Malachiem (engelen) Files (dossier)

Geschreven door de redactie

Wat zijn engelen?

Het Hebreeuwse word voor engel is malach. Malach betekent boodschapper. Deze boodschappers hebben geen eigen wil en zijn voor geprogrammeerd om Hasjems Wil te doen, terwijl de mitswot aan de mens is toevertrouwd om te kiezen of je Hasjem wilt dienen of niet. Hierdoor zijn de menselijke diensten van groter waarde dan de diensten van de engelen. Wanneer de mens de mitswot naar behoren een invulling geeft, bereikt hij een oneindig grotere geestelijke hoogte dan de engelen die als het ware ‘gevangen’ zitten in een verenigbaar niveau van het geestelijk bewustzijn.

Iedere engel heeft zijn eigen taak. Micha’el wordt met de taak belast om uit te gaan en Hasjems vriendelijkheid tot uitdrukking te brengen. Gavri’el daarentegen voert de rechtvaardige oordelen van G’d uit en Rafa’el heeft de verantwoordelijkheid mensen te genezen. Deze engelen zijn eigenlijk aartsengelen en stellen talloze “ondergeschikte” engelen tewerk die in hun plichten assisteren. Sommige engelen zijn geschapen voor een enkele taak en na het uitvoeren van die taak bestaan zij niet meer.

De Zohar leert dat engelen ook de taak hebben om Torastudies en gebeden voor G’ds Troon te brengen.

Wat zijn engelen nog meer?
Volgens sommige leringen zijn de natuurwetten – ogenschijnlijke natuurlijke krachten – ook G’ds gesubsidieerde machten. Zij zijn Zijn boodschappers die hierin ook Zijn wil uitvoeren. De Kabbalah leert ondertussen dat ieder wezen en schepsel – dat energie ontwikkelt – wordt beïnvloed door een analoge geestelijke energie. De Kabbalah legt vervolgens uit wanneer er een verband gelegd wordt tussen een natuurwet en een engel, dat er pas sprake is van ‘machten van de natuur’ wanneer een engel gerefereerd wordt aan een geestelijke antecedent, zoals bijvoorbeeld de helende macht van de natuur ‘engel Rafa’el’ wordt genoemd, omdat diens verantwoordelijkheid het genezen is. In sommige gevallen, de geestelijke antecedent, de engel zelf, ‘daalt af’ om zijn werk te doen en in andere situatie wordt er volgens een volmacht gewerkt (Deel 5 blz. 82-83 van Sichos van Likutei).

In het hoofdstuk ‘de werelden van de engelen’ wordt er nog dieper op het wezen van de engel ingegaan.

In dit dossier hopen wij de komende jaren zoveel mogelijk informatie over engelen te verzamelen.

(Bron: “What are angels” van Rabbi Baruch S. Davidson van Chabad.org)

Wanneer werden de engelen gecreëerd?
Wanneer de engelen gecreëerd werden, bestaan twee opvattingen:

Rabbi Jochanan leert dat de engelen op de Tweede scheppingsdag werden geschapen, omdat Tehilliem 104:3 zegt dat Zijn opperzalen op de wateren zoldert… Hamalech (Zijn Wagen; Zijn engelen) …op vleugels van een wind. De wateren werden op de Tweede Dag gescheiden. Deze vers spreekt hierin duidelijk het verband tussen deze scheiding van de wateren en de engelen. Daarnaast wijst Rabbi Jonchanan ons op het feit dat Bereesjiet 1:5 zegt: …wajehit- ‘erev wajehie-voqer jom ‘echad… en daar was avond en daar was ochtend, één dag… terwijl Bereesjiet over “tweede dag, e.v.” spreekt. Waarom niet over Dag Twee, Dag Drie, etc? De geleerden leert ons dat op deze dag G’d EEN was, waardoor deze pasoek opgevat kan worden als “de dag van de Een en Enkel”. Op deze dag was G’d nog steeds de enige Wezen in het bestaan.
Rabbi Chanina leert dat de engelen op de Vijfde Dag werden geschapen. Bereesjiet leert dat op de Vijfde Dag de vogels werden geschapen. Jesjajahoe gebruikte dezelfde bewoording in zijn gelijknamige profetie vers 6 om de engelen die hij zag te beschrijven.
We weten dat alle meningen van Geleerden in de Tora correct zijn. We mogen daarom concluderen dat een bepaalde type van engelen op de Tweede – en andere type engelen op de Vijfde Dag zijn geschapen.

(Bron: “When were the angels created?” van Rabbi Menachem Posner van Chabad.org)

De opdracht van een engel
“…kie lo’ ‘oechal la’asot davar… want ik kan niets doen…” Bereesjiet 19:22.

Avraham had tijdens zijn ziekzijn door besnijdenis nog steeds vanuit zijn chesed (liefdadigheid) het verlangen gehad om mensen in zijn tent uit te nodigen. Drie dagen heeft Hasjem voorkomen dat hij ‘lastig gevallen’ zou worden door gasten, maar die verlangen om mensen gastvrij in zijn tent op te nemen, had ondertussen drie engelen gecreëerd. Een van die engelen was Rafa’el, die hem van zijn ziekzijn genas. Maar het was ook Rafa’el die Lot uit Sodom en Gemorra redde.

Hoe zit dat met de opdrachten van Hasjem aan engelen?
Rabbi Aryeh Kaplan Z”L leert ons het volgende.

