Hoe oud is G’d?

Geschreven door de redactie

De technologie put uit G’ddelijke krachten
die vanaf het moment van de schepping in de natuur aanwezig zijn geweest.

De Rebbe ZT”L

(De Rebbe behaalde diverse graden in exacte wetenschappen)

Het begin van wijsheid zijn vragen en vanuit de vragen ontstane analyses. Door vragen te stellen, gaan wij opzoek naar antwoorden. Een vraag kan “Hoe oud is Hasjem?” zijn. RaMBaM zegt dat in de vraag van een wijze man het antwoord ligt. Met andere woorden: je moet vragen leren stellen.

Er was een vrouw die haar huis in de kleur van haar vaas wilde laten schilderen. De eerste schilder waagde een poging. Ze was niet tevreden. De tweede schilder ging deze uitdaging aan en ook hij werd weer weggestuurd met de reden dat het niet de verkeerde kleur was. Een derde schilder trad aan. ’s Avond in het café zat hij te genieten van zijn drankje én het verdiende geld die hij schijnbaar bij die vrouw had verdiend. De andere schilders vroegen aan hem hoe hij het voor elkaar heeft gekregen het huis in de kleur van de vaas te schilderen. Waarop hij antwoordde: ‘Ik heb niet haar huis in de kleur van de vaas geschilderd, maar de vaas in haar huis’.
De vraag die wij tijdens onze levensvragen moeten stellen is of wij de Tora in onze kleur moeten schilderen, of moeten wij onszelf in de kleur van de Tora schilderen. Moet de Tora zich aan ons aanpassen of wij aan de Tora?
De Tora is exact, omdat de wijsheid en de wil van Hasjem absoluut en specifiek zijn. Zijn wijsheid en absolute waarheid worden niet door oorzaak en gevolg beperkt. Het is geen eens neutraal.

Toch zijn er omstandigheden waarin wij de Tora niet letterlijk moeten nemen:

Wanneer het instinctief ons anders verteld. Voorbeeld. In de Tora staat dat Chava moeder van al het leven is. Als je het letterlijk neemt, moet je concluderen dat zij ook moeder van alle dieren is. Instinctief weten wij dat de Tora bedoelt dat Chava moeder van de gehele mensheid is.
Intellectueel. Hasjem zegt dat Hij als een verterend vuur is. Tuurlijk is Hasjem geen vuur. Dit is een metafoor voor het de onveranderlijkheid van Hasjem. Vuur is onveranderlijk. Of je nu van de ene vlam een andere vlam ontleend, zowel de bron als de tweede vlam zijn identiek. Vuur wordt niet meer, vuur wordt niet minder. Hasjem eveneens. Maar dat betekent niet dat Hasjem vuur is.
Tegenstrijdigheid over een onderwerp. De ene vers moet je letterlijk nemen en de andere vers is allegorisch.
Als de traditie anders uitwijst. De Tora leert dat een veroordeelde maximaal veertig geselslagen moet krijgen, anders wordt het beestachtig. Men gaf de veroordeelde nooit meer dan negenendertig. Dit omdat de Talmoed zegt dat iemand maximaal veertig min een slag moet krijgen.
Om de Tora goed te snappen heb je wetenschap nodig. Wetenschap dient in dienst van de Tora te staan. De Tora heeft veto. De wetenschap kan bijvoorbeeld geen choekiem – irrationele wetten – verklaren, zoals bijvoorbeeld waarom een kosjer dier dat een aandoening heeft dat hem binnen 12 maanden laat sterven, treife is. Of waarom een kosjer dier die een vijfde been heeft óók treife is. Wanneer de wetenschap daar geen antwoord voor heeft, betekent niet dat wij deze mitswe aan de wetenschap moeten aanpassen. Anderzijds is het knoeien aan wetenschappelijke uitkomsten net zo goed fout.
De Rebbe (de Lubavitcher Rebbe, Menachem Mendel Schneerson) ZT”L – zelf een wetenschapper en student van de universiteit in Berlijn geweest waar Einstein professor was – zei dat de wetenschap uiteindelijk tot de Tora zal wenden. Hij pleitte voor wetenschap, want hoe meer wetenschap, hoe meer kennis, hoe dichter wij tot de Tora komen. Hij leert ons dat goede wetenschap beweegt, verandert, omdat wetenschap uit theorieën is opgebouwd. Wanneer de wetenschap niet zou bewegen, niet zou veranderen, zou wetenschap traditie worden. In het verleden is dit ook het geval geweest. De wetenschap riep wetenschappelijke wetten uit wanneer zij tot een conclusie kwamen. Met alle gevolgen van dien. Wetenschap werd door het verleden een tijd lang een fenomeen voor atheïsten. Gelukkig heeft de wetenschap deze dogmatische aanpakken afgeschaft. In dat kader kunnen wij stellen dat een vrome Jood- als hij daar de mogelijkheden voor heeft – de Tora ook op een wetenschappelijke niveau zal bestuderen om aan antwoorden te komen. Tegenwoordig vragen wij ons dikwijls af hoe het komt dat onze geleerden uit de oudheid zoveel wisten wat nu wetenschappelijk erkend is. Waren zij zo slim? Nee, zij waren niet slimmer dan wij. Zij hadden de Tora.

