Geschiedenis van het conflict

De recente Palestijnse aanslagen en de harde acties van Israël zorgen voor de grootste crisis in Israël sinds het begin van de tweede intifadah. Israël noemt de Palestijnse Autoriteit “een entiteit die terrorisme steunt”. Arafats garde, Force 17, en de Tanzim-militanten van zijn Al Fatah-beweging zijn tot terroristische groepen verklaard. En wie militair optreedt tegen terroristen, heeft sinds de aanslagen van 11 september het tij mee. Het conflict duurt al bijna een eeuw en kostte al duizenden mensen het leven. Lang leken de hoofdrolspelers de weg naar vrede te bewandelen. Een onzekere weg misschien, vol struikelblokken en valkuilen, maar wel naar vrede. Gaan we nu naar een oorlog?

Geschiedenis van het conflict
In 1917 belooft Groot-Brittannië zich in te zetten voor “de vestiging van een nationaal tehuis voor het joodse volk”. In 1933, als de nazi’s in Duitsland aan de macht komen, emigreren er meer dan 130.000 joden naar Palestina. De eerste confrontaties met Arabieren doen zich voor. Na de Tweede Wereldoorlog immigreren er nog veel meer joden naar het gebied. In 1948 loopt het Britse mandaat over Palestina af en roept David Ben Goerion de staat Israël uit. Een jaar daarvoor is het gebied gesplitst in een Palestijns deel en een deel voor de zionistische joden. Ook Jeruzalem is opgedeeld. Zowel de Sovjetunie als de Verenigde Staten erkennen de nieuwe staat Israël onmiddelijk. Maar de Palestijnen en de Arabische buurlanden gaan vrijwel meteen tot een aanval over. Israël komt deze eeste oorlog als overwinnaar uit. Daarmee begint niet alleen de geschiedenis van de staat Israël, maar ook die van het huidige conflict in het Midden-Oosten. Dat duurt al bijna een eeuw, en kostte aan duizenden mensen het leven.

Suez-crisis
De Epytische president Nasser lijft in 1956 het Brits-Franse Suez-kanaal in, dat een belangrijk knooppunt in de internationale scheepvaart is. Frankrijk en Groot-Brittannië beloven troepen in te zetten, als Israël de Egypenaren zal terugdringen tot achter het kanaal. Israël heeft dan de Sinaï-woestijn al veroverd.

Zesdaagse Oorlog
De VN-troepen, die de Sinaï-woestijn zouden bewaken, trekken zich terug. Israël voelt zich bedreigd en valt aan. In zes dagen tijd veroveren de Israëliës de Gazastrook op Egypte, de Golanhoogte op Syrië en de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem op Jordanië.

Jom Kippoer
Op Jom Kippoer, de joodse vastendag, in 1973 vallen Egypte en Syrië Israël aan, in de hoop de verloren gebieden te heroveren. De aanval mislukt.

Camp David-akkoorden
In september 1978 sluiten Israël en Egypte de zogenaamde ‘Camp David-akkoorden’. Israël geeft de Sinaï-woestijn terug, als Egypte het land erkent en vrede belooft. De Egyptische premier Saddat is de eerste Arabische leider die Israël officieel bezoekt. De Palestijnen wordt autonomie in het vooruitzicht gesteld, maar zij weigeren deel te nemen aan de onderhandelingen. Sadat en de toenmalige Israëlische president Begin krijgen een jaar later de Nobelprijs voor de vrede. Twee jaar later wordt Sadat vermoord door islamitische militairen.

Eerste Intifadah
Palestijnen komen in 1987 in opstand tegen de Israëlische overheersing in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. Jonge Palestijnen gooien stenen, en het Israëlische leger grijpt hard in. Deze intifadah eist in de loop der jaren meer dan duizend doden.

Vredesconferentie
Door de Golfoorlog in 1991, waarbij Israël wordt aangevallen door Scud-raketten uit Irak, veranderen de internationale verhoudingen. Een vredesconferentie is mogelijk geworden. In Madrid besluiten Iraël, Syrië, Jordanië, Libanon en Palestijnen te streven naar vrede. Hiermee maakt de PLO (vertegenwoordiging van het Palestijnse volk) voor het eerst duidelijk de staat Israël te willen erkennen.

