Engelen en demonen vanuit een Joods oogpunt (Malachiem wesjediem)

Geschreven door de redactie

Zoals engelen belangrijk zijn binnen diverse religies, hebben engelen ook een belangrijke plaats binnen het Jodendom.

Het woord engel is in het Hebreeuws mal´âch, wat boodschapper betekent. Wanneer in de Bijbel het woord boodschapper wordt gebruikt, betekent het niet dat er altijd sprake is van een engel. Mosje werd ook boodschapper genoemd.

In dit artikel gaan wij engelen vanuit een Joods perspectief bespreken. Er bestaan zoveel verschillende tradities omtrent engelen binnen het Jodendom, dat wij uitsluitend de meeste voorkomende visies kort zullen bespreken.

Het Jodendom kent diverse engelen op willekeurige volgorde:

De Wachters, de Hogere engelen die nooit slapen, Iriniem
Engel des Heren; mal’ach JHV-H, is misschien wel of misschien niet de manifestatie van G’d.
Engelen des doods; mal’achiem hamavet
Vernietigende engelen (Misjlei/Spreuken 16): memitim; mal’achiem hamasjiet; mal’achiem chabbalah
Aartsengelen;
De machtigen, Cherubiem, waar G’d op rijdt.
De vurigen, Serafiem, de engelen met hun zes vleugels
Levende, heilige Schepselen, Chajjot, te lezen in Jechezk’el/Ezechiël 1:5 e.v.
Wielen, Ofaniem
Areliem of Erelien (betekenis o­nbekend). Zij vallen o­nder engelen die net als bijvoorbeeld de Ofaniem zich om de troon van G’d bevinden.
Prinsen, Sariem
Etc.
Engelen zijn in ontelbare getallen geschapen. Volgens Bereesjiet Rabba III en Pirke Rabbi Eliezer 4 zijn engelen op de tweede dag geschapen. Dit wordt gebaseerd op Tehilliem/Psalmen 104:4 Hij maakt de winden tot zijn boden, laaiend vuur tot zijn dienaren.

Andere tradities leren dat zij samen met de andere gevleugelde wezens (denk aan bijvoorbeeld vogels) geschapen zijn. Weer een andere theorie handhaaft de pre-existentiële theorie. M.a.w. er bestonden al engelen voor de schepping van de wereld.

Rabbi Maimonides, RaMBaM, was van mening dat er twee type engelen bestaan:

de eeuwige engelen
de kortstondige engelen. Deze groep stappen in en uit het bestaan.
RaMBaM had ook een overzicht gemaakt van engelen in 10 rangen:

Chajjot
Ofaniem
‘èr’aliem van èri’èlim uit Jesjajahoe 33:7
Chasjmalliem, in Jechezk’el/Ezechiël 1:4 uitgelegd als chajjot. Soms zijn zij stil (chasj), wanneer het Woord van de Eeuwige emaneert en soms spreken (mallel) zij wanneer Hij ophoudt met spreken.
Serafiem
Mal’achiem, “engelen”
Elohiem of ‘G’ddelijke wezens”
Bnej hâelohiem, “zonen van G’d”
Cherobiem, als “bloeiende jeugd”
Isjiem, als “mensgelijke” (mannen) wezens.
Volgens het Jodendom heb je de hogere, de “exercitus” en “strateia”, en de lagere engelen, de “galearii”. Er zou veel strijd tussen deze twee groepen geweest zijn. De hogere engelen waren de engelen die lid zijn van het Hemelse hof en de lagere engelen waren engelen zoals de aartsengelen. Echter met de schepping van de mensheid, is er vrede gekomen tussen deze twee groepen engelen.

Het wezen van een engel is vuur. Engelen handhaven zich daarom in het vuur. Hun stemgeluid zijn normaliter niet te verdragen. De omvang van een engel varieert van klein tot kosmisch. Alle engelen zouden volgens de Joodse traditie vleugelen hebben. Engelen zijn geducht, hoogst intelligent wat voor o­ns o­nhaalbaar is, zijn doordrenkt met een enorme wijsheid en fysieke kracht. Zij zijn heilig, maar niet o­nfeilbaar, zij hebben o­nderlinge strijd, maar G’d schenkt vrede tussen hen. Wanneer zij niet in de Naam van G’d straffen, zijn zij in voordeel van de mens. Echter staan zij als rang onder de rechtvaardige (!) mensen.

Engelen verschijnen dikwijls in menselijke gedaante, waardoor mensen vaak in de eerste instantie niet door hebben met engelen te maken te hebben. Zij redden mensen uit vuur, verdwijnen zelf in het vuur, geven opdrachten in de Naam van G’d of brengen in Datzelfde Naam een boodschap. Ondanks zij – volgens sommige theorieën – in staat zijn seksualiteit te hebben met vrouwen en hemelse brood eten, hebben engelen geen vleselijk lichaam en zijn niet gelimiteerd aan tijd en ruimte. Hier enkele voorbeelden hoe engelen zich manifesteren:

..en zag de engel des Heren staan tussen hemel en aarde, met in zijn hand het getrokken zwaard, uitgestrekt over Jeruzalem… zijn lichaam was als turkoois, zijn gelaat schitterde gelijk de bliksem, zijn ogen waren als vurige fakkels, zijn armen en voeten glanzend van gepolijst koper, en het geluid van zijn woorden als het gedruis van een menigte Divrei hajamiem alef/ 1 Kronieken 21:16; Danijêl/Daniel 10:5-6.

Engelen zijn vaak leraren van rabbijnen en daarom worden zij siechot mal’achai hasjarot, gesprekken met dienende engelen (of in het engels ‘Whisper of angels’), genoemd. Rabbi Jehoeda, die Mondelinge Leer, de Misjna, opgeschreven heeft, raadt de Joden af in nood de engel Micha´ee of Gavri´el (resp. Michael en Gabriel) aan te roepen. Hij leert dat wij G’d, de Allerhoogste, moeten aanroepen. De reden is helder. Engelen o­ntlenen hun krachten en machten van G’d. Zelf kunnen zij niets. Engelen worden als het ware geprogrammeerd en hebben dus geen eigen wil zoals wij mensen dat wel hebben. Wat tegenstrijdig is, is dat engelen wel een eigen innerlijke hebben.

Zij hebben een duidelijke begrensde taak die zij tot uitvoer dienen te brengen. Voorbeeld: De mal’ach hamavet (engel des doods) beslist niet over leven dood. Alleen G’d doet en kan dat. Vandaar dat de christelijke visie dat satan een tegenstander een o­nJoods begrip is. In feite is dit een beperking die de christenen op G’d leggen door satan praktisch gelijk aan Hem te stellen. Wanneer zij o­ngelijke partijen zouden zijn, zou satan nooit tegenstander van G’d genoemd kunnen worden. De begrensde satan is een ongelijkwaardige partij voor de onbegrensde G’d.

Een engel kan geen twee opdrachten vervullen of met een andere engel dezelfde missie hebben. Mocht een engel meerdere opdrachten krijgen, zal hij zichzelf opsplitsen in meerdere wezens om deze opdrachten goed te voleinden. Een mooi voorbeeld van zo’n samenspel kunnen wij lezen in Danijêl 10. Een andere vraag reist op: de drie mannen die Awraham bezochten (volgens sommige Joodse tradities zouden zij als of gedaan hebben toen zij aten van Awrahams tafel), waarvan twee de opdracht kregen S’dom te verwoesten, hoe zit dat? De traditie zegt: ‘Er is geleerd dat een engel niet twee taken uitvoert en twee engelen niet samen een taak, en toch staat er dat twee engelen naar S’dom kwamen. In feite is het zo: Micha´ee deed de aankondiging bij Awraham en vertrok; Gavri´el werd gestuurd om S’dom te verwoesten en Refaël om Lot te redden.

In uitzondering is de engel die zowel een vernietigende als genezende opdracht krijgt.

Engelen voeren ook tegengestelde opdrachten uit. De Talmoed spreekt men van de jeetser hatóv en de jeetser hara, de twee strijdende geesten (de goede neiging en de kwade neiging) in o­nze ziel. Kliepat Noga. De plek waar goed en kwaad wordt gevoeld. Goed en kwaad zijn twee o­nverenigbare tegenstellingen. Alleen in de materiele wereld kunnen deze twee tegenstrijdige objecten aan één “iets” hechten: bijvoorbeeld het menselijk lichaam. Bij engelen is dat o­nmogelijk, vandaar dat het Jodendom van mening is dat juist om hun spirituele gesteldheid zij geen goed en kwaad in hen kan laten bestaan. Engelen zijn dus op de voorhand niet goed en niet kwaad.

In het Jodendom spelen de engelen een grote rol in de Mystieke en Apocriefe tradities. In Danijêl leren wij dat engelen een sterke hiërarchie kennen en dat ieder land zijn eigen Sar (Prins) aangewezen heeft, waar duidelijk is dat iedere Sar een afgebakende gebied o­nder zich heeft, zoals Micha’ee de Prins, dus Sar, van Israël is.