In onze materiële wereld kennen wij de realiteit van ruimte en plaats. In de geestelijke wereld komt dit niet voor. In de geestelijke wereld bestaat er alleen een begripsmatige, dus denkbeeldige ruimte. In de materiële wereld is het goed mogelijk om twee stoffen samen te voegen. Dat is in de geestelijke wereld een onmogelijkheid. Dit is tevens een goede illustratie van de leer van de engelen. Misdrasj B. Metsi’a 86b leert dat een engel niet twee opdrachten kan vervullen. In de geestelijke wereld bestaat dus geen ruimte die verschillende aspecten van één engel zou kunnen verenigen. Wanneer een engel twee opdrachten zou hebben, zou de engel ‘automatisch’ zich tot twee engelen opsplitsen. Tegenovergestelde geldt hetzelfde. Wanneer twee engelen dezelfde opdracht zouden krijgen, dan zou deze samensmelten tot één wezen. Dit omdat in de geestelijke wereld geen fysieke ruimte bestaat die hen zou kunnen scheiden. In de materiële wereld worden verschillende en tegenstrijdige aspecten verenigd. Sterker, tegenstrijdige begrippen kunnen uitsluitend via een werelds object bij elkaar gebracht worden. De mens is hierin een wandelend bewijs: goed en kwaad zijn onverenigbare tegenstellingen die elkaar nooit zullen vinden, maar is wel in het menselijk lichaam (materie) aanwezig. Spiritueel gezien is dat onmogelijk. Een co-existentie van goed en kwaad is in een engel dus ondenkbaar.

Rafa’el had in het redden van Lot en het genezen van Avraham géén twee taken. Genezen en redden is een en dezelfde taak: redden (Rasji). Vandaar dat Gavie’el in Bereesjiet 19:22 zei: “…kie lo’ ‘oechal la’asot davar… want ik kan niets doen…”.

(Bronnen: ‘Parasja en Haftara’ op FAQ-forum’ en ‘Economie, crisis & religie´ van Dayaan mr. drs. R. Evers; NIW 5 30 oktober 2009)

Satan en Samael

Satan is volgens de meeste stromingen binnen het Jodendom slechts de naam van een engel die door G’d toegewezen taak is om mensen te verleiden tot zonde. Een voorbeeld vinden we in de Tora: Nu ontbrandt de toorn van G’d omdat hij meegaat, en posteert zich een engel van Hasjem op de weg als de satan, tegenstrever voor hem, terwijl hij voortrijdt op zijn ezelin, met twee van zijn jongens bij zich (Bamidbar/Numeri 22:22).

De Bijbel spreekt ook niet over satan als een naam, maar als een zelfstandig naamwoord: hasatan; de satan. Deze betreffende engel die deze rol moet opnemen is daarnaast de Officier van Justitie die voor het Hemelse Gerecht tegen degenen die aan zijn listige verleidingen zijn bezweken aanklaagt (Ijov/Job 1). Het woord satan betekent in het Hebreeuws dan ook gewoon aanklager. Daarom staat in het voorbeeld van Bamidbar 22 duidelijk geschreven dat de betreffende engel die de rol van de satan moest opnemen een engel van Hasjem is. Een Officier van Justitie werkt namelijk vanuit de Wetgeving en overheid (Hasjem, Rechter der rechters, Koning der koningen) en niet voor zichzelf of voor zijn eigen doeleinden.

Als de Hemelse Gerecht vervolgens beslist dat het de tijd voor iemand is om te sterven, dan is de satan-rol van de engel om zijn leven te nemen. De Talmoed (Bava Batra 16a) leert ons dat ‘de satan, die drang is om kwaad te doen en de Engel des Doods zijn een en dezelfde is.” Al deze titels zijn dus gewoon meerdere functiebeschrijvingen voor een engel. Een engel die aan zijn G’ddelijke plicht voldoet kan nauwelijks in strijd met zijn eigen Schepper zijn.

Er wordt over het algemeen aangenomen dat er zes engelen des doods zijn die allemaal hun eigen groep “slachtoffers” toegewezen hebben:

Gavri´el over koningen
Kaftzi’el over de jonge mensen
Masjbir over dieren
Masjbit over kinderen
Af over mensen en beesten
Chemah over mensen en beesten
(Beit ha-Midrash, 2:98)

Als de satan de engel van Hasjem is, wie heeft Adam en Chava misleidt?

Volgens de Midrasj was het Samael. Omdat deze naam volgens de Kabbalah belastend in ieder opzichte is, spreken wij voortaan over Samech Mem. Volgens diverse richtingen binnen het Jodendom zijn de satan en Samech Mem dus niet dezelfde wezens.

Wie is Samech Mem?
Samech Mem is de [hemelse] koning van de 70 [hemelse] vorsten. Deze vorsten staan aan het hoofd van de 70 volkeren op aarde. Samech Mem is de engel des verderfs is. Aangezien Samech Mem verbonden aan het woordje sam – vergif.

Wat is zijn rol in de misleiding van Adam en Chava?

Voor de schepping van de Mens (Adam) zei Hasjem tegen Zijn dienende engelen: “Laten wij mensen maken.” (Bereesjiet/Gen. 1:26). Dit voorstel was tevens een uitnodiging aan de engelen om hun mening over Zijn plan te geven. De engelen splitsten zich op in diverse fracties. Sommigen onder hen waren voor de schepping van de Mens en andere waren er tegen. Vriendelijkheid bevestigde het voorstel: “Laat hem geschapen worden zodat hij vriendelijkheid in praktijk kan brengen”.
Waarheid protesteerde: “hij moet niet geschapen worden, omdat hij vol leugen zal zijn”.
Rechtvaardigheid was met hem oneens: “hij moet wel geschapen worden, zodat hij rechtvaardigheid tot uiting kan brengen”.
Vrede protesteerde: “schep hem niet, omdat hij vol tweedracht zijn”.
Tot slot kwam ook de Tora in protest: “Meester van het heelal! Waarom wilt Jij deze Mens scheppen? Zijn levensduur zal van korte duur zijn, maar wel vol met verdrukking. Hij zal voorzeker zondigen, tenzij Jij dat verdraagt, zal het veel beter voor hem zijn als hij überhaupt niet wordt geschapen!”