De grootste wetenschappelijk bewijs ván de Tora is het geven van de Tora van Hasjem aan Zijn volk. 600.000 families (om en nabij 3.000.000 personen) waren ooggetuigen van dit geweldig fenomeen. In een rechtszaak is het getuigenverklaring het sterkste bewijs dat iets gebeurde of bestond. Zien is geloven. Je kunt iets gezien te hebben niet vergelijken met iets gehoord te hebben. Ieder historische gebeurtenis wordt bewezen door degene die er getuigen van zijn geweest en het feit hebben vastgelegd. Hoe meer getuigen van een gebeurtenis, hoe meer bona fide een feit is. Één van de meest gevierde feest van de Joodse kalender is Pesach. Op nacht van Seder verzamelen Joodse families zich overal in de hele wereld om samen de Uittocht uit Egypte te herinneren. De avond is vol van rituelen en Haggadah is onze gids. Iedereen eet van de matzah – het brood van kwelling. Zohar (het vroege Kabbalistische werk) zegt dat de matzah het brood van geloof is. Het herinnert ons eraan dat de Joden matzah bij het verlaten van Egypte aten. Hoewel de minhag kan verschillen blijft het basisverhaal van de Uittocht het zelfde. De Joden van Bombay, Birmingham of Wit Rusland: allen vertellen hetzelfde verhaal.

Vraag iedere Jood hoeveel plagen er in Egypte waren en zijn antwoord zal 10 zijn. Als iemand suggereert dat het er 11 zijn, zou hij onmiddellijk tegengesproken worden. Niet alleen op historische detail, zoals geschreven in Tora, maar hoofdzakelijk wegens het jaarlijkse weer herbepalen van de Tien Plagen tijdens Seder. Wij hebben een minhag van het morsen van de wijn bij de vermelding van elke plaag. Wij zouden ons herinnerd hebben als er 11 plagen waren. Nee, er waren er 10. Als er “Chinese fluisteringen” (pers. A vertelt het verhaal aan pers. B, pers. B. vertelt het verhaal door aan pers. C, enz.) zou hebben plaatsgevonden, zouden wij eindigen met verschillende versies van hetzelfde verhaal. Maar daarentegen gaat iedereen akkoord met het gegeven dat de Joden Egypte verlieten en 49 dagen later vond de Openbaring op de berg Sinaj plaats waar de Joden de Tien Woorden van G’d hoorden.

Dit weten wij niet alleen door de Tora, maar simpel door traditie (onveranderd fenomeen!) door het feit dat de generatie op generatie van Joden dit verhaal heeft overgebracht, en dat het op de daadwerkelijke ervaring van een volledige natie gebaseerd is. Het blijft daarom een onbetwist historisch feit dat de Joden die Egypte verlieten getuigen waren van de Tien Plagen, getuigen waren van de Uittocht, en getuigen waren van de Openbaring op Sinaj. De getuigen van al deze gebeurtenissen gaven deze gebeurtenissen weer door aan de komende generaties. Door de Joodse geschiedenis heen waren er nooit minder dan een miljoen Joden die deze traditie weer overbrachten. Het basisverhaal bleef het zelfde, zelfs toen de Joden naar de vier hoeken van de aarde werden verspreid. In Sinaj, 600.000 mannen tussen de leeftijden van 20 en 60, plus vrouwen en kinderen (en mensen onder de leeftijd van 20 en over de leeftijd van 60) – een totaal van ongeveer drie miljoen mensen – hoorde de Tien Woord van G’d Zelf. Deze gebeurtenis, die in Tora is geregistreerd, is gelijktijdig een gebeurtenis dat opgemerkt is door getuigen en daardoor een onbetwist historisch feit. Het is hoogst onwetenschappelijk om dit gegeven te wantrouwen!