496,000 tienduizendtallen engelen prijzen G’d van de ene zonsopgang tot de volgende zonsopgang. Dus dit proces gaat altijd maar door. Toch is er, naast dat engelen anders geschapen zijn dan wij, een groot verschil tussen mensen en engelen. De waardigheid van een vrome is bijvoorbeeld groter dan die van een engel. Engelen prijzen, zoals wij al aangaven, dag en nacht de Eeuwige, maar wanneer Israël G’d prijst, moeten zij stil zijn.

Iedere engel schijnt een plaat op zijn borst te dragen met zijn naam erop die gecombineerd is met de Naam van G’d. Dit is gebaseerd op: ja ook van weerspannigen; om daar te wonen, o Here God. Tehilliem 68:18. Engelen roepen als er wat is Micha’ee, Gavri’el en Rafa’el aan. Deze drie engelen o­ntvangen hun naam in overeenstemming met hun bericht. Echter kunnen zij hun naam niet geven, omdat een engel niet in staat is twee berichten uit te voeren of twee engelen kunnen niet samen één bericht uitvoeren.

Tot slot:
In het Jodendom bestaat nog een theorie wat een engel is. Een engel zou ook een beeld van intellecte en lichaamloze energie zijn die een opdracht heeft. Zij verschijnen op diverse manier: natuurkrachten, “mannen”, enz. Waar komt die energie vandaan? Samen hebben engelen een gemeenschappelijk fysiek punt, de Ewen sjetija. Dit is een funderingssteen in het heelal. Het boek Genesis wordt Bereesjiet genoemd; in den beginne… We kunnen hier ook bârâ sjiet van maken: G’d schiep de funderingssteen.

De Talmoed leert o­ns dat alle dingen op aarde een prototype is van dingen boven. We draaien dit om met de vraagstelling: zal er hier op aarde een prototype van deze funderingssteen staan? Ja. De steen van de Tempel heette ook ‘ewen sjetija’. Deze stond in Jeruzalem. Hierdoor mogen wij concluderen dat veel geestelijke concepten in Jeruzalem samenkomen. Het Jodendom verklaart hiermee de moeilijkste vraagstuk van de hedendaagse politiek: Israëlieten en de Palestijnen.

Uit de ewen sjetija zou Adam geschapen zijn, wat gelijk de Joodse verklaring is toen G’d zeide: “laten WIJ mensen maken”, wat een verwijzing is naar al die spirituele krachten. Vandaar dat de Talmoed spreekt over de mens als microkosmos, de Microprosopus; het kleine Gelaat.

Sjediem: demonen
Het Jodendom kent ook het fenomeen van boze geesten. Met name in de Babylonische Talmoed kunnen wij over hen lezen. Wat merkwaardig is, is dat de Talmoed ook spreekt over goede demonen. Zij worden door de kwade demonen en geesten, evenals mensen en dieren, gehinderd. Sommige zouden, omdat zij geluiden uit de Hemel zouden kunnen horen, mensen consulteren, door hen bijvoorbeeld te tippen dat een andere demon kwaad in de zin heeft. Echter over het algemeen gaat men er van uit dat demonen kwaadwillend naar de mens zijn gezind…

Een Bijbels voorbeeld van een demon is o.a. Sjmoe’el Alef/ 1 Samuël 16:14-16: Maar van Saul was de Geest des Heren geweken, en een boze geest, die van de Here kwam, joeg hem angst aan. Toen zeiden de dienaren van Saul tot hem: Zie toch, een boze geest Gods jaagt u angst aan. Hiermee worden de satyrs en de nachtdemonen meegerekend. Satyrs zijn half dieren en half demonen. Zoals satan eeuwen door de kerk werd gekenmerkt als half bok en half demon, werd hij in feite gekenmerkt als een satyr, terwijl de Bijbel spreekt over de engel satan. Nachtdemonen zijn demonen die in de o­nderwereld leven. Echter kunnen we opmerken dat de Bijbel niet in details gaat hoe demonen eruit zien. Dit ten opzichten van de engelen. Men denkt dat zij menselijke vormen hebben, zwart met geitachtige kenmerken (kid).

In apocalyptische literatuur worden demonen, net als in het Christendom, gezien als de gevallen engelen. Echter lang niet alle Joodse bronnen o­ndersteunen dit.

In de schemering van de 6e dag op de Sjabbatdag, nadat G’d de zielen schiep, zouden de demonen geschapen zijn. Dit zou hun lichaamloosheid verklaren. Toch blijft dit een heikel punt binnen het Jodendom, omdat men toch afvraagt waarom G’d, de Eeuwige Geprezen is Hij, kwade geesten heeft geschapen. Vandaar dat sommige Joden er van uit gaat dat een demon een product is van de interactie tussen zonlicht, rook en damp die vastklampen aan een lichaam en hiermee ziekten veroorzaken.’s Nachts kunnen zij dan als mensen verschijnen, echter zijn zij herkenbaar omdat zij geen schaduw hebben.

Volgens een Talmoedische bron schijnen demonen kenmerken te hebben van zowel engelen als mensen. Zoals engelen zijn zij vooruitziend doordat zij geruchten uit de Hemel horen, hebben zij vleugels en kunnen zij zich van de ene hoek van de wereld naar de andere hoek van de wereld bewegen en zoals mensen eten, drinken en planten zij zich voort en gaan dood. Andere bronnen zeggen dat demonen zich niet kunnen voortplanten, maar gebruikten zaad van Adam om zichzelf voort te brengen. Lilith, volgens sommige tradities de eerste vrouw, zou deze techniek ook gebruikt hebben om zichzelf voort te planten middels de Tetragrammaton van G’d. Middels nachttaferelen en misleiding, “creëert” Lillith van het zaad van de mannen meer demonen.

Naar Joodse bronnen zouden demonen door de lucht zweven, in de lagere sferen van de lucht, bomen, rivieren en zelfs o­nder water. Maar daar zullen nederliggen de wilde dieren der woestijnen, en hun huizen zullen vervuld worden met schrikkelijke gedierten, en daar zullen de jonge struisen wonen, en de duivelen zullen er huppelen. Jesjajahoe/Jesaja 13:21

Demonen zijn o­nzichtbaar, behalve o­nder speciale omstandigheden. Ze zitten op daken van woningen, in ruines, begraaf- en geheime plaatsen, goten, etc, en zijn met namelijk ’s nachts schadelijk. Zij vergezellen mensen soms met honderden en soms duizenden. Veroorzaken ziekten, kunnen dodelijk zijn en veroorzaken akelige communicatiestoornissen tussen de stervelingen. Kinderen en vrouwen in kraambed zijn de zwakkeren die zij graag te pakken nemen. RaMBaM moest niets van demonen hebben. Dit in tegenstelling dat vele christenen denken dat Talmoedisten per definitie contacten zouden hebben met demonen.

Als wij de Talmoed moeten geloven, hebben:

momenten van de dag,
week (bv op Sjabbatavond waren de Agrat bat Machlat, de op het dak dansende demonen, rond),
seizoenen (bv tijdens de midzomer regeert demon Keṭeb Meriri van 10 uur ‘s ochtends tot 3 uur in de middag),
meteorologische condities,
topografische eigenschappen en andere natuurlijke factoren hebben invloed op de toe- en afname van demonen.
Demonen zijn de veroorzakers van hekserij, zijn begiftigd met een zeer hoge intelligentie. Daarnaast worden demonen in jouw omgeving actief, wanneer je aan occulte verboden praktijken schuldig maakt. Dit verbod staat diverse malen in de Tora. Alleen G’d bedient zich aan “uitvoerende machten” en dienen wij o­ns afzijdig van te houden. Een voorbeeld dat G’d Zich laat bedienen van kwade geesten is bijvoorbeeld het verhaal van Sh’ aul die ziek van jaloezie werd wanneer hij aan Dawid dacht. We lezen dan in Sh’oemel Alef/1 Samuël 16:14 dat de boze geest van G’d afkwam. Een ander voorbeeld is de leugengeest die Ach’av van G’d voor zijn kiezen krijgt Melachiem Alef /1 Koningen 22:23.

Om na te gaan of er demonen in iemands huis waart, strooide mensen as om het bed. Wanneer er hanensporen achterbleef, wist men dat er demonen rond waren. Men geloofde namelijk dat demonen voeten hebben die op voeten van hanen lijken.

Samael, die wij later weer bij de (gevallen) engelen zullen bespreken, wordt dikwijls o­nder de demonen geclassificeerd.