Hasjem nam de overhand over de bezwaren van alle engelen en van de Tora en stemde Zelf in voordeel van de schepping van de mens. Zijn laatste woord was: “Ik ben vriendelijk en lankmoedigheid en Ik ben klaar om de mens te maken, ondanks zijn fouten! … Als hij Mijn wil doet, dan zal hij G’ds Beeld dragen en over de dieren heersen. Als hij faalt, dan zal de G’ddelijke beeld weggaan en dan zullen de dieren daarvoor in de plaats hem domineren. ”

Nu was Samech Mem in die dagen al een grote meester onder de engelen. Toen de engelen – voor de zondeval van de mens hadden de engelen ook een eigen wil – riepen: “Laten wij een plan bedenken zodat Adam voor de ogen van Zijn Schepper zondigt!” daalde Samech Mem af naar de aarde en ging op zoek naar een schepsel die voor de plan om de mens te laten vallen geschikt was. Hij vond niemand listiger dan de slang. In die tijd had Hasjem de slang boven de rest van de dieren gesteld en was de slang de dienaar van de Mens. Hierdoor kreeg hij van Hasjem twee extra gaven: de kracht van spraak en hij liep rechtop. Om de slang te kunnen domineren, reed Samech Mem op de rug van de slang, als of de slang een kameel was en samen vormden zij dè slang. Alles wat de slang zei werd door Samech Mem geïnspireerd.

Iedereen die een rol had in de val van de Mens had werd gestraft. Zo kregen de slang, Adam (man) en Chava (vrouw) ieder tien straffen. Samech Mem kreeg slechts één straf, wat tevens verre weg de zwaarste was. Hasjem zei namelijk: “Samael, die de slang tot kwaad aanzette, zal uit zijn hoge positie in de Hemel gezet worden.”

Op dit moment is Samech Mem volgens vele stromingen de beschermengel van Edom, de zonen van Esaw en zal in de einde der tijden samenwerken met Rahav, de beschermengel van Isjma’el, tégen Miqa’el, de beschermengel van Israel (Zohar).

(bron: Can Angels Sin? van Rabbi Yehuda Shurpin van Chabad.org; Midrash Says The Book of Beraishis van Rabbi Moshe Weissman; Tora Code Net;)

Rangen van engelen
Maimonides legt uit (Wetten van de grondslagen van de Tora 2:7) dat alle engelen onder een van de tien rangen vallen. Namelijk: Chajot Hakodesj, Ofaniem, Ereliem, Chasjmaliem, Serafiem, Malachiem, Eloqiem, Bne Eloqiek, Cheroeviem en Isjiem.

Deze rangen hebben betrekking op de mate van begrip van G’d. Sommige hebben een beter begrip van G’d en Zijn wegen dan andere.

(Bron: ” What are angels ” van rabbi Baruch S. Davidson van Chabad.org)

Wanneer werden de engelen geschapen?
De Midrasj Rabba geeft twee meningen over wanneer de engelen zijn geschapen.

1. Rabbi Jochanan leerde dat engelen op de Tweede Dag van de Schepping werden geschapen. Hij kwam tot die conclusie omdat Tehilliem/Ps. 104 ons leert dat Hij Zijn de balken van Zijn bovenste kamers in water legt en de volgende verzen leert vervolgens over de schepping van Zijn engelachtige geesten. Aangezien Hasjem op de Tweede Dag de wateren scheidde door de bovenste kamers met water te creëren, concludeerde hij daarom dat de engelen op de tweede dag werden geschapen.

Bovendien kent de beschrijving van Bereesjiet/Gen. 1 een interessante linguale anomalie. De Tora leert dat Hasjem op de Eerste Dag zei: “het was avond, het was morgen, een dag”. De volgende dagen die volgen zei Hij: “het was avond, het was morgen, de tweede dag…derde dag…vierde dag…” etc. Het lijkt logischer als de Tora ook van ‘de eerste dag’ zou spreken.

Onze Geleerden leren ons dat de eerste dag een dag van ‘eenheid’ was, toen G’d nog een en alleen was. De volgende dag werden Zijn assistenten, de engelen gemaakt.

2. Rabbi Chanina echter leert dat de engelen op de vijfde dag werden geschapen. Hij wijst op het feit dat de gebruikte woorden in Bereesjiet dat vogels werden gecreëerd hetzelfde bedoeld wordt met de creatie van de engelen, omdat deze woorden – we’of ji’ofen ‘al-ha’arets, ‘al-penej reqie’a hasjamajiem – overeen komt met de woorden van Jesjajahoe 6 waar de engelen worden beschreven.

Eigenlijk wordt er ook een derde uitleg gegeven dat zowel de verklaring van Rabbi Jochanan als die van Rabbi Chanina bevestigt: Vijf groepen van engelen vonden op de Tweede Dag hun bestaan: de Airailiem, Malachiem, Ofaniem, Serafiem en de Chasjmaliem. De rest van de typen engelen werden op de vijfde dag geschapen. Waarom werden deze engelen op de tweede en niet op de eerste dag geschapen? Dan kan niemand beweren dat zij scheppingspartners van Hasjem zijn geweest.

Zo zien wij dat iedere mening dat in de Tora wordt gegeven, correct zijn, omdat zij allemaal de “woorden van de Levende G’d” zijn.

(Bron: When were the angels created? Van Rabbi Menachem Posner van van Chabad.org en Parasja Bereesjiet geschreven door Devorah)

Esavs engel
Ja’aqovs gevecht met een engel is een van de kosmische gebeurtenissen in de Joodse geschiedenis. De rabbijnen leggen uit dat de engel – in gedaante van een man – de beschermengel van Esav is. Iedere natie heeft een Hemelse macht, een engel als het ware die als een gids functioneert. Daarnaast is zo’n engel een tussenpersoon tussen de natie en Hasjem.

Twee naties zijn uniek: Jisrael en Esav. Alleen heeft Jisrael geen bemiddelaar nodig. Zij zijn Hasjems eigen volk. En Ja’aqov symboliseert het hoogste potentieel van de man omdat zijn beeld op G’ds Troon van de Glorie is gegraveerd.

