De Geloofspunten voor Joden en Bnej Noach [niet-Joden]

Bron: Jodendom-online

Niet-Joden hebben van Hasjem ook een doel en dat is nauwkeurige naleving van de Zeven Noachitische Wetten. Deze Wetten worden ook wel de Universele Wetten genoemd.

De Zeven Universele Wetten zijn:
1. Birkat Hasjem [Hasjems Naam heiligen]: Verbod op blasfemie [Bereesjiet /Gen. 3:1] 2. Avodah Zarah: Verbod op het aanbidden van afgoden [Bereesjiet /Gen. 3:5] 3. Giloej arajot: Verbod op immorele seksuele daden [Bereesjiet /Gen. 6:1-4] 4. Sjefichoet damiem: Verbod op moord [Bereesjiet /Gen. 4:8] 5. Gezel: Verbod op stelen [Bereesjiet /Gen. 3:6] 6. Ever Min Ha’chai: Verbod op het eten van vlees van een dier terwijl het nog leeft [niet kwellen][Bereesjiet /Gen. 9:3-4] 7. Hadiniem l’jisjoevo sjel olam: Gebod om rechtssystemen op te zetten [Bereesjiet /Gen. 6:5-7].

Veel Ben Noachieden denken dat het bij deze zeven verboden ‘het’ stopt. Niets minder waar. Het zijn net als de Tien Woorden dat Hasjem middels Mosje aan Bnej Jisrael heeft gegeven, categorieën van maar liefst 30 regels. Deze zijn allemaal gebaseerd op Chullin 92a [zie artikel op aanvraag “Toraverplichtingen van de Bnej Noach”. Maak hiervoor gebruik van onze contactformulier].

Wat betekent dit concreet?
1. Het aanvaarden van deze specifieke Zeven Noachitische Geboden die de RaMBaM opsomt in Melachim uMilchamot 9:1.
2. Precieze naleving van deze Zeven Wetten. Deze zijn – nogmaals – uitgewerkt in שלשים מצות שקבלו עליהם בני נח [dertig mitswot die alle Bnej Noach hebben ontvangen volgens Chullin 92a].
3. Deze aanvaarding en precieze naleving is omdat je als niet-Jood gelooft dat deze Zeven Noachitische Wetten zijn opgedragen door Hasjem middels Zijn Tora.
4. Deze aanvaarding en precieze naleving is dus vacant omdat G’d het Joodse volk door Zijn profeet Mosje over deze mitswot heeft geïnformeerd en dat aan de nakomelingen van Noach al eerder zijn opgedragen [door Noach en Sjem als profeten van G’d] om deze na te leven. Met andere woorden, het Joodse volk moeten aan de gojiem getuigen dat Hasjem de nakomelingen van Noach heeft opgedragen deze Zeven Wetten te houden [Sjmot/Ex. 24:3,7 en 8].
5. De bovenstaande stellingen veronderstellen het geloof in het bestaan van de enige echte heilige G’d.
6. De bovenstaande stellingen veronderstellen G’ds unieke eenheid en heiligheid [die is opgenomen in de aanvaarding van de Noachitische verbod op afgoderij].
7. De bovenstaande stellingen veronderstellen het geloof in profetie.
8. De bovenstaande stellingen veronderstellen in het geloof in de profetie van Mosje.
9. De bovenstaande stellingen veronderstellen het geloof dat de Geschreven en de Mondelinge Tora van Mosje beide van Hasjem komen.

De Dertien Geloofspunten [Sjlosjah-Asar Ikkariem] voor Bnej Jisrael en Bnej Noach
De “Dertien Geloofspunten” [Sjlosjah-Asar Ikkariem] zijn de dertien essentiële overtuigingen van de heilige Tora. Deze beginselen zijn door de RaMBaM als fundament van het Jodendom ontwikkeld. Met andere woorden, als een Jood de waarheid van een van deze dertien beginselen ontkent – chas wesjalom – dan heeft hij als Jood zich uitgesloten van het aanvaarden van zijn ware Joodse identiteit [omdat een Jood alleen als zodanig bestaat, zoals hij zodanig in G’ds Tora wordt gedefinieerd].

