Het laatste verzoek van een Jood voordat de Nazi’s hem vermoordden

Bron: Hoor Israël

[red. FAQ-online: In november 2005 riep de VN op om ieder jaar de bevrijdingsdag van Auschwitz, 27 januari 1945, te gedenken als internationale herdenkingsdag van de Holocaust].

Dit jaar tbv de zullen wij onze aandacht vestigen op een roerende historisch document, geschreven door een Jood tijdens de Holocaust, enige ogenblikken voordat hij vermoord werd.

De brief drukt het verlangen uit van een Jood naar het eeuwige leven. In zijn woorden, geschreven terwijl de soldaten op zijn deur klopten, legde hij een ander heilig en onsterfelijk hoofdstuk neer uit onze lange geschiedenis. Hij drukte het ware en eeuwige verlangen uit, dat in het hart van iedere jood leeft, wiens voorvader bij de Berg Sinai stond.
De Holocaust bracht een verschrikkelijke geestelijke catastrofe over ons volk vanwege het enorme plotselinge verlies. Niettemin moeten wij de roerende getuigenissen van de overlevenden absorberen die de zelf-opoffering in herinnering brengen die door de vermoorden getoond werd. Deze praktijk werd ook gevolgd door de Bluzhover Rebbe, Rabbi Jisraël Sjapira zts”l, een overlevende van de Holocaust, die was uitgenodigd om te spreken bij een voltooiing van de Sjas in het Daf HaJomi programma. De sijoem [afsluiting] was opgedragen ter nagedachtenis aan diegenen die tijdens de Holocaust vermoord werden. Zijn toespraak combineerde de zorg en het verdriet die hij had gezien met de hoop en vreugde van de vernieuwing van de wereld van Tora. Hij getuigde van de Joden die nooit aarzelden en weigerden hun kinderen over te geven aan de zorgen van de kerken of kloosters maar hen liever met zich meenamen in de dodentreinen, opdat zij zouden sterven als Joden.

„Ik kan getuigen,” vertelde hij, „dat gedurende die lange jaren van ellende ik nauwelijks ooit een Jood hoorde vragen naar het motief van Hasjem. Zij accepteerden hun ellende met liefde! Maar ik hoorde hen zuchten: ‘O, wie zal er Kaddisj voor mij zeggen; wie zal er een hoofdstuk Misjna voor mij leren?’ Wij hadden er niet beter aan kunnen doen dan de Daf Jomi aan hen op te dragen, zodat de verdiensten van ons leren een monument zal zijn voor hun nagedachtenis en een verheffing van hun zielen.” Tijdens zijn toespraak haalde de Rebbe een stuk papier tevoorschijn en zei: „Nu wil ik u een korte brief voorlezen die ik van iemand kreeg in het dodenkamp, welke hij een paar maanden voordat hij vermoord werd, aan mij toezond.” De brief was in het Jiddisj en wij hebben hem hier voor u vertaald:

Geliefde Rabbi Jisraël Sjapira, Sjlita, De Duitsers hebben zojuist 800 Joden uit de fabriek gehaald om ons te vermoorden. Zij weten nog niet of ze ons zullen doodschieten of verbranden. Ik vraag u, Rebbe, dat wanneer u het overleeft en in Erets Jisraël komt, doe dan alles wat u kunt om te voorkomen dat onze namen zullen worden vergeten. Schrijft u alstublieft een letter in een Sefer Tora ter aandenken van mijn naam en die van mijn vrouw. Ik sluit hierbij $50 in. Ik heb grote haast want de Duitsters manen ons aan ons uit te kleden voordat zij ons vermoorden. Ik denk aan u en bidt voor uw lang leven.

Uw dienaar Arjé ben Lea

Dit was het laatste verzoek van één van de vele Joden, die de ware wens van iedere Jood uitdrukte, om voor altijd te worden herdacht in de geestelijke activiteit van onze eeuwige Tora. Het is natuurlijk een grote verdienste om de dierbare en geliefde zielen te gedenken en te verheffen en hen voldoening te schenken. Wij moeten er bovendien aandacht aan besteden dat wij onze eigen namen in onze eeuwige Tora kunnen graveren, door tijd voor studie opzij te zetten.

Bron en met toestemming:
Hoor Israel