Wat is een Joodse vertaling?

Geschreven door Dayan mr. Drs. R. Evers

Met het boek Sjemot (Exodus) begint de geschiedenis van de Joden in de Egyptische ballingschap. Volgens de traditie kon het Joodse volk zijn identiteit bewaren doordat men zijn eigen kleding behield, geen vreemde namen aannam, men eensgezind was en elkaar niet aangaf bij de overheid en zijn eigen taal bleef spreken. Taal is een belangrijk nationaal bindmiddel maar het Hebreeuws heeft veel diepere betekenislagen, die verloren gaan bij vertaling.
Taal en religie lopen dooréén en worden door binnen het traditionele Jodendom beleefd als een onverbrekelijke eenheid. Het Hebreeuws betekent voor ons meer dan alleen een communicatiemiddel. In de Joodse codex, de Sjoelchan Aroech, wordt deze taal als zodanig intrinsieke kedoesja – heiligheid – toegekend, omdat het Hebreeuws het medium van informatieoverdracht tussen G’d en mens is geworden en volgens de Midrasj deze functie al direct na de Beri’a – Schepping – vervulde. Ook Adam sprak Hebreeuws. Het is onze taak te voorkomen, dat ook het Hebreeuws assimileert. Het mag geen gewone taal worden als alle andere talen. Een ware linguïst is niet alleen verantwoordelijk voor het behoud van formeeltechnische linguïstiek; hij wordt geacht ook de inhoudelijke rijkdom en culturele implicaties van de taal aan zijn gehoor over te dragen. Het Hebreeuws biedt zijn beoefenaar juist in dit aspect ongekende mogelijkheden. Veel meer dan andere talen. Het is deze eigenheid van het Hebreeuws, dat in het onderwijs voorop moet staan. Vaak maken wij in de gola – diaspora – gebruik van de landstaal bij het leren van Tora. Blijft het joodse karakter van de Tora behouden bij gebruik van een (joodse) Bijbelvertaling?

Specifiek Joodse vertaling?
De vraag wat een Bijbelvertaling nu specifiek joods maakt, houdt de kampen verdeeld. Sommigen leggen de nadruk op de brontekst: een joodse vertaling sluit volledig aan bij de overgeleverde Hebreeuwse tekst, de zogenaamde Masoretische tekst. Dit is op zich een belangrijk punt omdat christelijke vertalers ook andere bronnen gebruiken, zoals de Septuaginta, de Vulgata en ook wel de Dode Zeerollen. Sommige vertalers bestaan het zelfs om tekstuele verbeteringen aan te brengen, die in strijd zijn met de overlevering. Het hoeft geen betoog dat dit geen joodse benadering is. Anderen zien een joodse vertaling als een sociologisch gegeven: een vertaling is joods wanneer deze door joden en voor joden is gemaakt. Een derde groep vindt een vertaling joods wanneer het taalkundig als joods overkomt. Het joodse karakter komt dan tot uitdrukking in een speciaal vocabulaire, dat (oorspronkelijk) alleen door joden werd gebruikt. De Nederlandse Dasbergvertaling (1970) is hier een typisch voorbeeld van. Dasberg geeft joodse eigennamen en technische termen in de Hebreeuwse vorm weer en niet in het verbasterde Vlaamse woordgebruik. Mosjé blijft Mosjé en wordt geen Mozes. Pesach, Omer en Jom Hakippoeriem blijven gewoon staan.

Uiterlijk versus innerlijk
Mijn bezwaar tegen deze drie zienswijzen is dat ze slechts aan de buitenkant joods zijn. Het joodse karakter van de Bijbelbenadering klinkt in de inhoud van de vertaling niet door. Een vierde standpunt zou men ‘exegetisch’ kunnen noemen. Een vertaling is uitlegkundig joods wanneer in de vertaling een specifiek joodse uitleg doorklinkt. Vertalen is verklaren en ‘joods’ zijn dan de interpretaties van Tenach, die uit de Midrasj en Talmoed stammen. Dit was altijd de traditionele wijze van vertalen, die wij terugvinden in de verschillende targoemiem (vertalingen) in het Aramees, die nog voor de Middeleeuwen in Israël en Babylonië tot stand kwamen, zoals de targoem Jonatan en die van Onkelos. Ook de Arabische vertaling van Sa’adja Gaon uit de tiende eeuw is hier een voorbeeld van. Het probleem hierbij is dat in één vertaling slechts één uitleg kan meeklinken. In tegenstelling tot de joodse wetgeving waar wel een duidelijke meerderheidsopinie bestaat, is er echter op het gebied van de uitlegkunde zelden een duidelijke joodse meerderheid te vinden zodat een vertaling altijd moet selecteren. Een vijfde benadering, die ik zelf voorsta, zou religieus ideologisch genoemd kunnen worden. Ik vind een Bijbelvertaling pas joods wanneer de vertaling de doelstellingen van Tenach zo veel mogelijk dient en de betekenisstructuur, zoals die oorspronkelijk bedoeld was, geen geweld aandoet. Tenach is geen waardevrij gegeven en een formele, puur technische vertaling zonder te letten op de joodse achtergrond is een vrijbrief voor onjoodse uitleg. Een joodse vertaling moet dit euvel voorkomen.