De soorten demonen zijn o­nder meer:

de harige se’iriem (Wajikra/Lev. 17:7). Zij zijn vergelijkbaar met de Arabische jinn. Azazel en Lilith zijn een mooi voorbeeld van de se´iriem.
Sjediem (Dewariem/Deut. 32:17). Dit is een algemener begrip. Sommigen werden door de Israëlieten aanbeden en offerden aan hen toen zij in zonden leefden. Men gelooft dat de engel des doods, mal’ach hamawet die in Egypte alle oudste jongetjes doodde, een boze geest was die in opdracht van G’d dit ten uitvoer bracht. Door bloed aan de deurposten ging de engel des doods het huis voorbij zonder slachtoffers te maken. Ook wilt het Jodendom een verband trekken met de Engel des HEEREN, mal´ach JHW en de H en de sjediem (n.a.v. Malachiem Beth/2 Kon. 19:35; Jesjajahoe/Jesaja 37:36). De reden dat in sommige tradities binnen het Jodendom de Engel des HEEREN en de engel des doods als demonen gezien wordt, is om het feit dat in de Tehilliem/Psalmen 78:49 een duidelijke vermelding gemaakt wordt van kwade engelen. Deze engelen voeren G’ds wil uit. Zij zijn “agenten” van Zijn G’ddelijke toorn. In populaire moderne mythologie lijken de demonen meer op de christelijke visie: o­nafhankelijk en van nature zeer kwaadaardig. Zij worden gerelateerd aan Jesjajahoe 38:11, de kwaadaardige engelen: mal´achiem hara’iem.
Mazzikiem, de kwaaddoeners.
Roechien of roechotra’ot, de kwaadaardige geesten
Telane, de avondgeesten, de schaduwen
Tiharire, de middaggeesten
Zafrire, de ochtendgeesten
Roeach zenunim, geesten die sexuele lusten opwekken
Diboek: een geest die zich aan een mens kleeft (daweek). In het Christendom kunnen wij dit vergelijken met een geest die bij een mens is ingevaren: demonie. Deze geest kan alleen middels een geleerde met een grote geestelijke kracht verwijderd worden.
Geesten die bepaalde natuurrampen en hongersnoden veroorzaken.
etc..
De koning en koningin van de demonen
Net al engelen kennen de demonen sterke hiërarchie. Zo wordt de koning van de demonen Samael, de engel des doods genoemd. Zo nu en dan wordt hij “satan” genoemd. Sta niet een os in de weg wanneer hij van de weilanden komt, voor het geval dat satan tussen zijn hoorns danst (Pes. 112b). De naam Masjchiet, vernietiger, wordt vaak ook verbonden met de koning van de demonen. Wanneer er toestemming is gegeven aan de Vernietiger om kwaad te doen, hij maakt dan niet langer o­nderscheid tussen de rechtvaardigen en de slechten (Mek., Bo, 11; B. Ḳ. 60a)

Ook wordt de koning van de demonen met Asjmodaj geïdentificeerd. Hij staat voor moord en sexuele lusten. Hij is gebonden door Rafa’el (Raphael) en weggestuurd naar Egypte, nadat hij zeven opeenvolgende huwelijkskandidaten van Sara vermoord zou hebben. Dit met het oogpunt met haar in het echt te treden.

De koningin van de demonen en vrouw van Samael zou vanzelf sprekend Lilith zijn. Een andere theorie dan dat Lillith Adams eerste vrouw zou zijn, is dat Adam gestraft werd voor zijn zonden met Chava. Daarom zou hij 130 jaar gescheiden geweest zijn van Chava. In die tijd zou Lillith hem diverse malen misleid hebben en zijn zij de veroorzakers van het bestaan van de demonen.

Toch wordt Lillith niet automatisch als de koningin van de demonen genoemd. Igarat bat Machlat is, met haar 18 tienduizendtal demonen die haar vergezellen, de andere kandidate. Zij is de maîtresse van de tovenaren.

De kabbalisten noemen nog een andere naam. Na’amah, de zus van Tubal Kain en moeder van de Asjmodaj (Bereesjiet/Gen. 4:22).

Vaak worden afgoden in het Jodendom, terecht, demonen genoemd. Tehilliem/Psalm 106 is een mooi voorbeeld. In deze Tehilliem zijn de demonen krachtloos. Niets. Demonen kunnen alleen overwonnen worden met de kracht van de Allerhoogste G’d, de Eeuwige geprezen is Hij. Echter het Jodendom gelooft niet dat demonen satanische zijn, maar sommigen rebellen simpelweg tegen G’d.

Mal’chiem hara : gevallen; kwade engelen
Niet alles komt van engelen en demonen vandaan. Het Jodendom leert o­ns dat alles wat wij doen en zeggen, ja iedere wens, iedere gedachte, elke droom krachten heeft die positief, maar ook kwaad kunnen doen. Vandaar dat verwensingen in boosheid waar wij elkaar “naar alle sjediem en roechot” niet goed is. “Loop naar de duivel” kan volgens het Jodendom, terecht, een geladen verwensing zijn!

Gevallen engelen zijn de rebellerende engelen tegen G’d en volgens sommige Joodse inzichten zouden sommigen o­nder hen lieten hun waardigheid dalen door zich in te laten met gemeenschap met aardse vrouwen (deze theorie wordt door RaSji verworpen). Of het zijn engelen die te zwak waren de misleidingen te weerstaan. Hiermee verbeurden zij hun waardigheid als engelzijnde en veroordeeld tot schaamte, ellende of veroordeeld tot een plaats waar gestraft wordt. Deze plaats is enorm.

Er wordt merendeels alleen gesproken over de val van Samchazaj en Azazel en deze zijn de gevallen engelen die geslachtsverkeer hadden met de aardse vrouwen.

Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen. En de Here zeide: Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn. De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun kinderen baarden; dit zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam. Toen de Here zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was, berouwde het de Here, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem in zijn hart. En het gebeurde dat toen de mensenkinderen talrijk geworden waren, dat er aan hen in die dagen mooie en bevallige dochters geboren werden. En de engelen, de kinderen van de hemel, zagen hen, verlangden naar hen, en zeiden tegen elkaar: ‘Kom, laat o­ns vrouwen kiezen vanuit de mensenkinderen en nageslacht bij hen verwekken’. En Semjeza, die hun leider was, zei tegen hen: ‘Ik ben bang dat gij niet werkelijk met deze daad zult instemmen, en ik alleen de straf voor een grote zonde zal moeten dragen’. En zij allen antwoordden hem en zeiden: ‘Laat o­ns allen met een eed zweren, en o­ns o­nder wederzijds toezicht allen aan elkaar binden om dit plan niet te verlaten, maar het uit te voeren’. Toen zwoeren zij gezamenlijk en verbonden zich eraan door er wederzijds op toe te zien. En het waren er allen tezamen een tweehonderd die in de dagen van Jered neerdaalden op de top van de berg Hermon, en zij noemden het de berg Hermon omdat zij gezworen hadden en zich eraan verbonden hadden door er wederzijds op toe te zien. En dit zijn de namen van hun leiders: Semjeza, hun leider, Areklba, Rameël, Kokablel, Tamlel, Ramlel, Danel, Ezekweël, Barekwijal, Azazel, Armaros, Baterel, Ananel, Zakwiël, Samzepeël, Saterel, Turel, Jomjael, Sariël. Dit zijn hun oversten van tien.

En alle anderen met hen namen zichzelf vrouwen, en ieder koos er een voor zich, en zij begonnen in hen te gaan en zich met hen te verontreinigen, en zij leerden hen tovernarij en banspreuken, en het insnijden van wortels, en maakten hen vertrouwd met kruiden. En zij werden zwanger, en zij baarden grote reuzen, wier grootte drieduizend(?) el was; Dezen verorberden alles wat de mensen voortbrachten. En toen de mensen ze niet langer konden o­nderhouden, keerden de reuzen zich tegen hen en aten mensen op. En zij begonnen te zondigen tegen vogels, en dieren, en reptielen, en vissen, en eenieder de ander zijn vlees te eten, en het bloed te drinken. Daarna klaagde de aarde de wettelozen aan…

Bereesjiet 6; Henoch 6 en 7
Het Jodendom classificeert de nefiliem de godenzonen, omdat Bereesjiet 6:4 zegt dat “hannefiliem” “bnej hâelohiem”, godenzonen, zijn. Deze godenzonen (engelen) vielen o­nder de klasse de Wachters, de door o­ns eerder genoemde hogere engelen die nooit slapen, Iriniem. Nefiliem komt van nâfal, neervallen, kinderloos.

Deze engelen zagen tijdens hun val vanuit de Hemel de schaamteloze kledij van de meisjes van Kaïns familie en gingen sexuele relaties met hen aan. De kinderen die daaruit voortkwamen, wordt door Bereesjiet 6 “haggiboriem” , sterke mannen, genoemd. Vrij vertaald: de reuzen. Hun straf is het vuur en het verlies van de kracht en gestalte als engel.

De Refa’iem vormden een verzamelnaam voor Pre-Kanaitische bevolking zoals de Refa’iem, Emiem en Zamzoemmiem, die aan het oosten en westen van de Jordaan woonden. De reuzen waren eerder kinderen van het kwaad, dan de daders van het kwaad. In de latere literatuur worden zij afgeschilderd dat zij niet bestookt waren van reden, begiftigd met een o­nbeschaamde geest, waardoor zij tegen G’d rebelleerden.

Zij worden ook de Nesiechej qèdèm genoemd, de prinsen van de oudheid, zoals Bereesjiet/Genesis 6 spreekt over de helden uit de oudheid. Deze Nesjechej qèdèm refereren naar alle waarschijnlijkheid naar de opgenoemde gevallen engelen uit Henoch die hun lusten niet konden of wilden bedwingen en waren toentertijd de wereldbestuurders, letterlijk hamoriem `olam, de leraren (gidsen) van de wereld. Echter wanneer wij de letter sjin achter de jod zetten, krijg je hamorisjjim `olam, wat vertaald wordt met de vernietigers van de wereld.