Esav’s beschermengel is anders dan anderen omdat Esav voor het kwaad staat. Vandaar dat zijn beschermengel Satan zelf is, omdat deze engel de primaire geestelijke kracht van het kwaad is. Bava Basra 16a leert ons dat Satan de mens aanbrengt – en misleidt tot het doen van kwade dingen. Vervolgens stijgt hij op naar Hasjem om de mens vervolgens aan te klagen voor zijn zonden. Hij ontvangt toestemming om het leven van deze mens te nemen… Satan, de kwade neiging en de engel van dood, lijken een en hetzelfde.

De engel van Esav moest Ja’aqov aanvallen omdat hij de laatste patriarch is. Ja’aqov symboliseert de strijd van de mens om zichzelf te verhogen (samen) met de rest van de wereld – Satan bestaat om die inspanning als het ware te verminken. Dus het is een strijd tussen goed een kwaad, tussen de capaciteit van de mens om zichzelf te perfectioneren en het besluit van Satan om hem geestelijk te vernietigen.

lo’ javol lo…hij kon niet van hem winnen… Sforno leert: De engel kon niet van Ja’aqov winnen omdat Ja’aqov zeer aan Hasjem gehecht was, letterlijk aan Hem gekleefd. Maar toen de engel Ja’aqov over de zondige toekomst van Israel informeerde, raakte Ja’aqov gestressed en zijn concentratie op Hasjem zwakte af waardoor de engel zijn heup kon ontwrichten. Het verwijst ook naar de vervolging van Ja’aqovs nakomelingen. Met name de wreedheid van de Edomieten (Rome) naar de Joden ten op zichte van doro sjel sjmad, de generatie van godsdienstige vervolging, dat twee generaties na de verwoesting van de Bejt Hamiqdasj plaatsvond.
RaMBaN (1194 – 1270) voorspelde dat er een latere generatie nog erger vervolgd zal worden (Sjoa/Holocaust) maar dat de Joden zullen genezen, zoals Ja’aqov zal doen (Bereesjiet 33:18).

“sjalchenie… laat me gaan”, zei de engel, omdat het zijn beurt als onderdeel van het hemelse koor was om Hasjems lofprijzingen te zingen. Maar Ja’aqov stond op de erkenning van zijn recht op de zegeningen waarmee zijn vader hem gezegend heeft, want ‘Esav maakt er aanmerkingen tegen.

Ja’qov ging Israël heten, wat van saroet komt, wat superioriteit betekent. Ja’aqovs overwinning bewees dat hij de zegeningen zou ontvangen. Echter de engel had niet de autoriteit om Ja’aqovs naam te veranderen. Evenzo had zijn naamsverandering niet direct het gewenste resultaat. Bereesjiet Rabba 78 maakt de vermelding dat de beschermengel van ‘Esav tegen Ja’aqov zei: … de Heilige, geloofd is Hij, zal Zich aan je openbaren in Bejt-El en daar zal Hij je zegenen en ik zal daar zijn en jouw recht op deze zegeningen erkennen. De engel openbaarde naar Ja’aqov slechts wat Hasjem Zichzelf later zou doen (Bereesjiet 35:10).

Hosea 12:5 maakt ook een melding over de worsteling: en hij (Ja’aqov) was de meerdere van een engel en overwon hem, hij weende en smeekte hem. Niet Ja’aqov huilde en smeekte, maar de beschermengel van ‘Esav. Wat wordt er mee bedoeld dat de engel huilde en smeekte?
In Bejt-El zal Hij ons aantreffen en daar zal Hij met ons spreken. Maar Ja’aqov had geen geduld. En tegen zijn wil in heeft de engel hem zijn recht op deze zegening toen al erkend: wajevarech ‘otto sjam…en hij zegende hem daar vers 30.
En Jisrael Ja’aqov vroeg de engel: ”haĝiedah-na’ sjemecha…geef mij toch je naam te kennen…. Lamah zeh tisj’al lisjmie?… waarom dit, dat jij naar mijn naam vraagt? Engelen hebben geen bepaalde naam. Hun namen veranderen naar gelang van de opgedragen dienst van de zending waarmee zij worden belast.

Hasjem zegent en hernoemt Ja’aqov
Bereesjiet/Gen. 35:10 ”Sjimcha Ja’aqov”… jouw naam is Ja’aqov… RaMBaN en Sforno leren ons dat Hasjem met deze vermelding bedoelde dat hij Ja’aqov blijft heten. Alleen vanaf dát moment, wanneer er sprake is van spirituele aangelegenheden, dan: lo’-jiaqre’ sjimcha ‘od Ja’aqov”… zal jouw naam niet altijd Ja’aqov zijn…”kie ‘iem-jisrael jihjeh sjmecha….maar met Jisrael zal je genoemd worden… (R’Bachya)

Zowel Avraham als Ja’aqov kregen een andere naam. Alleen is er een verschil. Nadat Avram Avraham genoemd werd, bleef hij in alle situaties “Avraham”. Ja’aqov bleef Ja’aqov heten, alleen in spirituele situaties wordt hij Jisrael genoemd. Vandaar dat Hasjem nadrukkelijk begin met Sjimcha Ja’aqov”. Or Hachajiem leert dat iedereen die de Tora bij de naam kenbaar maakt, staat voor de ziel die Hasjem aan een persoon geschonken heeft. “Ja’aqov” staat voor zijn ziel, terwijl de naam Jisrael voor de verfijning, verbetering van zijn ziel staat. Ja’aqov heeft dit door te groeien bereikt. In geval van Avraham: de ziel Avram bleef gecontinueerd in zijn nieuwe naam. Daarom zit zijn oude naam ín zijn nieuwe naam omsloten: Avraham.