Het moet benadrukt worden dat de Openbaring op Sinaj niet te vergelijken was met andere openbaringen die door andere religiën geclaimd worden. In Christendom, wordt de openbaring toegewezen aan één mens of aan een kleine groep discipelen, en het zelfde geldt voor de Islam (aan Mohammed) en Boeddhisme (aan een oude Hindoese salie, Boedha – de geïnformeerde – waarvan de aanhangers zijn onderwijs en doctrines goedkeurden en zichzelf Boeddhisten noemen). Zo is dit niet met het Jodendom. Een hele natie was getuige van de Openbaring op Sinaj.
In feite, zo verklaart een groot rabbijn Rabijn Shlomo Ben Aderet (RaSJBa), waren al die ooggetuigen bij Sinaj noodzakelijk. Wanneer de getuigenverklaring van de Openbaring slechts aan de één mens toe te schrijven zou zijn geweest – Mosje – het zou de Openbaring betwist worden. Hij verklaart: “veronderstel: Mosje komt in Egypte en vertelt de Joden dat de tijd voor hun afkoop was aangevangen. Aanvankelijk twijfelen zij aan hem, maar zodra hij de Tien Plagen begint te bewerkstelligen, realiseren zij dat er bovennatuurlijke krachten aan het werk zijn. Mosje daagt de Egyptische tovenaars uit en brengt plagen voort die zij niet konden voortbrengen. Zij geven zelfs toe dat dit de “vinger van G’d” dat aan het werk is. Mosje, in naam van G’d, geeft constant een waarschuwing dat door een plaag wordt gevolgd. Na de Tien Plagen en de Uittocht, en vooral na splijten van de zee, getuigt Torah het feit van dat de mensen “in G’d en in Zijn bediende Mosje” geloofden.”
Maar er is nog één probleem. De Joden werden door een schepsel van vlees en bloed verteld dat hij door G’d gestuurd zou zijn. Er was dus nog ruimte voor de scepticus – in het bijzonder in een recentere generatie – om te betwijfelen. Daarom, zegt RaSJBa, was de gehele natie in Sinaj noodzakelijk. De gebeurtenis dat door een volledige natie wordt getuigd was de Openbaring van G’d Zelf op Sinaj en Hij gaf de Tien Woorden. Elke Jood ervoer op hetzelfde niveau van communicatie zoals Mosje had ervaren. Daarna waren de Joden volledig overtuigd wanneer Mosje het woord nam.

Het gebeuren op Sinaj is dus geschiedenis, want zoals aangetoond is het een ongebroken aaneenschakeling van historische feiten. Niets is aan deze geschiedenis veranderd, ook zoals aangetoond. De reden is omdat de uitgangspunt van de Tora onveranderd blijft en nogmaals, de wetenschap veranderd waardoor het géén traditie is. Traditie is geen wetenschap. Hierdoor is wetenschap onderhevig áán de Tora. Wetenschap is theorie (op theorie). Feiten daarentegen staan vast en hierdoor onveranderlijk. Het gras is groen en niet blauw. Dat is geen theorie en dus geen wetenschap. Dit is een feit.

Het eerste principe van RaMBaM is ontleend aan het eerste gebod van de Tien Woorden, geboden: Anochie Adonaj Elokiem…Ik ben Hasjem, jullie G’d…IK GELOOF ER VOLLEDIG AAN, dat G’d de enige schepper en leider is van al wat geschapen is en tot stand kwam, komt en komen zal. RaMBaM legt uit dat je geen mitswe kan vervullen zonder in Hasjem te geloven. Vandaar dat het eerste gebod en het eerste principe eigenlijk geen gebod, maar een verklaring is. Hasjem gebiedt ons niet in Hem en Zijn bestaan te geloven. Wij hebben vrije wil. Echter voor de mensen die kiezen Hem te leren kennen, moeten wij Hem eerst leren kennen vanuit onze intellect. Daar heb je de Tora in principe niet voor nodig. RaMBaM, zelf een ook wetenschapper (hij was arts aan het hof van Saladin), leert dat de wereld te vernuftig in elkaar steekt om uit zichzelf te ontstaan en te bestaan. Alles is in elkaar geschakeld. Inkt in een inktpot is niet in staat een mooi gedicht te schrijven. De schakels tussen de inkt en het gedicht zijn grofweg:

jij,
jouw idee in jouw hoofd en
jouw pen.
Zoals Darwin zei: ‘verwerp de evolutietheorie en neem de creationisme weer aan wanneer er binnen 100 jaar [vanaf zijn evolutietheorie] geen schakels in de theorie te vinden zijn.” Wij zijn ruim 100 jaar verder en de schakels in de evolutietheorie zijn feitelijk niet gevonden.
We moeten dus logisch denken om te weten dat dit waar is, dat er schakels in een theorie moeten zijn om van een theorie een feit te maken. Daarnaast is het logisch nadenken om te concluderen dat er wel een Schepper MOET zijn. Door dit alles constant af te vragen en dóór te vragen, kom je weer uit op het eerste gebod en eerste geloofsprincipe van het Jodendom. Door onze vrije wil komen wij vanzelf op dat eerste gebod, dat ons vervolgens gebiedt Hasjem te leren kennen en dat doen wij door te zoeken naar de antwoorden.
Einstein leert dat tijd het begin van handelen en energie is. Dat is precies waarmee de Tora begint: ex nehillo. Met andere woorden, als tijd het begin van handelen en energie is, dan moet er een Kracht bestaan die tijd ontwikkeld. Tegelijkertijd moeten wij concluderen dat deze Kracht BOVEN tijd uitstijgt en daardoor buiten tijd staat.