Oslo-akkoorden
1993: in Oslo voeren Israël en de Palestijnen geheim overleg. Dat resulteert uiteindelijk in de ondertekening van de Oslo-akkoorden in Washington. Israël kent de Palestijnen beperkte autonomie toe. Van hun kant beloven de Palestijnen geen aanspraak meer op Israëlische grondgebieden te maken. Een jaar later worden de partijen het eens over de uitvoering van de akkoorden. Israël zal zich grotendeels terugtrekken uit de Gazastrook en de Westoever. Afspraak is dat Israël en de Palestijnen na vijf jaar een akkoord sluiten over de heikelste punten: de status van Jeruzalem, de grenzen van het Israëlische grondgebied en de Palestijnse vluchtelingen. Yasser Arafat, die de PLO vanuit Tunis bestuurde, keert terug naar Gaza en wordt daar hoofd van de nieuwe Palestijnse Autoriteit.

Nobelprijs
In 1994 sluiten de Israëlische premier Rabin en de Jordaanse koning Hoessein in Washington vrede. Met Syrië zijn ook vredesonderhandelingen gaande, maar die verlopen moeizaam. De Palestijnse leider Arafat, de Israëlische premier Rabin en diens minister van Buitenlandse Zaken Peres ontvangen de Nobelprijs voor de Vrede.

Rabin vermoord
Op 4 november 1995 wordt de Israëlische premier Rabin tijdens een vredesdemonstratie in Tel Aviv vermoord door een extreem-rechtse joodse student. In het voorjaar van 1996 doodt de Palestijnse Hamas 57 Israëliërs door zelfmoordaanslagen. Ondertussen lopen de vredesonderhandelingen met Syrië, dat weigert de aanslagen te veroordelen, vast. In hetzelfde jaar kiezen de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook hun eerste echte zelfbestuur, de Palestijnse Raad.

Wye-akkoord
Israël voert in april 1996 zeventien dagen lang bombardementen uit in Libanon. De aanvallen zijn gericht tegen de Hezbollah. In mei wordt de rechtse Benjamin Netanyahu van de Likud-partij premier van Israël. Hij tekent in 1998 samen met Arafat het Wye-akkoord, dat behelst dat Israël zich verder terugtrekt van de Westelijke Jordaanoever. Zo moet de uitvoering van het Palestijns zelfbestuur vergemakkelijkt worden. Al na twee maanden schort Israël de uitvoering van het akkoord op.

Mislukte vredesbesprekingen
In 1999 valt de regering-Netanyahu over de manier waarop het Wye-akkoord uitgevoerd moet worden. De socialist Ehud Barak van de Arbeidspartij volgt Netanyahu op. Het lukt hem in 2000 niet de vredesbesprekingen met Arafat in Camp David, over de laatste fase van de Oslo-akkoorden, tot een succes te maken. Het grootste struikelblok is Jeruzalem.

Tweede intifadah
Het bezoek van oppositieleider Ariel Sharon aan de Tempelberg in Jeruzalem in 2000, vatten de Palestijnen op als een ernstige provocatie. Sharon wordt als toenmalige minister van Defensie medeverantwoordelijk gehouden voor een bloedbad in twee Palestijnse vluchtelingenkampen in Libanon in 1982. Dit omdat hij niet had ingegrepen. Met Sharons gang naar de Tempelberg begint de tweede Palestijnse opstand, ofwel intifadah.

Op 28 september 2000 bezoekt Ariel Sharon, toen nog oppositieleider, de Tempelberg (Har ha-Bayt) in de oude stad van Jeruzalem. Zowel voor de Israëliërs als voor de Palestijnen is dat een heilige plaats. Sharon zegt als een gebaar van vrede naar de berg te zijn gekomen, maar de Palestijnen zien zijn bezoek als een provocatie. Met zijn honderden gaan ze de straat op. De tweede Palestijnse opstand of ‘intifadah’ begint en een nieuwe reeks geweldsuitbarstingen is een feit. Sindsdien zijn er al ruim duizend doden gevallen, onder wie achthonderd Palestijnen.