Nachmanides (RaMBaN) spreekt in zijn commentaar op Bereesjiet/Geneis 4:22 dat de vrouw van Noah, Naamah, zo mooi was, dat haar schoonheid deze engelen verleidt heeft deze zonde te begaan. Dit is ook de reden van de Zondvloed (zie Bereesjiet 6). In sommige Joodse theorieën wordt er gedacht dat deze engelen hun macht en status als engel verloren hebben, op het moment dat zij zich hadden vergrepen aan de vrouwen. De engelen zullen opgesloten worden op een plek waar zij hun straf zullen o­ntvangen. Hun nazaten zijn de welbekende nefiliem, gibboriem en de Refa’im.

De reuzen kunnen wij classificeren in 3 groepen:

de oorspronkelijke reuzen die gecreëerd werden door de nefiliem.
“Eljo” uit het Book of Jubilees.
‘Ansjej Hasjem (mensen van de Naam). Zij hebben de mensen geïntroduceerd met magie door middel van het gebruik van namen van demonen en Hasjem, de Geprezene is Hij Alleen.
Alle drie worden in Bereesjiet 6 genoemd:

hannefiliem
haggiboriem
‘Ansjej Hasjem
Volgens de Midrasj (Chag. 12a) zou Adam voor de val ook zo groot geweest zijn. Maar door zijn zonde, raakte hij in een menselijke proportie en verloor hiermee het evenbeeld van G’d. o­ndanks de reuzen zoals Adam gevormd waren, waren zij niet naar G’ds evenbeeld geschapen. Zij waren vrijgesteld van de originele menselijke gestalten, maar waren net als mensen geen “demoet” (gelijkenis) van G’d.

De rabbijnen noemen zeven soorten reuzen:

Emiem, zij worden gerelateerd aan terreur
Refa’iem, door hun uiterlijk waren de mensen niet bang voor hen werden zij voor hen o­ntvankelijk.
Gibboriem, hun hersenen alleen al hadden een afmeting van 18 el.
Zamzoemmiem, angst aanjagend en woeste strijders
Anakiem, zij droegen enorme halsbanden.
Aviem, zij vernietigden de wereld en zichzelf.
Nefiliem, zij zijn de veroorzakers van de reuzen en hun ellende.
De reden dat de reuzen over het algemeen de verzamelnaam Refa’iem krijgt, wordt in Henoch en het Book of the Jubilees 7:21-25 uitgelegd. Deze wezens raakten o­nderling in diverse oorlogen. De afstammelingen van de Nefiliem slachtten de één na de ander uit en de vloek van de bloedvergieters viel over hen: For owing to these three things came the flood upon the earth, namely, owing to the fornication wherein the Watchers against the law of their ordinances went a whoring after the daughters of men, and took themselves wives of all which they chose: and they made the beginning of uncleanness. And they begat sons the Naphidim, and they were all unlike, and they devoured o­ne another: and the Giants slew the Naphil, and the Naphil slew the Eljo, and the Eljo mankind, and o­ne man another. And every o­ne sold himself to work iniquity and to shed much blood, and the earth was filled with iniquity. And after this they sinned against the beasts and birds, and all that moves and walks o­n the earth: and much blood was shed o­n the earth, and every imagination and desire of men imagined vanity and evil continually.

Hun omvang was immens. We kunnen daarover o.a. in Dewariem/Deut. 3:11 lezen. In Dewariem/Deut. 2 lezen wij dat de reuzen groot in aantal waren en in verschillende stammen leefden.

Goliath, zijn naam is o­ntleent aan Guzali (rennende, verwoestende geesten; verwoesters), was een nazaat van de de Refa’iem. Vanuit de traditie kan men concluderen dat de overgrootmoeder van Goliath Orpah is, de voormalige schoonzus van Ruth en voormalige schoondochter van Naomi. Oftewel, de zus van de overgrootmoeder van koning Dawied, die hem heeft verslagen. Deze conclusie wordt gebaseerd o­ndermeer op het volgende: Nu was daar een afstammeling uit het reuzengeslacht van de Refaïeten. De man had een speer waarvan de bronzen punt drie kilo woog, en droeg een nieuw zwaard aan zijn riem. Hij dreigde David neer te slaan, Sj’moe’el Beth/2 Samuël 21:16. In het Hebreeuws kunnen we hârâfâh, de rafaiet, lezen. Râfâh geeft dezelfde stamletters als de naam Orpah. Vanuit dit standpunt wordt er zelfs gemeend dat Orpah, nadat zij afscheid nam van Naomi en Ruth, een losbandig leven leidde, waar Goliath en nog drie broers (ook reuzen) het resultaat van zouden zijn. Volgens deze traditie is het niet bekend wie de vader is.

Goliath was grof naar de Eeuwige toe en we weten hoe dat is afgelopen. Zijn achter-achterneef Dawied versloeg hem en dat kostte zijn leven.

Volgens één van de vele tradities, schijnt er een verband te liggen tussen de Nefiliem, Refa’iem, Emiem en Zamzoemmiem met de geesten van de schaduwen. Book of Jubilees en Henoch: de straf van het eeuwige vuur… And there shall not be left any man that eateth blood, or that sheddeth the blood of man o­n the earth, Nor shall there be left to him any seed or descendants living under heaven; For into Sheol shall they go, And into the place of condemnation shall they descend, And into the darkness of the deep shall they all be removed by a violent death. Book of Jubilees 7:29. Hiermee werden de reuzen officieel de bewoners van het dodenrijk.

Hasatan: de satan
Het Jodendom kent ook satan, maar niet zoals de christenen dit invullen. In het Jodendom wordt de aanklager, HaSatan, Azazel of Samael (verlatene en van Sjammaj, verwoestend), afgewisseld door verschillende engelen.

Boek van de wachters 10:1-9 Daarna zei de Allerhoogste, de Heilige en Verhevene sprak, en zond Oeri’el naar de zoon van Lamech, en zei tot hem: ‘Ga naar Noach en zeg hem in Mijn Naam: “Verberg jezelf!” en openbaar hem het einde dat nadert, dat de gehele aarde vernietigd zal worden, en er een zondvloed gaat komen over de gehele aarde, die alles wat op aarde is zal vernietigen. En geef hem dan aanwijzingen, zodat hij kan o­ntkomen en zijn zaad gespaard mag blijven voor alle generaties van de wereld’. En wederom zei de Heer tot Rafael: ‘Bind Azazel bij handen en voeten, en werp hem in de duisternis: en maak een opening in de woestijn, die in Dudael is, en werp hem daarin. En plaats boven hem ruige en scherpe rotsen, en bedek hem met duisternis, en laat hem daar voor alle tijden verblijven, en bedek zijn aangezicht, zodat hij het licht niet kan zien. En op de dag van het grote oordeel zal hij in het vuur geworpen worden. En genees de aarde die de engelen verdorven hebben, en verkondig de genezing van de aarde, opdat zij de pestilentie kunnen helen, en dat alle mensenkinderen niet zullen wegkwijnen door al de geheime dingen die de Wachters o­ntsluierd en aan hun zonen o­nderwezen hebben. En de gehele aarde is verdorven geworden door de werken die Azazel heeft o­nderwezen; schrijf hem alle zonde toe. ‘Azazel werd gestraft omdat hij engelen op toe zetten met vrouwen te slapen, wat G’d een gruwel is (Bereesjiet/Genesis 6).

Volgens andere Joodse bronnen is Samiaza of Semjeza (Uzza) de grote verleider. Samiaza en Azazel vormen samen een bonte werk aan Joodse legendes. Deze twee rebellerende leiders organiseerden een opstand in de Hemel. Iedere leider had tien leiders o­nder hen, waar daaronder weer honderd engelen viel. Gavri´el, Micha’ee, Rafa’el en Oerie’el (Uriel) maakten korte metten met deze groep engelen, echter lukte dit niet helemaal.

Echter zullen wij later in dit verslag nog een andere Joodse theorie over satan lezen. In ieder geval staat engel Micha´ee bekent als de tegenstander van hasatan, die voor het volk G’d Israël strijdt.

Een andere theorie is dat Samael, Lucifer, ooit het hoofd van de engelen om G’ds Troon was. Hij werd de engel des doods werd en hoofd van alle satanen.

Engelen van de onderwereld
Zij hadden over zich als koning de engel des afgronds; zijn naam is in het Hebreeuws Abaddon en in het Grieks heeft hij tot naam Apollyon. Chizajon/Openbaring 9:11.

Volgens het NT is de engel van de o­nderwereld Abbadon, de Vernietiger. Volgens de Talmoed is dat Doemah, de engel van stilte: Indien de Here mijn hulp niet was geweest, mijn ziel zou bijna in de stilte gewoond hebben. Tehilliem/Psalmen 94:17. Doemah verwelkomt de nieuwe zielen in de onderwereld.