vers 11 ”Anie El Sjaddaj… Ik ben El Sjaddaj. In parasja Lech Lecha leerden wij dat El Sjaddaj Almachtige G’d is. We gaan dit meer uitdiepen. “El” staat voor Hasjems eigenschap van genade. Sjaddaj komt van daj: genoeg. In feite betekent El Sjaddaj de “Ene dat Genoeg [Voldoende] is”. Hasjem heeft genoeg kracht om te zegenen en de zegeningen zijn van Hem en Hij weegt af en besluit hoeveel zegeningen iemand kan dragen zonder onder de spanning te breken.
Sforno koppelt het aan “wees vruchtbaar”… “Anie El Sjaddaj pere oerveh… Ik ben El Sjaddaj, wees vruchtbaar… ook al ben je in je kinderen teleurgesteld, blijf vruchtbaar zodat de natie Jisrael blijft bestaan, omdat Ik el Sjaddaj ben, heb Ik alle macht Mijn zegeningen uit te dragen, wat er ook gebeurt”.
Ook betekent het dat Jisrael altijd zijn eigen koningen voortbrengt en daarom geen leiders van andere naties nodig heeft.
Volgens RaSji heeft de toekomstige opmerking “goj oeqhal gojiem jihejeh mimecha… een natie en een menigte van naties zullen van je afstammen betrekking op zijn kleinzonen Menasjeh en Efrajiem, die in 48:5 de zegen van vruchtbare stammen ontvangen.

vers 13 Waja’al me’alajw elokiem… hierop trok Hasjem vam hem weg… Dit geeft aan dat deze ervaring noch een droom noch visoen was. Deze vers is een van de basisteksten voor de traditie dat de aartsvaders chariot van Hasjems Aanwezigheid zijn. Rechtvaardigen zijn de dragers van Zijn glorie en door hen toont Hij aan de mensen Zijn soevereiniteit (RaMBaN).

Primaire doel
Chofetz Chaim zegt: “Voor de Slechte Neiging (Jotzer hara) doet het er niet toe wanneer een Jood de hele dag vast, dawnen en geeft tsadoke, zolang hij maar niet de Tora bestudeert.” Avraham staat voor vriendelijkheid, Jitschak staat voor dienstbaarheid. Vriendelijkheid en dienstbaarheid zijn twee van de drie onmisbare pilaren van de wereld (Pirke Avot 1:2). De derde pilaar, de Tora, is voor Jisrael van cruciaal belang. Zonder Tora, Jisrael zal falen. Ja’aqov staat voor de Tora. Dat is de reden waarom satan Ja’aqov heeft benaderd. De Joodse geschiedenis bevestigt dit alleen maar. Wanneer Joden op een heldhaftige wijze inversteren in synagogen en tsedoke (goede doelen), maar niet in jesjives of andere vormen van instituten voor Torastudie, dan assimileren zij waardoor zij praktisch verdwijnen. Alleen wanneer Joden loyaal blijven aan de erfenis van Ja’aqov, dan blijven Joden sterk!

De werelden van de engelen
Er bestaan hogere en lagere werelden. Hoog en laag verwijzen enkel naar de plaats van de des betreffende wereld op de ladder van de oorzaak. De vier werelden worden in volgorde van de hoogste naar de laagste genoemd:

1. De wereld van Atsiloet, de wereld van de emanatie; dichtbij G’d [de oorspronkelijke toestand] 2. De wereld van Beriah, de wereld van de Schepping
3. De wereld van Jetsirah, de wereld van de formatie en
4. De wereld van Assia, de wereld van de actie [de uiteindelijke toestand]

De verschillen van niveaus onder de werelden worden gekenmerkt door de mate van doorzichtigheid voor het goddelijke licht waaruit zij bestaan. Als men afdaalt naar een steeds lagere wereld, wordt de stoffelijkheid steeds groter. Wezens in de lagere wereld voelen hun geïsoleerde bestaan steeds intenser dan wezens van de hogere wereld. Zij zijn bewuster van hun individueel zijn, het ‘ik’-zijn.

De wereld waar wij in leven is de lagere materiële wereld, de wereld van Assia, de wereld van actie. Deze wereld bevat zowel zintuigelijk als niet-zintuigelijke bevattingsvermogen. Denk aan wat wij kunnen zien en horen, maar ook wat we niet zien en horen met onze geest en ziel, omdat het menselijk bestaan zowel stoffelijk als geestelijk is dat onderworpen is aan [boven]natuurlijke processen.

Hoe onderscheiden deze werelden van elkaar? Iedere wereld wordt onderscheiden door de manier waarop plaats, tijdvak en ziel zich manifesteren.

Zo is in onze wereld ‘plaats’ een noodzakelijk element, anders kunnen we hier niet functioneren. ‘Plaatsen’ in de hogere werelden zijn veel abstracter en worden ‘Hemelse Paleizen’ genoemd.

Tijd heeft in andere werelden een andere betekenis. In onze wereld wordt tijd gemeten door de objecten in het universum. Het is een proces van verandering, van het ene naar de andere met het concept ‘oorzaak en gevolg’. In de hogere werelden wordt tijd net als plaats steeds abstracter.

In onze materiële dimensie is de ziel de levende wezens die in tijd- en ruimtedimensies van deze wereld functioneren. In deze wereld kennen wij een hiërarchie onder de zielen. In de hogere werelden zijn alle zielen op gelijke wijze zelfbewuste wezens die handelen binnen de kaders van het betreffende paleis in de des betreffende tijd.

De wereld die onmiddellijk boven die van ons komt, is Jetsirah, de wereld van de formatie. De wezens in de wereld van Jetsirah, zijn bewuste manifestaties van bijzondere impulsen, kracht, neiging of inspiratie vanuit liefde. Het is de wereld van gevoel en essentie. Deze wezens, die functioneren zoals wij dit hier doen, zijn de engelen. Engelen onderscheiden zich niet in de ruimte die zij innemen, maar door verschil van niveau met betrekking tot de oorzaak en essentie. Daarom kan de substantiële eigenschap van een engel een impuls of een energie zijn. Omdat geen twee liefdes hetzelfde zijn, noch twee gedachten, is een ‘schare van engelen’ talloze schakeringen en gradaties van impulsen en emoties vanuit de liefde. Met andere woorden: iedere algemene en omvattende energie of impuls is een hele schare dat net op iedere niveau voortdurend hetzelfde is.

