Lessen in mededogen

Geschreven door Dayan mr. drs. R. Evers

Wanneer mensen grote problemen hebben meegemaakt, kunnen ze zich op twee manieren ontwikkelen. Sommigen zien alleen de negatieve kant van het lijden en ontwikkelen zelfmedelijden, wraakgevoelens of zelfs schuldgevoelens over het feit dat zij als slachtoffer overleefd hebben. Wanneer iemand anders getroffen wordt door ellende is zijn reactie vaak dat ‘zij het zelf nog veel erger hebben gehad’. Toch probeert de Tora de positieve kant te benadrukken. We kunnen eigenschappen als hoop, solidariteit met slachtoffers, medelijden met het lijdende deel van de mensheid en actief opkomen voor goede doelen bij onszelf ontwikkelen: “Want jullie waren vreemdelingen in het land Egypte.”

De Tora voedt op
De Tora geeft ons vaak lessen in mededogen: ”Wanneer een vreemdeling in uw land verblijft, dan zult u hem niet verdrukken, als een inwoner zal hij zijn en u zult van hem houden als van uzelf want vreemdelingen zijn jullie geweest in Egypte” (Wajikra/Leviticus 19:33-36). Bij de Romeinen was een vreemdeling nog een vijand. Onze Tora is haar tijd ver vooruit.
“Je zal het recht niet verbuigen van een arme in zijn rechtszaak” (Sjemot/Exodus 23:6). “Eén recht zal er voor u zijn, zowel voor de vreemdeling als voor de inwoner” (Wajikra/Leviticus 24:22). “En wanneer je afmaait van de oogst van je land dan zal je niet geheel afmaaien de hoeken van je veld en het gevallene zal je niet houden; deze zal je overlaten voor de arme en vreemdeling, ik ben uw G’d.” (Wajikra/Leviticus 23:22). “Je zal een vreemdeling niet onderdrukken aangezien je weet hoe het voelt om een vreemdeling te zijn” (Sjemot/Exodus 22:9).

Mogen we wraak nemen?
“Wanneer uw vijand valt, verheug u niet” (Spreuken 24:17). Rav Jochanan zei (B.T. Megilla 10b): “G’d is niet blij met de val van de slechten. Toen de Engelen G’d wilden prijzen bij het klieven van de Jam Soef (Rietzee), legde G’d hen het zwijgen op: ‘Mijn schepselen verdrinken in de zee en jullie willen een danklied zingen?’”. Volgens Rabbi Jitschak Abrabanel (Spanje, 15e eeuw) dopen we onze vinger in de wijn en sprenkelen we enkele druppels op ons bord om duidelijk te maken dat onze vreugde door de grote menselijke verliezen gedempt wordt. Andere mensen moesten lijden onder onze bevrijding. Wij mogen ons niet verheugen wanneer onze vijanden vallen. Rabbi Simcha Cohen van Dwinsk meent dat de Tora nooit het begrip vreugde in verband met Pesach bezigt. Het woord simcha staat echter wel bij Sjawoe’ot en Soekot, het Wekenfeest en het Loofhuttenfeest.

Broeria en de bende
In de buurt van Rabbi Meir woonde een bende `hangjongeren’, die hem het leven erg zuur maakte. Rabbi Meir davvende (bad) dat ze zouden sterven. Zijn vrouw Broeria zei toen tegen hem: “Hoe kun je zo davvenen?”. Hij antwoordde: “In Tenach staat toch duidelijk dat `de zonden zullen ophouden van de aarde’ (Psalmen 104:35). Daar davven ik voor”. Maar Broeria antwoordde hem: “Staat er dan zondaren? De pasoek (vers) zegt ‘zonden’. Kijk verder aan het einde van de pasoek:`en de slechten zullen er niet meer zijn’ (ibid.). Zodra de zonden er niet meer zijn, zullen er ook geen slechte mensen meer zijn. Zorg ervoor dat die hangjongeren tesjoeva zullen doen (tot inkeer zullen komen), dan zullen er geen slechte mensen meer zijn. Rabbi Meir davvende voor hen en inderdaad veranderden zij hun gedrag” (B.T. Berachot 10a).
“Je zult geen wraak nemen of wraak koesteren tegen je volk. Je zult je naaste liefhebben als jezelf, Ik ben G’d” (Wajikra/Leviticus 19:18-19). “Iedereen die wraak neemt, vernietigt zijn eigen huis” (B.T. Sanhedrien 102b). “Zeg niet, ik ben vernederd, dus zal mijn naaste ook vernederd worden. Weet, dat het beeld van G’d in je naaste verlaagd wordt” (Genesis Rabba 24:7). Onze wraak is dat alles wat kapot werd gemaakt, herbouwd wordt, en alles wat vernietigd werd, zal herleven.

©Dayan mr. drs. R. Evers