Staakt-het-vuren
Aanslagen en de militaire reacties op bouw van Joodse nederzettingen maken een staakt-het-vuren tot een illusie. De Palestijnse leider Arafat en de Israëlische minister Peres doen pogingen om samen een bestand te bespreken, maar Sharon fluit Peres keer op keer terug. Hij blijft bij zijn eis dat er pas gepraat kan worden als er zeven dagen zonder geweld verstreken zijn.

Palestijnse staat
In oktober 2001 spreken Westerse leiders opeens openlijk over een Palestijnse staat. De Amerikaanse president Bush, de Britse premier Blair en westerse leiders zien zo’n staat als een uitkomst van het vredesproces. Voor Amerika markeren de uitspraken een nieuwe fase, waarin Bush minder terughoudend wil zijn in zijn Midden-Oosten-politiek.

Ze’evi doodgeschoten
De stemming verandert echter vrijwel meteen, als op 7 oktober de Israëlische minister van Verkeer, de rechtse Ze’evi, in Jeruzalem wordt doodgeschoten. Israël verlangt van Arafat dat hij de moordenaars direct uitlevert, en neemt tijdelijk vijf steden in die onder gezag van de Palestijnse Autoriteit staan. Israël reageert door raketten af te vuren op het hoofdkwartier van Arafat in Gaza. Ook andere doelen van de Palestijnse Autoriteit worden bestookt, onder meer in Nablus en Ramallah. De druk op Arafat om harder op te treden tegen het Palestijnse geweld neemt toe.

Portret Sharon
De rechtse Ariël Sharon is de premier van Israël. De oud-militair is 73 en heeft maar één doel: totale veiligheid voor Israël en de Israëli’s. Zijn bezoek aan de Tempelberg was de aanleiding voor de tweede intifadah. Van een gedeelde Israëlisch-Palestijnse soevereiniteit over Jeruzalem kan volgens Sharon geen sprake zijn en ook de terugkeer van Palestijnse vluchtelingen op Israëlisch grondgebied is onbespreekbaar. De door Israël in 1967 op Syrië veroverde Golan-hoogte blijft in zijn visie ook onderdeel van de Israëlische staat. Voor de Palestijnen is de naam Sharon onafscheidelijk verbonden met de vluchtelingenkampen Sabra en Shatila in Libanon. Deze oud-minister van Defensie leidde in 1982 de inval van Israël in Libanon. In de kampen Sabra en Shatila, iets ten zuiden van Beiroet, werden toen onder toeziend oog van het Israëlische leger honderden mensen vermoord door Libanese milities. Een Israëlisch onderzoekstribunaal oordeelde in 1983 dat Sharon indirect verantwoordelijk was voor de massamoorden. Sharon moest aftreden, maar bleef prominent aanwezig in de Israëlische politiek. Tot 1990 bekleedde hij de kabinetspost Handel en Industrie. Vervolgens was hij twee jaar lang minister van Volkshuisvesting, waarmee een nieuwe golf nederzettingen in bezet gebied was verzekerd. Toen Likud in 1996 weer aan de macht kwam, werd Sharon minister van Nationale Infrastructuur. Twee jaar later gaf premier Netanyahu hem Buitenlandse Zaken, tot verbijstering van de Palestijnen, die sinds de Oslo-akoorden van 1993 met de Israëli’s onderhandelden. Na de verkiezingsnederlaag van Netanyahu in 1999 verving Sharon hem als partijleider van Likud.