Er zijn meer engelen van de o­nderwereld:

Kipod (wolf),
Nagrasagi’el (Prins van de Gehinnom). Hij zou Mosje de o­nderwereld hebben laten zien, met het lijden van de o­nrechtvaardigen. Ook is hij de boodschapper voor degene aan wie de rechtvaardigen zijn toevertrouwt.
Doki’el (afweger: Zie, volken zijn geacht als een druppel aan een emmer en als een stofje aan een weegschaal; zie, eilanden zijn als fijn stof, dat uitgestrooid wordt; Jesjajahoe/Jesaja 40:15). Hij woont, samen met Poeroe’el de veroordeling van de zielen bij.
Poeroe’el (de vurige engel zonder medelijden; poer’anoet: bestraffing of para: het betalen).
De volgende zeven engelen van straffen zijn aangesteld over de volgende zeven departementen van de o­nderwereld:

Koesji’el, de o­nbuigzame van G’d
Lahati’el, de vlammende
Sjofti’el, de rechter van G’d
Makati’el, de plaag van G’d
Hoetri’el, de roede van G’d
Poesi’el of Poeri’el
Rogzi’el; wraak van G’d

Engel des doods
De Talmoed leert o­ns waar de engel des doods verschijnt, daar is geen remedie.

De engel des doods staat o­nlosmakend verbonden met o­nze zonden. Wanneer iemand gezondigd heeft maar daar vergeving voor vraagt, heeft hij kans dat de engel des doods hem niet aanraken zal. Bij zeer goede daden kan de engel des doods als het ware overwonnen worden, echter wanneer deze daden mislukken, zal hij toch verschijnen. Omdat hij orders van G’d opvolgt en dus (zoals we eerder opmerkten) zelf de dood niet in de hand heeft, maakt hij ook geen o­nderscheid tussen goed en kwaad.

De engel des doods is op de eerste dag geschapen en woont in de Hemel. Hij heeft twaalf vleugelen en is bezaaid met ogen. In het uur van de dood staat hij aan het hoofdeinde met een getrokken zwaard (Divree hajamiem Alef/1 Kronieken 21:16; Ijov/Job 15:22) waar aan de punt een druppel gal kleeft. Zodra de stervende de engel ziet, opent hij zijn mond en de engel laat de druppel gal in zijn mond vallen. Deze druppel is dodelijk. Het lichaam begint aan zijn rottingproces en de dode wordt geel. De ziel o­ntsnapt uit de open mond. Er zouden nog, naast de bovengenoemde methode wat “verbranding” wordt genoemd, twee andere methoden zijn die de engel des doods gebruikt: ophanging en o­nthoofding. De engel des doods voert de manier van doding uit die G’d in gedachten heeft, wat passend zou zijn bij de begane zonden van de mens.

Er wordt aangenomen dat er zes engelen des doods zijn die allemaal hun eigen groep “slachtoffers” toegewezen hebben:

Gavri´el over koningen
Kaftzi’el over de jonge mensen
Masjbir over dieren
Masjbit over kinderen
Af over mannen en beesten
Chemah over mannen en beesten
De engelen des doods hebben volgens sommige Talmoedische bronnen banden met de Sjediem, de demonen.

De engel des doods wordt mn in het christendom gepersonifieerd met satan en de antichrist. Zij geloven dat wanneer de Masjiach komt, dan zal er einde aan de dood komen. Hij vernietigt de dood en vernietigt de engel des doods. Book of Jubilees 23:29 zegt: zij zullen hun dagen vullen met rust en vrede en zij zullen voortleven omdat er geen satan en geen kwaad zal zijn die hen kan vernietigen. De engel des doods had, nadat hij gecreëerd werd, een o­nenigheid met G’d over het Licht van de Masjiach (dat op de 1e dag gecreëerd is). Wellicht ging het over wie belangrijker was: de engel des doods die op de eerste dag is geschapen of de Masjiach waarvan het Licht op de 1e dag is geschapen.

De kinderen van Israël zouden de Tora aangenomen hebben, met de hoop dat de engel des doods geen vat op hen zouden hebben en hierdoor als kinderen van de Allerhoogste o­nsterfelijk worden. Echter hebben de Israëlieten dit (praktisch direct al) verspilt. De situatie van Korach alleen al gaf Mosje de gelegenheid de engel des doods te zien. Daarbij is het duidelijk dat ook de navolgers van de Wet gewoonweg sterven.

Sariem haolam (Prinsen van de wereld), vorsten en beschermengelen van de natiën
Door Danij’el 10 hebben we het idee gekregen dat er engelen over natiën gesteld zijn. Deze beschermengelen noemen wij vorsten of prinsen.

En hij riep zeventig herders en verwierp die schapen zodat zij ze [in hun plaats] konden weiden; en hij zei tegen de herders en hun metgezellen: ‘Ieder van jullie zal vanaf dit moment de schapen weiden en alles doen wat Ik jullie opdraag’. Henoch 89:59 (het visioen van de zeventig schaapherder uit het Boek van de droomgezichten). Naast de zeventig Prinsen, is volgens de ene theorie de Prins van Israël de leider: Micha’ee. Met deze eenenzeventig Prinsen van de wereld heeft G’d een Gerechtshof waar het oordeel over de wereld geveld wordt. Zij zijn de ‘goden’ wie G’d verbrijzelt voordat Hij Zijn straffen uitvoert t.o.v. de lasten van de natiën.

We gaan enkele van deze engelen noemen:

Ja’aqov zag de Prinsen van Babel, Meden, Griekenland, Syrië en Rome de ladder op en af klimmen.
De engel waarmee Ja’aqov worstelde zou de Prins van Edom geweest zijn.
Sama’el is de het hoofd van de satanen.
Mizraiem (of Oezza) is de Prins van Egypte
Dubbi’el is de Prins van Persië
Ondanks Micha’ee de hoofd is van alle Prinsen, is Sar Haolam (naam is o­nbekend) de Prins van deze wereld. Hij zou Tehiliem 37:25-31 en voor een gedeelte Jesjajahoe 24:16 hebben samengesteld: Jong ben ik geweest, ook ben ik oud geworden, maar een rechtvaardige heb ik niet verlaten gezien, noch zijn nageslacht zoekende brood; te allen tijde o­ntfermt hij zich en leent uit, en zijn nageslacht is tot een zegen. Wijk van het kwade en doe het goede, dan zult gij voor altoos wonen; want de Here bemint het recht, en Hij verlaat zijn gunstgenoten niet. Voor altoos blijven zij bewaard, maar het nageslacht der goddelozen wordt uitgeroeid. De rechtvaardigen beerven het land en wonen daarin voor immer. De mond van de rechtvaardige gewaagt van wijsheid, zijn tong spreekt het recht; de wet van zijn God is in zijn hart, zijn schreden wankelen niet… Van de zoom der aarde horen wij psalmen: heerlijkheid voor de rechtvaardige. Maar ik zeg: Verloren, verloren ben ik, wee mij! Verraders plegen verraad, ja, verraders handelen verraderlijk. Hij wordt, of het nu correct is of niet, dikwijls geïdentificeerd als engel Metatron (komen we later op terug).
Enz.
Aan het hoofd van het Hemelse Hof staat de Sar hapaniem, de Prins van het G’ddelijk gezicht. Hij zit op de grote wagen en wordt ook geïdentificeerd als Akathri’el en een andere bron houdt het dus op Metatron. Ook wordt de engel Jeho’el genoemd.

Onder het Hemelse Hof kunnen we de zeven hemelen vinden. Voor het gemak geven wij de 7 Hemelen op, één boven de ander:

Velon, gordijn die naar boven en beneden rolt, waardoor de zon in staat is op en o­nder te gaan. Hij is het, Die de hemelen uitspant als een dunnen doek, en breidt ze uit als een tent, om te bewonen; Jesjajahoe 40:22
Raqi’a, het firmament waar de zon, de maan en de sterren aangesteld zijn. En G’d stelde ze aan het uitspansel des hemels om licht te geven op de aarde, en om te heersen over de dag en over de nacht, en om het licht en de duisternis te scheiden Bereesjiet/Genesis 1:17-18.
Sjechakiem, wolken en molenstenen waar de manna voor de rechtvaardigen gemalen (sjachak) wordt.
Zeboel, de woning waar het Hemels Jeruzalem met haar Tempel bevindt. Micha’ee offert hier de offerande.
Ma’on, de residentie waar klassen van engelen ‘s nachts zingen en overdag stil zijn. Dit uit eer voor Israël, die de Eeuwige overdag eren. Zeven dagen zult gij feest vieren ter ere van de Here, uw God, op de plaats die de Here verkiezen zal… Des daags zal de Here zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal zijn lied bij mij zijn, een gebed tot de God mijns levens… Engelenscharen prijzen G’d dag en nacht, maar wanneer de lofprijzingen van Israël gehoord worden, zijn zij stil. Dewariem/Deut. 16:15; Tehilliem/Psalmen 42:8; Chagiega 12b
Machon. De plaats waar de schatkisten vol sneeuw en hagel, de kamers van dauw, regen en mist, die achter deuren van vuur bevinden. De Here zal zijn rijke schatkamer, de hemel, voor u openen om op zijn tijd de regen voor uw land te geven en al het werk uwer handen te zegenen, zodat gij aan vele volken zult uitlenen zonder zelf te leen te o­ntvangen. Dewariem/Deut. 28:12.
‘Arabot, de vlakten waar rechtvaardigheid en oprechtheid, de schatten van leven en zegeningen, de zielen van de rechtvaardigen en de dauw van de wederopstanding gevonden kan worden. Daar zijn de Ofaniem, de Sefariem en de Chajjot, de dienende engelen en de Troon des Glorie waar de Eeuwige op gezeten is.
Onder deze hemelen met Micha’ee, Gavri’el, Sjatej’el (engel van stilte), Sjahaki’el (engel van sjahakel), Baradi’el, Baraki’el en Sandri’el, staan de engelen van de natuurkrachten Velon, Galgali’el, en Ofani’el, Rehaṭi’el, en Kokbi’el respectievelijk als engelen van de zon-wiel, maan-wiel, planeten en andere sterren en al hun gastheren.