Menselijke emoties wisselen en veranderen, zoals mensen van tijd en plaats veranderen gelang de omstandigheden. Een engel daarentegen is een enkelvoudig emotioneel wezen en daardoor begrensd door een bepaalde emotie. Maar een engel is meer dan een fragment van bestaan die niets meer kan doen dan een manifestatie zijn van een bepaalde emotie [zie ook wat engelen zijn], een engel is een totaal integraal wezen die van zichzelf en zijn omgeving bewust is. Hij is binnen de ‘natuurwetten van de wereld van de Formatie’ in staat te handelen, te scheppen en dingen doen.

De opdracht van een engel kan twee kanten op: hij kan afgezant vanuit Hasjem zijn die naar de lagere werelden wordt gestuurd, maar hij kan ook dingen vanuit deze wereld naar boven dragen, dus vanuit ons naar de hogere werelden. Hij is dus boodschapper tussen onze wereld en de hogere werelden.

Het verschil tussen een mens en een engel is niet omdat wij een lichaam hebben en zij niet. Het verschil gaat op tussen de menselijke ziel en de engel. Een ziel is een ingewikkelde samenstelling dat een wereld omvat van verschillende existentiële elementen van allerlei soorten. Een engel is een enkelvoudig wezen en daarom in feite een-dimensionaal. Daarbij dragen wij een goddelijke vonk en hierdoor bezitten wij een innerlijke zielskracht. Dit zorgt ervoor dat wij een onderscheid tussen het een en het ander kunnen maken, in het bijzonder tussen goed en kwaad. Hierdoor kunnen wij tot grote hoogten komen, maar ook diep zakken.

Er zijn engelen die vanaf het prilste moment bestaan, omdat zij een onveranderlijke deel van de Kadosj Baroech Hoe zijn en van vastgestelde orde van het universum. Deze engelen zijn als het ware kanalen van broches [zegeningen] waardoor de G’ddelijke Genade in de werelden opstijgen en afdalen. Wanneer de engel als boodschapper vanuit de hogere wereld naar onze wereld dient, kan dit op verschillende wijze geopenbaard worden. Omdat wij met onze zeer beperkte zintuigen gebonden zijn doordat de engel tot een andere dimensie behoort, kunnen wij zijn ware wezen niet zien, dus of hij past zich aan ons aan of hij verschijnt in een visioen. Je kunt het vergelijken met onzichtbare frequenties die op onze beperkingen wordt aangepast waardoor zij zichtbaar worden op ons niveau. Dikwijls is er geen sprake van wonderen, maar gaat het binnen de grenzen van de invloed op de natuurwetten.

Dan zijn er ook engelen die voortdurend opnieuw worden geschapen, in het bijzonder in de wereld van Assia, deze wereld van de actie waar gedachten, daden en belevingen aanleiding geven tot het ontstaan van verschillende engelen. Iedere mitswe [gebod] die iemand doet wordt van een materiële daad getransformeerd in een spirituele, heilige daad: het hoofdbestanddeel van wat een engel wordt. Iedere mitswe is uniek en heilig en daardoor wordt een nieuwe geestelijke werkelijkheid geschapen die tot de wereld van de formatie – Jetsirah – behoort. Het doen van een mitswe gaat dus verder dan het letterlijke hier en nu. Het verbindt deze wereld met de hogere werelden. Dit geldt ook voor dawnen [bidden] en je richten tot Hasjem. Ook deze scheppen engelen. Deze engelen zijn aan jou verbonden en leven in een andere dimensie van het ‘zijn’, in de wereld van de formatie. In de wereld van de formatie krijgt de mitswe zijn zelfstandige inhoud. Dit is onze boodschap dat opstijgt van onze wereld naar de hogere wereld, met name naar de wereld van de formatie, waar de engelen op hun beurt hiermee de wereld boven hen beïnvloeden.
We spreken hier niet over wonderen, maar wat in de natuur ingebed ligt: het systeem van de mitswe of orde van heiligheid dat een engel in deze wereld schept. De geschapen engel – door een mitswe – gaat direct naar de andere wereld.

Het domein van de engelen, de wereld van Jetsirah, is een algemeen systeem van onstoffelijke wezens waarvan de meeste wezens eenvoudig en duurzaam zijn. Iedere engel heeft zijn eigen karakter dat op de manier manifesteert zoals hij in onze wereld functioneert. Daarom zou een engel slechts een opdracht kunnen uitvoeren, ondanks het een goddelijke bewustzijn heeft.

Onmiddellijk boven de wereld van de formatie komt de wereld van de Schepping: de wereld van Beriah. Ook deze wereld kent vele verschillende plaatsen, niveaus en hemelse paleizen en leven hier wezens waarvan de essentie – net als de engelen in de wereld van Jetsirah – samengesteld is van een zuiver gevoel en emotie. Maar het is een wereld wat menselijke verstand te boven gaat wat voor enkele bereikbaar is. De wereld van Beriah is de wereld van de Troon, dat Jechze’qel [Ezechiel] in zijn eerste hoofdstuk omschreven heeft. In deze wereld is de geest schepper, maar registreert en absorbeert ook kennis. Dit is de bron waaruit Hasjem Zich aan weinige bekend maakt, zoals geschreven staat dat de aarde zijn voetbank is. In deze wereld leven de hogere engelen die ‘serafijnen’ worden genoemd. Ook in deze wereld bestaat een of ander manier een gelijkmatige ritme van tijd dat verband legt tussen verleden, heden en toekomst. Ook de serafijnen zijn net als de engelen in de wereld van de formatie niet onderhevig aan verandering. Ook zij weerspiegelen verschillen tussen de diverse lagen van het bewustzijn en het bevattingsvermogen, dat op zichzelf een bijzonder aspect van de geest is.