Dan komen wij op onze oorspronkelijke vraag: hoe oud is Hasjem? Deze vraag limiteert Hasjem binnen tijd. Hasjem was vóór het bestaan van deze wereld én tijd. Als ik niets ben en opeens ben ik iets, ben ik veranderd. Hasjem is onveranderlijk. Hasjem is niet van deze wereld. Wanneer mensen iets niet zien, dan zou het niet bestaan. Elektriciteit zien wij ook niet, maar wij twijfelen niet in het bestaan van elektriciteit doordat wij het kracht van elektriciteit merken. Zo is dat ook met Hasjem. Abstract gezien is Hasjem tijd-, ruimte-, en vormloos. Daarom zien wij Hem niet. Maar Hij is er wel. Dat Hasjem in de Hemel gezeteld zou zijn, is daarom ook een onjoodse gedachte.

אֶהְיֶה אֲשֶׁר אֶהְיֶה; וַיֹּאמֶר

Ik Ben Die Ik Ben (Sjmot/Ex. 3:14)

Hij is er en Hij is er niet. Hij is altijd overal om ons heen.

Een atheïst zei tegen een Joods kind: ‘Als jij kan bewijzen dat G’d bestaat, krijg jij van mij een stuiver’. Het Joodse kind zei tegen de atheïst: ‘Als jij kan bewijzen dat G’d niet bestaat, krijg jij van mij een kwartje’.
Hasjem is de Bron en energie van al wat bestaat én leeft. Daarom bestaat Hij. Hasjem wordt niet ouder, Hij zou dan veranderlijk zijn. Hasjem is ook niet oneindig, oneindig is namelijk een tijdsbepaling. Hasjem is “zo groot” dat Hij niet in deze wereld past. Hasjem is “zo klein” dat Hij wél in de ‘Aron (de Ark) van de Misjkan (Tabernakel) past.

Tora en wetenschappen moeten wij dus samenbrengen om alles te begrijpen. Sommige rabbijnen zijn tegen ruimte-expedities. De Rebbe was er voor, omdat wij onszelf zouden limiteren wanneer wij onszelf zulke expedities zouden ontzeggen. We moeten er alles voor doen om dichter bij Hasjem te komen. Door het heelal te ontdekken, ontdek je Hasjems grootheid en macht. Dit moet bij ons diepe respect afdwingen. Hoe meer kennis jij vergaart, hoe dichter je tot de Tora komt.

RaMBaM zei dat wanneer je de wereld onderzoekt, moet je tot de conclusie komen dat Hasjem bestaat. Alleen studeren vele huidige wetenschappers onder invloed van atheïstische wetenschappers uit het verleden, waardoor zij de wereld met een eigen agenda bestuderen. De wereld moet je zonder agenda bestuderen en dan leer je Hasjem en Zijn Tora kennen. Ware wetenschap en ware religie zijn twee kanten van dezelfde medaille. Daarom moeten wij – om de waarheid te ontdekken – twee wegen bewandelen:

1. De weg van de door mensen gestuurde wetenschap
2. De zoektocht geleid door Hasjem.

Tora is een kado van Hasjem en dat kado is kennis. Andere naties komen naar ons toe om deze kennis te vergaren. Dat wordt bewezen door o.a. het onevenredig grote aantal Joodse Nobelprijswinnaars. Door deze kennis en Tora wekt dit jaloezie bij de andere volkeren op. Echter wij hebben hierdoor een extra verantwoordelijkheid die niet over het hoofd te zien is: licht zijn onder de volkeren. Daarom heeft alleen de Jood de nesjomme. Dat maakt de Jood noch beter, noch slechter. Dat maakt de Jood anders.

Hasjem creëert de wereld en de Joden creëren een wereld om ons heen. Wij zijn Zijn kleine assistenten. Er kan geen conflict tussen wetenschap en Tora bestaan. Want WIE creëerde wetenschap?

HASJEM!

Bron:
Sjioer “The Age of G’d” van Rabbi Sholom Ber Dubov, Chabad.org
“Het bewijs van het bestaan van G’d” van Rabbi Dovod Dubov, Chabad.org
“Zinvol leven. Wijsheid van de Rebbe” van Menachem Mendel Schneerson. Samengesteld door Simon Jacobson.

©FAQ-online 2008