Vertaling is verschraling
Een bekend Italiaans gezegde luidt ‘Traduttore, traditore’ vertaling is verraad. Sec vertalen valt eigenlijk buiten de traditioneel joodse benadering van de Tora. Het orthodoxe jodendom ziet de Tora als een beknopt dictaat, waarbij kennis van de achterliggende bedoeling van de ‘Tora Auteur’ de inhoudelijke betekenis van de tekst bepaalt. In de joodse traditie vormt de Toratekst geen zelfstandig gegeven. Wij lezen de Tora door de bril van de Mondelinge Leer, de Misjna en Talmoed. In feite was de letterlijke vertaling nooit bepalend voor de betekenis van de Tora. Een kort voorbeeld zal dit verduidelijken: de Tora stelt onomwonden ‘oog om oog, tand om tand’. Op grond van deze tekst, die door niet joden gelezen wordt als het recht van de strikte vergelding, is het jodendom in de loop der eeuwen een barbaarse wreedheid aangewreven, die in schril contrast stond tot de christelijke leer van naastenliefde en genade. De waarheid is echter dat de Rabbijnse traditie in ‘oog om oog, tand om tand’ nooit anders dan slechts een schadevergoedingsplicht heeft gelezen; wanneer men iemand een oog uitslaat, moet men de schade financieel vergoeden. ‘Oog om oog’ betekent dus ‘een uitgeslagen oog moet vergoed worden met de waarde van dat oog’. De letterlijke vertaling van dit vers heeft het aanzien van de joodse religie veel schade berokkend. Bij een joodse vertaling moet dus rekening worden gehouden met de lezende traditie, die zijn weerslag moet vinden ook in een ‘letterlijke’ vertaling naar de ontvangende taal.

Tora betekent levensleer
Verschraling is slechts een gering probleem; veel ernstiger vind ik dat Bijbelvertalingen vaak overkomen als onrealistisch, weinig praktisch en nauwelijks relevant. De Tora wil ook de moderne mens aanspreken en ingrijpen in de moderne actualiteit. Behalve dat ouderwetse woorden als genade, kastijden, hovaardigen en zwelligheidsbewerkers vermeden moeten worden omdat niemand ze meer begrijpt, moeten moderne begrippen in de Bijbeltekst terug te vinden zijn. Zolang dit niet gebeurt, doen wij de Bijbel onrecht en dat is erger dan alleen verschraling. De lezer krijgt al snel de indruk, dat de Bijbel niet meer van deze tijd is. ‘Jom Kippoer’ vertalen als Grote Verzoendag is een lachertje. Het moet nu luiden ‘dag, waarop men werkt aan een relatieverdieping tot G’d’. Met het oog op het feminisme zou de vertaling van het woord ‘iesja’ als ‘mannin’ in plaats van het nietszeggende ‘vrouw’ wel eens een eye opener kunnen zij voor het Bijbelse denken omtrent de relatie man vrouw als complementair en niet zozeer als één van ondergeschiktheid en minderwaardigheid. ‘Opdat u uw ogen en hart niet ontuchtig zoudt volgen’ is in moderne terminologie ‘reken of met uw dirty mind’. Genesis 2:3 lezen we elke vrijdagavond. Daar staat, dat ‘G’d de wereld schiep la’asot’ letterlijk om te doen. Opperrabbijn A.S.Onderwijzer (1895) vertaalt hier weinig betekenisvol ‘Dat G’d bij het maken had geschapen’ en Dasberg geeft het als volgt weer ‘Dat Hij als Schepper had verricht’. In de Midrasjliteratuur wordt ‘la’asot’ vertaald als verbeteren: G’d schiep de wereld om deze te verbeteren, hetgeen de moderne mens veel meer aanspreekt omdat het de gedachte van tikoen olam – ingrijpen ter verbetering van het leefmilieu – verwoordt. Waar het om gaat is, dat de Tora zelfs voor de oppervlakkige lezer niet mag verworden tot een achtenswaardige stem uit het verleden, die geen actuele waarde meer heeft.