De wereld van Atsiloet, de wereld van de emanatie, is in werkelijkheid geen wereld. Daar heerst een absolute helderheid waar G’d niet verborgen [onverhuld; geen tsitsoem] is. De wereld van de emanatie is G’d Zelf, waar de eerdergenoemde zelfbewustzijn of ‘ik’ niet kan bestaan, wat wel mogelijk is in de wereld van Beriah. De wereld van Atsiloet kent de volledige eenheid.

Onze wereld, de wereld van Assia; de wereld van de actie bestaat naast de materiële kant ook de geestelijke kant. Deze uit zich enerzijds in wijsheid, creativiteit [filosofie, wiskunde, kunst, muziek, en dergelijke] die op moreel gebied neutraal zijn vanuit hun ideeën over waarheid of schoonheid. Maar er bestaat ook een andere kant in die geestelijke wereld van de wereld van de actie waar een andere waardesysteem geldt dan het doen van mitswes die engelen in de wereld van de formatie creëert waardoor de mens en de wereld verheft wordt en in contact komt met de hogere werelden. Het is contact leggen met de lagere wereld onder onze wereld van de actie, waar zij wel een onderdeel van zijn. Deze werelden zijn de werelden van het kwaad, de werelden van Klipah. Hier worden woningen gevormd die uit hiërarchische systemen bestaan waar het kwaad nadrukkelijker en duidelijker wordt bij ieder onderscheiden niveau. Het heeft dus een sterke relatie met de wereld van de actie, die van zichzelf neutraal is, maar wèl behoort tot de werelden van het kwaad, de buitenste schil [Klipah Noga]. Dit niveau is niet voor of tegen heiligheid [doen van mitswes]. Hij neemt hierin een neutrale positie in. Onder deze domein van de Klipah Noga, dus onder deze wereld van de actie, liggen de door en door slechte werelden. Zij hebben ook dynamiek verbanden die het alle diepste punt van het kwaad voortzet. Ook deze werelden kennen plaats, tijdvak en ziel waar relatie bestaat tussen tijd en oorzaak. Ook is het zielsaspect hetzelfde, dat wil zeggen, geestelijke wezen die de wereld van het kwaad bevolken. Ook deze wezens zijn engelen. Maar deze engelen zijn engelen van vernietiging die ook een nauwkeurig beschreven beperking hebben met een eigen doel. Zij ontstaan ook door impulsen en emotie, maar dan vanuit het kwaad.

Sommige van deze engelen zijn zelfvoldane wezens met duidelijk omschreven en specifieke eigenschappen wiens bestaan tot de tijd waarop al het kwaad van de aardbodem verdwenen zal zijn. Zij zijn de ‘straffende’ engelen, een noodzakelijk deel van de totaliteit van het bestaan.
Maar daarnaast zijn er dus ook vernietigende engelen die door daden en gedachten van mensen worden geschapen. Het bestaan van deze engelen zijn afhankelijk van onze wereld. Zij ontlenen hun vitale kracht uit deze wereld die zij verder kopiëren naar de steeds lagere niveaus. Zij zijn net als de goede engelen in de wereld van Jetsirah kanalen van volheid die zij overbrengen. Wanneer de volheid vanuit onze wereld is vervormd, daalt zij stap voor stap de trappen van de corruptie af tot de diepste diepten van de wereld van de gruwel. Zolang de mens voor het kwaad kiest, steunt en voedt hij deze kwade werelden die uit zijn menselijke zielsziekte putten en als parasieten op hem leven. Hun macht en kracht groeien met de daad waardoor het kwaad in deze wereld blijft groeien.

Het bestaan van vernietigende engelen is dubbelzinnig.

Enerzijds dienen zij als [een noodzakelijke] grens als onderdeel van het totale systeem van de werelden waar de hel wordt gevormd door onze daden en gedachten waar de ziel die het lichaam verlaat zich rechtstreeks verbindt met geestelijke wezens. Hierdoor wordt hij dus geest en niet meer de fragmenten herinnering heeft aan zijn verbinding met het lichaam. Dan zal alles wat deze ziel in het leven gedaan heeft in de loop des tijd zich in zijn juiste vorm gieten op het daartoe geschikte niveau in het leven na de dood. De ziel van de zondaar daalt af, zoals het symbolisch ‘hel’ wordt genoemd. De ziel bevindt zich tussen de destructieve engelen die hijzelf geschapen heeft waaruit hij niet kan ontsnappen. De mens straft zichzelf en wordt niet door iets of iemand van buitenaf gestraft. Deze engelen zijn de manifestatie van het kwaad die hijzelf geschapen heeft overeenkomstig zijn niveau en wezen. Nadat de ziel door ziekte, kwelling en pijn heen is gekomen, kan het op een hoger niveau komen van het ‘zijn’ [‘ik’], overeenkomstig het wezen en toestand van het goede die hij ook geschapen heeft.
Anderzijds worden deze engelen steeds onafhankelijker naarmate zij meer in het kwaad vanuit deze wereld door onze gedachten en daden dijen.

De mens moet daarom bewust zijn van zijn daden en gedachten. Alles wat wij doen en denken heeft invloed of op de hogere werelden of op de werelden van het kwaad. De werelden staan in samenhang met ons handelen, zij het abstract, zij het concreet.

Bron: The Thirteen Petalled Rose van Rabbi Adin Steinsaltz

De beperkte macht van de Satan
De Satan is volgens Ijov [Job] 1:6 een engel. Dit betekent dat hij een kracht is dat door Hasjem is geschapen en daarom volledig in dienst staat van Hasjem.