Portret Arafat
Een andere hoofdrolspeler is de president van de Palestijnse Autoriteit, Yasser Arafat. Een man met een veelzijdig imago, waarmee je verschillende kanten op kunt. Al jaren vertegenwoordigt hij de Palestijnen, maar de druk op hem neemt toe. Op zijn negentiende hangt hij zijn studie aan de universiteit in de Egyptische hoofdstad Caïro (waar hij in 1929 werd geboren) aan de wilgen, om in Gaza met de Arabische staten mee te vechten in de oorlog tegen de joden. Nadat hij zijn studie alsnog afgerond heeft, begint hij een bouwonderneming in Koeweit. Maar zijn vrije tijd wijdt hij geheel aan de politiek. In 1958 richt hij met vrienden de bevrijdingsbeweging Al Fatah op. Zes jaar later trekt Arafat uit Koeweit weg, naar Jordanië, om van daaruit invallen te plegen in Israël. In hetzelfde jaar richten de Arabische Staten de PLO op, de Palestijnse Bevrijdings-Organisatie. Die willen daarmee een meer gematigde tegenhanger van Al Fatah creëren. Maar als de Arabische staten verslagen worden in de Zesdaagse Oorlog, wordt Al Fatah de grootste machtsfactor binnen de PLO. In 1969 wordt Arafat voorzitter van het uitvoerend comité en komt er een campagne van ontvoeringen, vliegtuigkapingen en aanslagen op gang. In 1994 wordt Arafat met 87,1 procent van de stemmen gekozen tot president van de Palestijnse Autoriteit. En hij is nog steeds de onbetwiste leider van de Palestijnen, al was het maar omdat hij in de afgelopen veertig jaar nooit iemand naast zich heeft geduld. Een alleenheerser en dictator die weigert de macht te delen. Voor de ‘koning der Palestijnen’ wordt het steeds moeilijker vol te houden dat hij niet betrokken is bij de aanslagen op Israëliërs. Hoe kan hij er niet bij betrokken zijn?

Het Westen verlangt daadkracht van Arafat. Paal en perk moet hij stellen aan het Palestijnse geweld. Op dat punt schiet Arafats imago tekort. De leider die ook de militante Palestijnen te vriend moet houden, roept het beeld op van een man in spagaat. En een man in spagaat ziet er weinig daadkrachtig uit.

Israël wil vrede afdwingen op eigen voorwaarden door A. Kamsteeg (03-04-´02)
Doel van het Israëlische optreden in de Palestijnse gebieden is de grondslagen van het terrorisme te vernietigen. Dit gebeurt vanuit de gedachte dat het Palestijnse Gezag deze terreur zelf niet kan of wil voorkomen. Maar stel dat het Israël wel lukt, hoe moet het dan verder? Hoe kan blijvende militaire veiligheid worden bewerkstelligd? En wat is Sharons politieke strategie?

Recht op zelfverdediging vormt een van de pilaren van het volkenrecht. Men vindt dat recht bijvoorbeeld terug in het Handvest van de Verenigde Naties. Staten hebben het recht de eigen burgers te beschermen tegen externe agressie. Daarop beroept president Bush zich wanneer hij tot in het verre Afghanistan militaire actie onderneemt tegen het internationaal terrorisme, dat de Verenigde Staten op 11 september vorig jaar zo hard getroffen heeft.

Er bestaat geen twijfel over dat Palestijnse terroristen het voorzien hebben op de veiligheid van de burgers van Israël. Sinds vorige week woensdag zijn 44 mannen, vrouwen en kinderen bij zelfmoordaanslagen omgekomen. Alleen al in de maand maart stierven 122 Joden. Van geen enkele regering mag worden verwacht dat zij dan niet handelend optreedt. De Verenigde Naties, de Europese Unie en zelfs de Verenigde Staten vormen wat dat betreft geen alternatief. De opmars van Israëlische troepen naar Ramallah, Bethlehem en andere steden in de Palestijnse autonome gebieden maakt duidelijk dat premier Sharon zich bij die zelfverdediging nu groter bewegingsruimte toestaat dan voorheen.

Israëls argumenten
Na de zoveelste dodelijke aanslag besloot het Israëlische kabinet vorige week tot Operatie Defensie Muur. Doel ervan is ,,de grondslagen van het terrorisme te vernietigen”. De Israëlische argumentatie is dat het uiteindelijk verantwoordelijke Palestijnse Gezag zelf deze terreur niet kan of wil voorkomen. Afarat weigert zelfs te voldoen aan een Amerikaanse eis, dat hij in het Arabisch een veroordeling uitspreekt over de terreuraanslagen. Tekenend voor de houding in de Arabische wereld is in dit verband, dat Irak families van zelfmoordenaars via de Hamas een bedrag ter waarde van 20.000 dollar aanbiedt en Saudi-Arabië hun een gratis ticket naar Mekka geeft.