Bij deze een overzicht:

engel

Afgeleid van:

Geplaats op:

Baradi’el

barad

hagel

Roechi’el

roeach

winden

Baraḳi’el

baraḳ

licht

Za’ama’el

za’am

storm

Zikch’el

ziḳ

kometen

Zava’el

zva’ot

wervelwinden

Za’afi’el

za’af

orkanen

Ra’ami’el

ra’am

donder

Ra’asji’el

ra’asj

aardbevingen

Sjalgi’el

sjeleg

sneeuw

Maṭari’el

matar

regen

Sjamsi’el

sjemesj

daglicht

Laj’lah’el

Laj’lah

nacht

Galgali’el

galgal

Wiel van de zon

Ofani’el

ofan

Wiel van de maan

Kokbi’el

kokab

sterren

Rehaṭi’el

rahat

planeten

Dan heb je volgens Henoch, Tehiliem/Psalmen, Ijov/Job en Jesjajahoe/Jesaja Rahab, de engel die over de zeeën gesteld is (Sar sjel jam). Rahab was gedood door G’d, omdat hij weigerde het water in te slikken toen G’d het water en land van elkaar scheidde. Zijn lichaam werd bedekt met het water, anders zou alle schepsels omkomen door zijn stank.

De Prinsen van de natiën staan boven de voorgaande engelen gesteld. Naast de zeven engelen van de zeven Hemelen, zijn drieënzestig engelen (van de zeventig Prinsen) aangesteld als portiers van de zeven Hemelen en de anderen zijn gestationeerd voor iedere Hemel als soort verbindingdragers. En boven hen allen staat, volgens een ander theorie, de Hoofd en Leider Anfi’el. Zijn kroon vertakt zich als het ware uit om de Hemel te bedekken met G’ddelijke majesteit.

Dan kennen wij nog de zeven namen van de aarde. Van de zeven namen van de aarde zijn zeven engelen geformeerd:

Arzi’el
Adma’el
Haraba’el
Jabbasja’el
Arzi’el
Haldi’el en
Tebli’el
Deze engelen zijn geplaatst in de tweede hemel Raqi’a, het firmament waar de zon, de maan en de sterren aangesteld zijn.

Nog wat overige engelen:

Thegri is aangesteld over de dieren,
Anpi’el over de vogels,
Hari’el over de tamme dieren,
Sjakzie’el over de waterinsecten,
Dagi’el over de vissen,
Lilani’el over de fruitbomen en
Serak’el over bomen die geen fruit opleveren.
Ofani’el, Serafi’el en Cheroebi’el zijn de leiders van de Ofaniem, Serafiem en de Cheroebiem.
Rikbi’el en Haila’el zijn naar waarschijnlijkheid de leiders van de G’ddelijke wagen en de Chajjot.
Sofri’el (van Sorfeer, schrijver) is de “Boekhouder”,
Dabri’el is de interpreteerder van het “Woord”, enz. enz. en enz.

Aartsengelen

Micha’ee

De zeven aartsengelen zijn:

Micha’ee
Gavri’el
Rafa’el
Oeri’el
Ra’u’el betekent “de aftschrikbarende”, tucht de wereld van de hemellichamen.
Saraki’el (Suriël of Sariel), betekent kerend tot G’d. Hij is aangesteld over de geesten die andere geesten overhaalden te zondigen.
Jerahme’el betekent G’d is mild. G’d stelde Jerahme’el over de wederopstanding en hoop op het eeuwig leven. Hij de aanklachten van satan over de mensheid.
Micha’ee is één van de 7 aartsengelen die als eerste is geschapen. Uit deze zeven blinken 4 eruit, die een zeer belangrijke positie innemen.

Micha’ee
Gavri’el
Rafa’el
Oeri’el
Van deze vier voornaamste aartsengelen, die om de troon van G’d staan omringt door de Ofariem, Cherubiem en de Chajjot, en als beschermengelen over de vier windstreken van de aarde functioneren, staat Micha’ee aan het hoofd. Micha’ee staat aan de rechterkant van G’ds Troon en Gavri’el aan de linker kant. Vier legers van engelen zingen lofliederen voor de Here en de die inzet is Micha’ee. Deze vier engelen staan aan het hoofd van de vier engelenkoren.

Deze vier aartsengelen worden ook aangehaald in het avondgebed. Het waren Micha’ee als de langste, lopend in het midden, Gavri’el, lopend de rechtkant van Micha’ee en Rafa’el, lopend aan de linkerkant van Micha’ee, die Awraham bezochten.

T.t.v. de Exodus, waren de stammen van Israël verdeeld over vier divisies. Iedere divisie had één van deze vier voornaamste aartsengelen aan het hoofd.

Micha’ee aan de oostzijde tegenover Levi
Rafa’el aan de westzijde tegenover Efraïm
Gavri’el aan de zuidkant tegenover Re’oeven (Ruben).
Oeri’el aan de noordkant tegenover Dan
Daarnaast staan de vier aartsengelen archetypisch voor de vier rivieren in het Hof van Eden:

Pison
Gihon
Tigris
Eufraat
Vanuit de Hemel behoeden zij de wereld van nog meer bloedvergiet.

Mica’el
Waar Mica’ele (wie is als G’d?) ook verschijnt, de Sjechinàh van G’d, Zijn Glorie, is met hem. Sterker nog, Mica’ele is de o­nderkoning van de Allerhoogste, Die hoog in de Hemelen gezeten is. Mica’el zou volgens rabbijnse bronnen nog veel meer goede en vooral heldhaftige zaken verricht hebben die wij uit de TeNaCH zouden kunnen halen. Mica’el zou Avraham hebben gered en heeft Sara beschermd tegen koning Abimelech. Mica’el zou hebben aangekondigd dat Sara een zoon zou baren en redde Lot van de vernietiging van Sodom. Ook redde hij Jitzak toen zijn vader Avraham in opdracht van HaSjem trachtte te offeren en redde hij Ja’akov in de baarmoeder van Rivqa toen Sama’el hem trachtte te doden.

Ja’akov heeft met Mica’el geworsteld. Volgens de Talmoed verschenen aan het breken van de dag koren engelen die Micha’ee riepen voor HaSjem te zingen: ‘Micha’ee, het uur van lofzingen voor de Heer is aangebroken’. Micha’ee smeekte Ja’akov het worstelen af te breken, want hij was bang dat hij door de engelen verbrand zou worden, omdat hij nu geen deel kon nemen aan het Hemelse koor. Toen Mica’el de heup van Ja’ akov verwondde, beschuldigde G’d Micha’ee dat hij een smet op G’ds knecht (Ja’akov) heeft aangebracht. Micha’ee wendde zich tot aartsengel Refa’el, die Ja’akovs wond genas. Toen heeft G’d Mica’el aangewezen als vorst van Israël, de verdediger en advocaat van Israël.

Micha’ee staat representatief voor water. Omdat sneeuw een element van water is, is Mica’el ook de Prins van de sneeuw . Ook is hij Prins van het zilver.

Mica’el, de vorst van Israël
Volgens de rabbijnen is Mica’el de verdediger van Israël sinds de tijd van de aartsvaderen. Uit diverse teksten uit de Talmoed mogen wij aannemen dat het Mica’el is waarvan wij vele heldhaftige daden in de Tora hebben kunnen lezen.

Mica’el vernietigende de legers van Sanherib, redde de Tempel toen Nebucadnessar in Israel kwam huishouden. Maar de zonde van het volk was zo groot, dat zijn inspanning geen effect meer had. “Mica’el, het volk heeft gezondigd”, sprak G’d. “Redt hen ten behoeve van de gelovige rest”, pleitte Mica’el. Ook Gavri’el pleitte mee. Omdat de Israëlieten gedoemd waren, zetten de engelen zichzelf aan om de Tempel in brand te steken.

De legende vertelt dat G’d Mica’el erop uit zond om Nebucadnessar naar Jeruzalem begeleiden om vervolgens het volk op een later tijdstip uit de ballingschap te redden. Geheel tegen de Bijbel is dit niet, in tegendeel, daar de TeNaCH duidelijk spreekt van het feit dat G’d Nebucadnessar op het zondige volk afstuurde.

Mica’el zal Israël tot het einde blijven verdedigen, echter dient Israël zich tot HaSjem te keren. Wanneer dit gebeurd, zal Mica’el in hun voordeel pleiten. Sama’el daarentegen zal zich uiteindelijk aan Mica’el o­nderwerpen.

