet worden, omdat het Geschrift ons opdraagt over een dier recht te spreken, zoals het rechtspreken over mensen (‘Ohr Hachaim op Wajjiqra 17:11).

Dieren voor het gerecht moet net zo serieus worden genomen als een mens voor het gerecht slepen. Het dier moet net als mensen ook tijdens de rechtszitting in het Bejt Din aanwezig zijn. Ook bij twijfel wordt het dier niet geëxecuteerd (Shailos Oe’teshoevos Chazon Nachoem II 10:2). Dit principe van welwillendheid op het gebied van het leven – en – dood (Safek nefasjot lehakel) is eenvoudig te begrijpen wanneer het toegepast wordt op mensen; is het toch erg opvallend om te zien dat dit ook voor een potentieel dodelijke dier geldt!

Omdat het toebrengen van leed op dieren zo’n serieuze aangelegenheid is, mag een dier bij twijfel – nogmaals – niet gedood worden (Shailos Oe’tesjoevos Sho’el Oe’meishiv, 4e editie, 38. Maar ook Kovetz Shioeriem vol. I, Bava Basra 50b; os 223, 226, Shailos Oe’tesjoevos Kochav MiJa’aqov 62 & Tsaar Baalen Chayim p. 170).

En dus…

Er bestaat een cryptische Midrasj die over de opstanding van de dieren spreekt: “Wanneer G’d Zijn wereld vernieuwd, Hijzelf neemt leiding over het werk van vernieuwing. Hij regelt alle voorschriften van de laatste, die van de toekomstige wereld … de volgorde van elke generatie, van elk wezen, van elk dier, en van elke vogel … Ik veroorzaakte dat alle menselijke wezens en creaturen in deze wereld stierven… en Ik zal hun geest en ziel herstellen en doen herleven in de Komende Wereld.” Osiyos d’Rabbi Akiva, os alef.

“Hasjem is goed voor iedereen en Zijn weldaden rusten op al Zijn werken” Tehilliem/Ps. 145:9. Dit geldt ook voor de dieren. Wij betuttelen inderdaad de dieren, maar vaak zijn wij erg wreed naar hen, zoals de mens gedreven kan worden door goed en kwaad.

Bronnen:
Man and Beast van Rabbi Natan Slifkin
The Midrash Says The Book of Devarim
What Give Us The Right to Eat Animals? Rabbi Tzwi Freeman van Chabad.org
Why are we not vegetarians? Rabbi Aron Moss van Chabad.org
Handbook about shechita van Chabad.org

©FAQ 2010