De Sjlosjah-Asar Ikkariem zijn:
1. Het feit dat G’d [Hasjem] bestaat
2. Het feit dat Hasjem Een en Uniek is
3. Het feit dat Hasjem geen lichaam heeft
4. Het feit dat Hasjem Eeuwig is
5. Dat jij alleen jouw gebeden tot Hasjem mag richten
Kortom: Geloof in de Eenheid en Enkelvoud van de Almachtige.

6. De waarheid van profetie
7. De waarheid van de profetie van Mosje
8. Het feit dat de gehele Tora die wij nu hebben – zowel Mondeling als Geschreven – door Mosje gegeven zijn
9. De eeuwigheid en onveranderlijkheid van de Tora
Kortom: Geloof in de universele en eeuwige waarheid als uitdrukking van G’ds wil.

10. Het feit dat Hasjem alle daden en gedachten van ieder mens weet
11. De realiteit van beloning en straf
12. Het feit dat de Mosjiach zal komen
13. Het feit dat er een Opstanding van de Doden zal zijn.
Kortom: Geloof dat beloning en straf gebaseerd is op ieders gedrag.

De vraag of Bnej Noach überhaupt aan deze Dertien Geloofspunten moeten houden, is volgens Rabbi Moshe Weiner, auteur van de Divine Code, duidelijk. Hoewel de eerder genoemde negen punten [of voorwaarden voor een Ben Noach] correct zijn, zijn zij minder volledig dan de Dertien Geloofspunten zelf. Zo geeft hij punt twee [Precieze naleving van deze Zeven Wetten] als voorbeeld dat deze geen principe van geloof is. Hij is onder andere van mening dat de Dertien Geloofspunten ook voor niet-Joden gelden, omdat zij allen uit de RaMBaM’s “Yesodei Hatorah” [Fundamentele Principes van de Tora] komen. Yesodei Hatorah an sich geldt voor zowel Joden als niet-Joden.

Zowel Joden als niet-Joden worden door G’d bevolen. De opdracht [de essentie van een dergelijk bevel-verbinding] tussen G’d en een persoon zijn in principe één. Als de Dertien Geloofspunten het fundament is van het Jodendom, dan moet deze inderdaad ook voor Bnej Noach gelden, omdat Bnej Noach het Jodendom ook als de religie van Hasjem naar de Joden erkennen. Ene kan de andere dus niet uitsluiten. De basisprincipes zijn dus de acceptatie van de Enige ware G’d, dat G’d betrokken is bij de mensheid en hen geboden heeft gegeven, dat G’d beloont en straft gelang iemands daden, dat G’d Zichzelf aan de mensheid verbindt door middel van profetie en tot slot dat G’d de geboden via de Tora heeft gegeven en deze voor eeuwig geldend is. Dit betekent concreet dat er niets van afgehaald noch toegevoegd mag worden. Via de Geloofspunten maak je een verbinding met het Joodse volk en de G’ d van de Joden en wel op de juiste manier. Een wáre Noachiet kan niet anders dan hierin geloven en deze toe te passen.

De Dertien Geloofspunten uitgewerkt
Klik op de nummers voor nadere uitleg.

1. Ik geloof in volmaakt geloof, dat G’d de Schepper en Bestuurder is van alle schepselen en dat Hij alleen al het geschapene gemaakt heeft, maakt en zal maken.

2. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de Schepper enig is, dat niets zo eenheid is als Hij, op welke wijze dan ook en dat Hij alleen onze G’d is, die was, is en zal zijn.

3. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de Schepper geen lichaam is, dat Hem geen lichamelijke toestanden treffen kunnen en dat van Hem generlei voorstelling denkbaar is.

4. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de Schepper voor alles bestaan heeft en na alles zal blijven bestaan.

5. Ik geloof in volmaakt geloof, dat alleen de Schepper aanbeden mag worden en dat het niet geoorloofd is iets anders, buiten Hem te aanbidden.

6. Ik geloof in volmaakt geloof, dat alle woorden van de profeten waar zijn.

7. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de profetie van onze leraar Mosje waar was en dat hij de vader was onder de profeten, die voor hem geleefd hebben en die na hem gekomen zijn.

8. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de hele Leer, die wij nu bezitten, dezelfde is die aan onze leraar Mosje gegeven werd.

9. Ik geloof in volmaakt geloof, dat deze Leer niet veranderd zal worden en geen andere Leer van de Schepper zal uitgaan.

10. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de Schepper elke daad van de mensen en al hun gedachten kent, zoals er geschreven staat:”Hij, die alle harten vormt, die let op al hun daden”.

11. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de Schepper goeds bewijst aan hen, die Zijn geboden in acht nemen en hen straft, die ze overtreden.

12. Ik geloof in volmaakt geloof in de komst van de Messias; en ook wanneer Hij lang op zich laat wachten, verwacht ik niettemin iedere dag, dat hij zal komen.

13. Ik geloof in volmaakt geloof, dat de herleving van de doden zal plaatsvinden op een tijdstip, dat G’d goeddunkt.

Ik geloof in volmaakt geloof, dat G’d de Schepper en Bestuurder is van alle schepselen en dat Hij alleen al het geschapene gemaakt heeft, maakt en zal maken.

Commentaar op de Misjnah [R’Kaplan]

Eerste principe heeft te maken met het geloof in het bestaan van G’d. Er is een Wezen Die in alle mogelijke opzichten perfect is. Hij is de ultieme Veroorzaker van al het bestaan. Al het bestaan is afhankelijk van Hem en tappen – als het ware – hun bestaan van Hem af. Als we ons zouden kunnen voorstellen dat niet anders zou bestaan, zelfs dan nog stopt Hij niet met bestaan. Zijn bestaan zal dan in geen enkel opzichten verminderen [Sjmot/Ex. 20:2].

Code, Fundamentele Principes van de Tora [Yesodei Hatorah]

Hasjem stopt niet met bestaan wanneer al het bestaan ophoudt met het bestaan, omdat alles afhankelijk is van Hem. Maar in geen enkel opzichte is Hij afhankelijk van ons en van al het bestaan.

Code, Tesjoeva [Yad, Tshuvah]

Er bestaan vijf categorieën van een ongelovige [Min]

I. Iemand die zegt dat er geen G’d bestaat en de wereld geen Meester heeft.

Ik geloof in volmaakt geloof, dat de Schepper enig is, dat niets zo eenheid is als Hij, op welke wijze dan ook en dat Hij alleen onze G’d is, die was, is en zal zijn.

Commentaar op de Misjnah [R’Kaplan]

Tweede principe heeft te maken met de Eenheid van G’d. Wij geloven dat de Veroorzaker van al het bestaan Een is. Hij is niet één zoals een onderdeel van een paar of onderdeel van een groep organismen. Hij is ook niet zoals een ding die je weer kan opdelen in een aantal elementen. Hij is zelfs niet zoals het simpelste ding, want ook dat is oneindig deelbaar. G’d is Een op een unieke manier. Er bestaat geen Eenheid zoals Hij [Dwariem/Deut. 6:4].

Code, Fundamentele Principes van de Tora [Yesodei Hatorah]

Zijn Eenheid is absoluut uniek. Als er meerdere goden zouden bestaan, dan zouden zij lichamen en een fysieke bestaan moeten hebben. Dit omdat soortgelijke dingen alleen apart gezet kunnen worden [van de rest] door hun fysieke kwaliteiten. Als G’d fysiek zou zijn, dan zou Hij – chas wesjalom – eindig zijn. Dit omdat het onmogelijk is om oneindig en fysiek te zijn.

Code, Tesjoeva [Yad, Tshuvah]

Er bestaan vijf categorieën van een ongelovige [Min].

II. Iemand die weliswaar toegeeft dat de wereld een Meester heeft, maar dat er twee of meer van bestaan.

Ik geloof in volmaakt geloof, dat de Schepper geen lichaam is, dat Hemgeen lichamelijke toestanden treffen kunnen en dat van Hem generlei voorstelling denkbaar is.