Mica’el zal Israël bevrijden o­nder het juk van Edom en Rome, alleen zijn de rabbijnen niet over eens of we mogen verwachten dat Gavri’el hem komt helpen. Micha’ee zal Israël bevrijden van de goddeloze mensen.

Mica’el, de advocaat van de Joden
Als vorst van Israël, dient Mica’el volgens Danijêl 10:13 te strijden tegen de vorsten van andere landen. M.n. is zijn strijd tegen Sama’el, de aanklager, vernietiger, misleider en de engel des doods.

De strijd tussen Sama’el en Mica’el dateert van de tijd dat Sama’el uit de hemel werd gegooid en de in zijn val één de vleugels van Micha’ee trachtte vast te houden om hem mee te trekken in de val. Echter werd Micha’ee door G’d gered.

Ten tijde van Ester was Mica’el druk met het verdedigen. Hoe frequenter en hartstochtelijker Haman Israël aanklaagde, hoe frequenter en hartstochtelijker Mica’el Israel in de Hemel verdedigde. Het was Mica’el die koning Ahasveros herinnerde dat Mordechai nog iets van hem te goed had.

Mica’el als advocaat van Israël is heel o­njoods, omdat het Jodendom o­ns leert dat engelen geen bemiddelende wezens zijn tussen de mens en G’d. Maar doordat Mica’el een belangrijke plaatst heeft genomen binnen de Joodse liturgieën waar hij duidelijk voor de zaak Israël instaat, mogen wij dit zo wel laten staan. Echter bidt niet tot Mica’el of een andere engel, maar altijd rechtstreeks tot G’d.

Mica’elals leraar van Mosjé
Onderwijl Mica’el functioneerde als de advocaat van Israël, omdat satan het volk aanklaagde voor afgoderij, was het G’d Zelf Die Israël verdedigde toen Uzza, de beschermengel van Egypte Mica’el verzocht voor de Egyptenaren te pleiten. Mica’el leidde, volgens rabbijnse bronnen, het volk veertig jaren door de woestijn en hij werd de leraar van Mosjé, zodat de Israëlieten hem verschuldigd waren de Tora goed te kennen. De Books of the Jubilee zinspeelt dat door bemiddeling van Mica’el Mosjé de twee stenen platen zou hebben o­ntvangen.

Er wordt rekening mee gehouden dat Mica’el de ziel van Mosjé naar G’d bracht, juist omdat hij zijn leraar zou zijn geweest.

Mica’el als Hogepriester en de zeven Hemelen
Door het concept dat Mica’el de advocaat is van Israël, kwam men ook met het concept dat Mica’el wel eens de Hoge Priester van Israël kan zijn.

Volgens de Talmoed (Zeb. 62a; vergelijk met Men. 110a) zou Ez’ra Zeboel herkend hebben. Dat is de eerder genoemde 4e Hemel (Hemel: Sjama, wat hogere plaats betekent) van de 7 Hemelen (sommigen bronnen spreken over 10 Hemelen). De legende over het bestaan van de 7 Hemelen is gebaseerd op de reis van Jesjajahoe door de zeven Hemelen en het boek van Henoch.

Zeboel bevat het Hemels Jeruzalem, de Tempel en het altaar. Op dat altaar offert de Grote Prins Mica’el de offeranden.

Volgens een andere theorie zal deze heilige plek niet in de 4e, maar in Arabot plaats vinden. Hierin wordt Mica’el met Mal’ki-Tzedeq geïdentificeerd. …en de priester zal hem rein verklaren Wajjikra/Lev. 13:23. Tikkoen Zohar legt uit dat deze zin naar Mica’el verwijst, die representatief voor mildheid staat. Micha’ee is als Hogerpriester de standaard-drager van G’d. De instelling van de tienden wordt ook toegeschreven aan Micha’ee. Zijn plaats ligt met de stam van Levi in het oosten.

Mica’el als hoeder van de zielen
Met het oog op het aard van de offeranden, zegt de ene bron dat de offeranden rechtvaardige zielen zijn en de andere bron houdt het op vurige schapen. De eerste theorie is gebaseerd op de rol die Mica’el toebedeeld kreeg als Charon, de veerman van de doden. Deze theorie komt eerder in het Christendom voor dan in het Jodendom. Echter staat Mica’el in het Jodendom wel bekend als de hoeder van de rechtvaardige zielen. Echter schijnt Dewariem/Deut. Rabba 11:6 te melden dat Sama’el en Mica’el twistten over de ziel van Awraham. Mica’el staat daar met zijn engelenscharen om de zielen van de rechtvaardigen toegang tot het Hemelse Jeruzalem te verschaffen. Zijn functie is het openen van de poorten en het verdedigen van de rechtvaardigen.

Met de opstanding der doden zal Mica’el op zijn trompet blazen en de graven zullen open gaan en de lichamen van de rechtvaardigen zullen opstaan. Danijêl 12:1 zegt: Te dien tijde zal Mica’el opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk o­ntkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden. Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen o­ntwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen.

In de dagen dat de Mashiach komt, zal Mica’el en Gavri´el bij de ingang van het Paradijs staan om de rechtvaardigen in de Naam van Hasjem welkom te heten.

Berg van Mica’el
De woonplaats van Mica’el bevindt zich in de omgeving van de zeven bergen, tussen een bos geurige bomen. De hoogste berg van de zeven bergen wordt gezeten door de Eeuwige Zelf. Deze berg is niet toegankelijk voor de mensen tot de dag des Oordeels. Dan zullen de rechtvaardigen toegang tot deze berg hebben. Op deze Messiaanse tijdstip zal de Eeuwige aan Mica’el en Gavri’el de sleutels van de hel geven. Zij zullen de zielen van de onrechtvaardigen naar het Paradijs brengen.

Gavri’el
Ondanks Micha’ee en Gavri’el beiden aartsengelen zijn, wordt Micha’ee in Danijêl 12 de Grote Vorst, de Grote Prins, genoemd. Hij is de voornaamste en de meest gezaghebbende van de aartsengelen. Dit maakt gelijk duidelijk dat, o­ndanks Micha’ee en Gavri’el dezelfde soort engelen zijn (ook Gavri’el is een Grote Vorst: Grote Prins), Micha’ee hoger in de hiërarchie staat dan Gavri’el. De grootheid die Danijêl noemde, worden in latere Joodse bronnen omschreven als grootheid van gestalte. Micha’ee en Gavri’el werken vaak samen. Samen verdedigen zij Israël, bidden voor de gehele mensheid en bidden in het bijzonder dat Israël vrij komt van de gevangenschap waarin zij nu duizenden jaren leeft.

Zo-even spraken wij over de woning van van Micha’ee. Een andere traditie binnen het Jodendom gaat ervan uit dat Micha’ee’s woonplaats bij de eerste rivier, de Pison, ligt en Gavri’els woonplaats is dan van zelf sprekend de tweede rivier, de Gihon. Dit hebben we aan het begin van het hoofdstuk besproken. Micha’ee bezet de eerste plaats dichtbij G’d, o­ntvangt van de engelen de gebeden van mensen en overhandigt deze aan G’d. Deze positie maakt, volgens de Séfèr hazohar (Boek van de Glorie) van Micha’ee de metgezel van Metatron.

Gavri’el staat het dichts bij Micha’ee.
Gavri’el volgt in hiërarchie Micha’ee direct op. Als Prins van het vuur en goud, is hij ook gerelateerd aan het rijpen van het fruit. Gavri’el heeft ook vleugels, alleen wat Micha’ee in één vlucht kan doen qua afstand, doet Gavri’el in twee vluchten.

Gavri’el is de boodschapper van G’d die de Wil van G’d m.b.t. de wereld uitvoert. Gavri’el heeft gezag over de serpenten (waarschijnlijk wordt hiermee de Sefariem bedoeld) en over het Paradijs en de Cherubiem. Gavri’el en zijn andere drie compagnons namen de godenzonen, nefiliem, te grazen en gooiden hen in het vuur.

Zoals Micha’ee de zielen van de dode rechtvaardigen leidt naar het Hemels Jeruzalem, leidt Gavri’el zielen van de rechtvaardigen naar hun lichaam.

Gavri’el heeft veel gedaan. O.a. het volgende:
Satan, Sama’el, wilde graag Tamar om brengen, zodat haar nageslacht waaruit Dawied voort zou komen, verloren zou gaan. Hij zou alle bewijzen van haar o­nschuld verwijderd hebben. Gavri’el heeft alles weer hersteld. Gavri’el leerde volgens de Talmoed Joseef de zeventig talen van de wereld.

In voordeel van Israël, hinderde Gavri’el Nebucadnessar van het prijzen van G’d, nam vuur uit de hand van een Cherub en gooide dit op de Tempel en de stad. Hij plaatste een inktvlek op het voorhoofd van de rechtvaardigen en bloed op die van de o­nrechtvaardigen. Ga door de stad Jeruzalem. Breng een teken aan op het voorhoofd van ieder die zucht en steunt omdat hij gebukt gaat o­nder al het afschuwelijke in deze stad.’ Jechezk’el/Ezechiël 9:4

Gavri´el zou koning Vasti beïnvloed hebben door zichzelf niet als keurwaar aan te bieden op koning Ahasveros’ feest, waardoor Ahasveros haar van haar koninklijke waardigheid moest o­ntheffen. Hierdoor zou Gavri´el ook de vrouwenselectie voor een nieuwe koningin op gang hebben gezet, waardoor Ester in het paleis terecht zou komen en uiteindelijk gekozen werd als de nieuwe koningin.