In de Palestijnse steden gaat het Israëlische leger op jacht naar terroristen, hun wapens en de plaatsen waar bommen worden gemaakt. De infrastructuur onder de zelfmoordaanslagen moet worden kapotgemaakt. Ook in het hoofdkwartier van Arafat hebben de Israëli’s voorraden wapens (en kisten vol vervalst Israëlisch geld) gevonden.

Maar stel dat dit lukt, hoe dan verder? Hoe kan blijvende militaire veiligheid worden bewerkstelligd? De Israëli’s zouden een omvangrijk door militairen en honden bewaakt hekwerk om de Westoever kunnen bouwen, zoals dat eerder rond de Strook van Gaza gebeurde. Dan blijft de vraag hoe de vele Joodse nederzettingen binnen dat hekwerk moeten worden beveiligd.

De enige manier om dat laatste te doen, is blijvende militaire bezetting. In dat geval zou worden teruggedraaid wat in het kader van het Oslo-vredesproces al aan Palestijnse autonomie is gerealiseerd. Uit opiniepeilingen blijkt echter dat de meerderheid van de Israëlische bevolking niets voor zo’n hernieuwde bezetting voelt. Maar wat dan? Er blijkt groeiende steun voor de gedachte dat Israël zich dan maar beter eenzijdig kan terugtrekken uit dichtbevolkte Palestijnse gebieden, ook al is er nog helemaal geen vredesverdrag. In dat geval blijft de Joodse staat zowel getto als bunker in het Arabische Midden-Oosten.

Politieke strategie
Valt op deze manier enig licht op de militaire strategie van Ariel Sharon, de volgende vraag is welke politieke strategie hij heeft. Niet onwaarschijnlijk is dat hij ervan uitgaat dat de uiteindelijke Palestijnse doelen niet te verenigen zijn met het Israëlische voortbestaan, zeker niet met zijn eigen ideaal van een Groot-Israël. Het feit dat Arafat in september 2000 de voor Israël vergaande concessies van premier Ehud Barak verwierp en in plaats daarvan opnieuw naar terroristisch geweld greep, heeft Sharon in die overtuiging gesterkt. Daarom meent hij dat Israël geen andere mogelijkheid heeft dan de Palestijnen militair zulke harde slagen toe te brengen, dat zij tenslotte een vrede op Israëlische voorwaarden accepteren.

Nu is de vraag inderdaad erg belangrijk of de Palestijnen al dan niet innerlijk bereid zijn zich met het voortbestaan van de Joodse staat Israël te verzoenen. Henry Kissinger is dezer dagen in de Los Angeles Times (en NRC Handelsblad) uitermate somber. Hij schrijft dat ,,de wezenlijke scheidslijn (bij de Palestijnse leiders) loopt tussen hen die vernietiging van Israël willen bereiken door een voortzetting van de huidige strijd, en degenen die menen dat een akkoord nu strategisch beter is om krachten te verzamelen voor het beslissende treffen later.” Kissinger concludeert dat het aantal Palestijnse leiders dat vrede in westerse zin wil ,,miniem” is. Saudisch plan En het Saudische vredesplan dan? Dat biedt Israël toch normalisering van de betrekkingen in ruil voor terugtrekking achter de grenzen van voor de Zesdaagse Oorlog van 1967? Ja, zegt Kissinger, maar zulke Israëlische grenzen zijn militair onverdedigbaar, terwijl er geen garantie bestaat dat vredesbeloften later niet worden gebroken. Daaraan zou nog kunnen worden toegevoegd dat inwilliging van de Arabische eis van terugkeer van 3,4 miljoen Palestijnse vluchtelingen per definitie de ondergang van de Joodse staat betekent. Of, zoals Farouk Kaddoumi, ‘minister van buitenlandse zaken’ van Arafat, het dezer dagen zei: ,,Het recht van terugkeer van vluchtelingen naar Haifa en Jaffa is belangrijker dan het uitroepen van een staat.”

Bron: Nos en Nederlands dagblad