Zijn taak is moeilijkheden, verleidingen en beproevingen veroorzaken om mensen aan te vechten en daarmee het beste uit de mens naar boven te halen. Dit is naar aanleiding van het feit dat Adam er voor koos van de vrucht te eten van de Boom van Kennis van Goed en Kwaad. Hij at bewust van de boom wetende dat hij daarmee de omvang van zijn eigen rol in de wereld zou vergroten. Hij was niet tevreden met slechts het begrip ‘vrije wil’ of de mens nu wel of niet zich moet inlaten met zonde. Adam sloeg de plank mis toen hij veronderstelde dat hij meer in staat was zichzelf en de wereld uit vrije wil vanuit de downval van de zonde terug te brengen naar de bestemde perfectie in de nabijheid van de Schepper door zijn eigen handelen. Maar helaas, hij wist niet dat hij hiermee ook de verzoekingen in de wereld toeliet. Al het kwaad kwam bij de mens binnen handbereik en trad daarmee in deze Wereld van Illusie. De kosmische strijd brak aan en de rol van de Satan als de verzoeker werd onmisbaar nu de mens per se zijn vrije wil wilde uitdagen.

De macht van de Satan is erg groot, maar het is wel beperkt. Iedere stap die hij doet is door Hasjem goed gekeurd. Met andere woorden, het is de Satan niet toegestaan in de eerste instantie iemand aan te vallen met zijn overweldigende macht. Het is hem toegestaan eerst een kleine aanval in te zetten. Echter wanneer iemand immuun is voor de ‘speldenprikjes’, worden de ‘speldenprikjes’ heftiger en is het de Satan toegestaan de intensiteit van zijn beproeving te doen toenemen.

Een schoolvoorbeeld voor ons allen is de beproeving van de Eĝel Hazahav, de Gouden Kalf. Het is namelijk heel moeilijk te bevatten dat na zo’n immense ervaring die Bnej Jisrael meemaakten aan de voet van berg Sinaj, waarmee zij tijdens Matan Tora enorme spirituele hoogte hebben bereikt, zo enorm naar beneden konden kletteren. Maar grote zonden beginnen vaak met kleine tekortkomingen.

De overtreding met de Eĝel Hazahav begon met twijfel.

“Het volk zag dat Mosje laat was [bosjesj] met het afdalen van de berg…”Sjmot/Ex. 32:1. RaSJi legt uit toen Mosje de berg opging, hij tegen Bnej Jisrael zei dat hij na 40 dagen op de berg voor het 6e uur [dat is middag] terug gekeerd zou zijn. Maar Bnej Jisrael telde vanaf zijn vertrek 40 dagen, wachtte tot de middag en toen hij nog niet teruggekeerd was, begonnen ze zich unheimisch te voelen. Het volk hing zo aan Mosje, dat ieder minuut zonder hem al te veel voor hen was. Hun intense hang aan Mosje was te groot zodat zij zelfs geen uur zonder hem zich staande konden houden. En toen kwam de Satan.

Op 16 Tammoez nam de Satan letterlijk duisternis en verwarring mee die zij rond de top van berg Sinaj zagen. Toen dacht Bnej Jisrael bij henzelf dat Mosje wel dood moest zijn. Toen de eerste twijfel gezaaid was en het volk zichzelf niet corrigeerde, vroeg de Satan: “Waar is jullie Rabbi Mosje?” Bnej Jisrael antwoordde: “Hij is naar de hemel opgestegen”.
“Ja maar,” zei de Satan, “het zesde uur is inmiddels aangebroken. Hij zal nu terug moeten komen”.
Het volk negeerde de woorden van de Satan.
“Hij is dood!” zei de Satan.
Weer negeerde het volk hem, maar de twijfel bleef aan hen pijnlijk knagen.
Toen liet de Satan aan het volk de doodskist van Mosje zien.
(Sjabbat 89a)
Toen zij zijn doodskist zagen, stortte het volk in elkaar. …lie ‘aseh-lanoe ‘elokiem … geef ons een leider…. Sjmot/Ex. 32:1 zeiden zij tegen Aharon.

Hoe verliep dit proces?

Iedere stap ven de beproeving werd intensiever dan de voorgaande. Het unheimische gevoel dat Mosje nog niet op tijd was teruggekeerd, was een gebrek aan geloof. Wanneer zij door de ogen van ‘Emet, Waarheid, gekeken zouden hebben, dan was het voor hen onmogelijk te denken dat Mosje te laat zou zijn. Zij zouden weten dat zij een fout hadden gemaakt in hun berekening wanneer Mosje terug zou moeten zijn. Zij zouden begrijpen dat dat onder geen enkel beding Mosje een afspraak – wat niet minder het Woord van Hasjem Zelf was – zou verbreken. De waarheid zou in hen werken en zouden zij tegen elkaar zeggen: “zie toch hoe eenvoudig iemand een fout kan maken. We wisten zo zeker dat hij gezegd heeft dat hij vandaag zou terugkeren, maar aangezien hij er nog niet is, moeten wij hem niet helemaal begrepen hebben.”

Deze conclusie zou juist geweest zijn. Want Mosje zei – we herhalen – dat hij na 40 dagen op de berg voor het 6e uur terug gekeerd zou zijn. Bnej Jisrael begreep hem als of hij 40 dagen weg zou zijn inclusief zijn klim naar de top van de berg.

Aangezien zij zichzelf niet corrigeerden en hiermee de geest van onrust toelieten in hun harten, liet Hasjem de Satan toe om de intensiteit van de beproeving te doen toenemen. De Satan toonde de duisternis om de bergtop en zij maakten de volgende fout dat Mosje dit nooit zou kunnen overleven. Toen zij werkelijk dachten dat Mosje dood zou zijn, toen pas was het de Satan toegestaan om in hun verbeelding Mosjes doodskist – dat door de lucht gedragen werd – te laten zien.

Rabbi Zvi Hirsch Broide zei in de naam van Rabbi Yisrael Salanter dat deze gebeurtenis een klassiek voorbeeld is hoe wij zelf de macht van de Satan doen toenemen en hem in staat stellen de intensiteit van de hevigheid van de beproeving stap voor stap doen toenemen.

Bron: Michtav Me’Eliyahu op Parasja Ki Tissa

©Jodendom-online 2013