Misbruik
Een letterlijke vertaling vormt vaak aanleiding tot misbruik van Bijbelteksten. De Talmoed (500 n.d.g.j.) maakt ons reeds attent op dit vertaalprobleem. In tractaat Sofriem (hoofdstuk 1) wordt vermeld dat de dag waarop de Tora in het Grieks werd vertaald dit geschiedde in de derde eeuw v.d.g.j. even noodlottig was voor het joodse volk als de dag waarop het gouden kalf werd gemaakt. Ptolemeus II, een Egyptische koning die na de dood van Alexander de Grote (332 323) over het joodse land heerste, bemerkte eens dat in zijn Alexandrijnse bibliotheek alle gewijde boeken van de antieke volken aanwezig waren maar dat een Tora vertaling ontbrak. Hij ontbood toen 72 Schriftgeleerden en gaf hen de opdracht om de Tora in het Grieks te vertalen. Iedere geleerde kreeg een aparte woning toegewezen om onderling contact te voorkomen. Toen de resultaten gereed waren, bleek dat allen tot een volledig identiek vertaalresultaat waren gekomen. Volgens de Talmoed (B.T. Megilla 9b) was dit het gevolg van G’ddelijke inspiratie omdat een letterlijke vertaling tot misbruik en misverstand zou leiden. Zo werd het openingsvers van de Tora ‘Bereesjiet bara Elokiem’ In het begin schiep G’d, vertaald alsof er stond ‘Elokiem bara bereesjiet’ G’d schiep in het begin opdat de lezers niet tot de fout zouden vervallen, dat er een wezen, Bereesjiet genaamd, voor G’d geweest zou zijn, dat G’d geschapen zou hebben. Genesis 1:26 ‘Laat Ons een mens maken naar Ons beeld en naar Onze gelijkenis’ werd in het enkelvoud vertaald opdat niemand zou kunnen menen dat het Opperwezen meervoudig of lichamelijk is. De vertaling van de 72 geleerden kreeg de naam Septuaginta (zeventig). Sindsdien is de Tora in vrijwel alle talen vertaald en voor iedereen toegankelijk geworden. Maar een letterlijke vertaling alleen, zonder toelichting van de bedoeling van de Tora Wetgever, blijft gevaarlijk omdat het leidt tot misverstanden en religieus misbruik. Benadering van G’d door een vertaalde en niet nader toegelichte Tora, verhoudt zich tot de levende Tora als een gouden beeld zich verhoudt tot de profeet Mozes.

Doel en structuur
Een vertaling moet passen in het doel en de structuur van de Tora, die in de Tora zelf nota bene worden aangegeven, In de Tora wordt duidelijk gesteld, dat wij moeten geloven in G’d en Zijn profeten, dat wij constant bezig moeten zijn met de bestudering van de Tora, dat de Tora onveranderlijk is, er niets afgehaald mag worden en niets aan mag worden toegevoegd, dat de Tora voor alle latere geslachten bedoeld is, dat het joodse volk een zeer speciale positie inneemt en dat de wetsbepalingen van de Tora moeten worden uitgelegd en worden toegepast.
Het feit alleen al dat Tenach het Oude Testament wordt genoemd, is een aanfluiting. Het impliceert namelijk dat er een nieuwe Tora is gegeven hetgeen in strijd is met de gedachte dat de Tora onveranderlijk is en er niets aan mag worden toegevoegd. Het woord Testament is ook nodig aan herziening toe omdat testament in het moderne spraakgebruik inhoudt, dat degene die het testament gemaakt heeft reeds overleden is; dit is duidelijk in strijd met het hoofdprincipe van de Tora. Bundeling van het Oude en het Nieuwe Testament, en met name de vele referenties over en weer die in katholieke Bijbels staan bijgedrukt, vestigt in sterke mate de indruk dat het Oude Testament slechts een prelude vormt op hét Nieuwe en als spoorboekje daartoe dient. Wederom een duidelijk verwijzing naar de substitutieleer, die stelt dat de plaats van het joodse volk door het christendom is ingenomen.

De menselijke factor
Overeenstemming tussen joden en christenen over een Bijbelvertaling acht ik reeds daarom niet mogelijk omdat Tenach voor beide groeperingen een geheel andere betekenis heeft. Voor christenen heeft de tekst geen praktische betekenis en dat geeft een totaal ander beeld. Dit is een kwestie van de menselijke factor bij informatieverwerking. Iedere vertaling is doelgroepsgebonden omdat iedere groep gelovigen de tekst bewust of onbewust – vanuit een cultuurpatroon van voortgezette leeservaring tot zich laat komen. Joden doen aan praktijkgerichte close reading waarbij ieder woord en in het Hebreeuws zelfs iedere letter een diepere betekenis heeft. Christenen lezen de Tora globaler, meer theoretisch en filosofisch. Een orthodoxe Jood benadert de tekst meer vanuit een juridisch denkkader terwijl een gelovig christen de tekst meer emotioneel en symbolisch tot zich zal nemen, A1 deze facetten van de `menselijke ontvanger’ drukken hun stempel op een vertaling. Een vertaling dient in sterke mate rekening te houden met de manier waarop de gegevens worden verwerkt. De wijze van informatieverwerking verschilt per tijdvak, plaats, cultuurvorm en persoonlijke levensgeschiedenis.
Alleen wanneer wij met al deze factoren rekening houden kan de Tora haar plaats als levensgids in de moderne realiteit weer innemen. De Tora is voor leer en leven, hetgeen met een enkele vertaling nooit bereikt kan worden.

©Dayan mr. drs. R. Evers