Uit Ez’ra 4:7 e.v. mogen wij opmaken dat koning Ahasveros niets te horen kreeg dat Mordechaj, de oom van Ester, degene was die de koning redde. Deze verwijdering zou door Gavri´el herschreven zijn, zodat de koning dit gedwongen feit uiteindelijk toch te horen kreeg. Enz.

Gavri’el bemiddelt in voordeel van de mensheid.

Rafa’el
De naam van deze aartsengel staat voor genezen van ziekten en wonden, zelfs van de kwaadaardigen.

Rafa’el is één van de zeven aartsengelen die gebeden voor G’d brengt en de uitverkorenen zegent. Hij is ook één van de vier meerdere van deze zeven eerder genoemde aartsengelen. Het schijnt dat Mosje door zes van de zeven aartsengelen begraven zou zijn. Rafa’el was degene die daar niet aanwezig zou zijn.

Rafa’el is de degene die geheimen openbaar maakt. Hij kan, net als iedere engel, iedere verschijning aan nemen wat hij wenst. Als hoofd van de Ofaniem, Rafe’el draagt een plaat op zijn borst met daarop de Naam van G’d geschreven.

Volgens post-Talmoedische bronnen maakt Rafa’el gebruik van de Gematria, de Joodse getallenleer.

Oeri’el
Oeri’el (G’d is Licht) de Prins van engelen en Tartarus. Tartarus is de o­nderwereld, een grote wereld o­nder de aarde waar alles treurig is. De afstand tussen de aarde en de o­nderwereld is net zo groot als de afstand tussen de aarde en de Hemel. In deze wereld leven de geesten van de gestorvenen voort.

Oeri’el is de engel van de donder en de aardbeving en koper. Via Oeri’el verzoent G’d Zich met Zijn volk Israël en geeft Hij licht in hun wereld.

Metatron
“He is the most excellent of all the heavenly host, and the guide [Meṭaṭron] to all the treasuries of my [G’d]”

(Hebreeuwse Boek van Henoch II 117)

Metatron (van metator; gids) is uitsluitend te vinden in Joodse literatuur. Hij staat in het Jodendom bekend als de Engel des HEEREN.

Maar indien gij er niet naar horen wilt, zal mijn ziel in het verborgene moeten wenen om de trots en mijn oog bitter schreien, ja van tranen vloeien, omdat de kudde des Heren is weggevoerd. Jermijahoe/Jeremia 13:17. Toen G’d huilde over de vernietiging van de Tempel, viel Metratron op zijn gezicht en zeide: ‘Ik zal wenen, maar ween Gij niet’. G’d antwoordde: ‘Als gij niet wilt lijden door mijn geween, Ik zal daarheen gaan waar gij niet komt, en daar zal Ik treuren’.

Metatron zou de Tetragrammaton van G’d dragen. Dit idee komt van Sjemot/Ex. 23:21: Zie, Ik zend een engel voor uw aangezicht, om u te bewaren op de weg en om u te brengen naar de plaats, die Ik bereid heb. Neem u voor hem in acht en luister naar hem, wees tegen hem niet wederspannig, want hij zal uw overtredingen niet vergeven, want Mijn naam is in hem. Andere bronnen melden overigens dat Micha’ee deze engel was. Metatron zou daarnaast de link zijn tussen G’d en de mensheid. Een soort bemiddelaar.

Mosje smeekte Metatron tussen hem en G’d te bemiddelen, zodat hij niet zou sterven. Echter Metatron had de teleurstellende mededeling dat hij de woorden achter de sluier hoorde: ‘Zijn gebeden zullen niet beantwoord worden’.

Toen G’d rouwde om de dood van Mosje, viel Metatron voor Hem en troostte Hem en toen Mosje doodging, Metatron en drie andere engelen (de Prinsen van Wijsheid) droegen hem. Te vroegere commentatoren identificeerde de Prins van de wereld als Metatron.

G’d instrueerde de eerste 25% van de dag de Israëlieten in de Tora en Metatron nam deze taak over voor de rest van de dag. Metatron beheert volgens de Kabbalah de Chajjot hakodesj en wordt ook de engel van Aanwezigheid genoemd en Prins van de dienende engelen.

Volgens de Kabbalistische Zohar, komt niet Micha’ee direct o­nder G’d, maar Metatron. In Joodse geschriften staat Metatron bekend degene die Henochs rol vervuld in de Apocriefe geschriften. Nadat Henoch opvaarde naar de Hemel, zou G’d hem veranderd zou hebben in deze gedienstige geest. Hij is de hoofdpersonages in de boeken van Henoch. Hij zou ook de Hemelse schrijver geweest zijn, maar ergens anders wordt hij weer Micha’ee genoemd. Dit wordt verklaard met het feit dat sommige bronnen Micha’ee en Metatron als elkanders substitutionele namen benoemen. O­ndertussen zou Metatron getuigen zijn van de zonden van de mensheid.

Echter dienen wij erbij te vermelden ook in dit geval andere Talmoedische geleerden niet altijd onderling mee eens zijn of Metatron Henoch zou zijn.

Sandalfon
Sandalfon wordt geschetst als de “tweelingbroer” van Metatron en zijn volgens sommige bronnen de jonge jongens uit Bereesjiet/Genesis 48:16: de Engel, die mij verlost heeft uit alle nood, zegene deze jongelingen, zodat in hen mijn naam en die van mijn vaderen Abraham en Isaak voortleven en zij in menigte mogen toenemen in het land.

Sandalfon is een van de oudste engelen in de Merkavàh mystiek. De Ofan die genoemd wordt in Jechezk’el/Ezechiël 1:16 wordt Sandalfon genoemd. Hij is een engel die op de aarde staat en zijn hoofd omhoog richt tot de Chajjot (de engelen met dierlijke vormen). Hij is groter dan zijn maten, door de lengte van een reis van 500 jaar. Hij maakt kronen voor Zijn Schepper. Deze kronen op het hoofd van de Almachtige vormen de symbolen van de lofprijzingen van de verschillende engelen.

Toen Mosje overleed, zou engel Hadarni’el hem naar de Hemel geleid hebben tot aan het vuur van Sandalfon. Voor dat vuur bleef hij staan, omdat hij bang was voor dat vuur. Mosje zelf was zo bang voor het uiterlijke vertoon van het vuur, dat G’d Zichzelf voor het vuur plaatste om hem te beschermen. Sandalfon is het meest woeste vuur, hij heeft zijn plaats vlakbij de Eeuwige, geprezen is Hij, in de 7e zaal. Hij brengt de gebeden van de mensheid voor G’d. Bepaalde krachten zijn hem toevertrouwd. Hij is aangesteld over de mensheid en de maand Adar (februari/maart) en over de Sjofarblazers op Rosj Hasjana. Kabbalist Mosje Cordovero identificeerde Sandalfon met de profeet Elijahoe. Net als Henoch is hij nooit gestorven, maar middels Hemelvaart uit deze wereld opgenomen.

Wellicht wordt Sandalfon verklaard in Elisja ben Avoejah’s (Acher) opmerking toen hij Metatron aanschouwd zou hebben: ‘Misschien zijn er twee krachten’. Anderzijds wordt met deze opmerking gezinspeeld dat Elisja Avoejah bedoelde dat Metatron de “mindere” G’ddelijke identiteit van de Allerhoogste is.

Bronnen
Naslagwerken en (Talmoedische o.a.) bronnen:
Joodse encyclopedie
Midrasj Pirke R. El. Xxvi
The Midrasj Abkir (l.c. 132)
The Midrasj Abkir Yalk Ex. 241
Bereesjit Rabba 50:2; 65
Zohar Jitro 82a
Awot de Rabbi Natan 31:3
BT N’dariem 49a
Midrasj Tahoema, ed. Buber, 139
BT Berachot 51a; 62b
Avodah Zara 5a
Sanhedrin 93a, 95b
Chagiega 12b; 13b; 16a
Sotah 36b
Soekka 29a
Sefer ha-Atzmim van Abraham ibn Ezra
Baruch Apoc. Ethiopic
Book of Jubilees
Israël dient enkel de Eeuwige van Wiesje de Lange in Profetische Perspectief nummer 29 februari 2001
Engelen en machten van Rabbijn Evers in Profetische Perspectief nummer 29 februari 2001
Betekenis van de Tempelberg voor het Joodse volk van Rabbijn Evers in Profetisch Perspectief nummer 38 zomer 2003
Parasja Sjabbat Wajéra, 15 november 2003 door Rabbijn Cohen
Bnei Baruch wereld academie voor de Kabbala
Demons by Rabbi Geoffrey W. Dennis
Cd-covers Vision Divine “Vision Divine” en “Stream Of Consciousness”

©FAQ-online 2004