Commentaar op de Misjnah [R’Kaplan]

Derde principe is dat Hasjem volledig niet fysiek is. Zijn Eenheid is niet lichamelijk noch een fysieke kracht. Daarom kunnen we niet zeggen dat G’d Zich beweegt, rust of op een bepaalde plek leeft.

Code, Fundamentele Principes van de Tora [Yesodei Hatorah]

Onze kennis is niet hetzelfde als onze identiteit. Maar bij Hasjem is Hij zowel Zijn kennis als Zijn Wezen tegelijk. Deze zijn Een. Hij is de Kenner [hetgeen dat bekend wordt] en de Kennis Zelf. Daar wordt het als volgt uitgelegd.

Chochmah [wijsheid] en Binah [inzicht] werken bij ons niet op één moment, maar op volgorde [Chochmah naar Binah: een flits van een idee naar het concept van het idee]. Bij Hasjem werkt Chochmah en Binah wel op één moment [idee en de uitwerking daarvan]. Dat eureka gevoel [Chochmah] en de drie elementen van het ontleden, analyse en synthese [Binah] gebeurt bij Hem in één keer omdat Hasjem alles omvat.

Daarom zijn voor Hasjem natuurlijke gang van zaken en wonderen ook een en hetzelfde. Hij heeft over hen allebei controle en autoriteit.

Hierdoor herkent en kent Hasjem de schepsel niet om henzelf zoals wij [ik denk dus ik besta]. Hij kent Hem om Hemzelf. Alles is afhankelijk van Hem om überhaupt te kunnen bestaan en aangezien Hij Zichzelf kent, kent Hij dus alles.

Josjoea/Joz. 2:11 zegt dat Hasjem zowel in de hemel als op aarde is. Een fysiek lichaam kan niet op twee plaatsen tegelijk zijn. Dus wanneer in de Tora gesproken wordt over Zijn woning, Z’n hand, Zijn ogen, Hij is blij, Hij is boos, zijn dat slechts uitdrukkingen. De Tora spreekt in de taal van de mens, anders zouden we er niets van begrijpen.

Toen Mosje Hasjem wilde zien, zei Hij dat geen mens Hem kan zien en in leven kan blijven. Mosje wist beter dan wie dan ook dat Hasjem niet te zien is, hij wilde Hasjem’s natuur, Zijn Wezen begrijpen en wel op dat niveau dat het gescheiden zou zijn in zijn geest van alles wat bestaat. G’d zei dat dit onmogelijk is. Het intellect van de mens – mens bestaat uit lichaam en ziel – is niet in staat dit te begrijpen. Daarom zei Hij: “Je kan Mijn gezicht niet zien, want geen mens kan Mij zien en leven,” [Sjmot/Ex. 33:20]. Maar ondertussen liet Hasjem Mosje dingen zien wat nooit eerder was geopenbaard. In zijn geest was Mosje in staat om G’d te onderscheiden van alles wat bestaat. En dat was hetzelfde als het zien van iemand van achteren. Je herkent hem aan zijn kleren en gestalte, waardoor je hem als individu kan onderscheiden van anderen, maar het is toch anders dan dat je hem in het gezicht aankijkt. “Jij zal Mijn achterkant zien, maar Mijn gezicht zal niet gezien worden” [idem 33:23].

Code, Tesjoeva [Yad, Tshuvah]

Er bestaan vijf categorieën van ongelovige [Min].

III. Iemand die toegeeft dat er een Meester is, maar beweert dat Hij fysiek is of een gestalte heeft.

Ik geloof in volmaakt geloof, dat de Schepper voor alles bestaan heeft en na alles zal blijven bestaan.

Commentaar op de Misjnah [R’Kaplan]

Vierde principe heeft te maken met de absolute oneindigheid van Hasjem [Hij is de Eerste en de Laatste]. Niemand dan Hij alleen heeft oneindige kwaliteit [Dwariem/Deut. 33:27].

Code, Tesjoeva [Yad, Tshuvah]

Er bestaan vijf categorieën van ongelovige [Min].

IV. Iemand die zegt dat G’d alleen niet de eerste is en niet de Schepper van alles is.

Gids van de Verdoolden [Moreh Nevuchim]

Hasjem heeft alles uit het niets gecreëerd. In het begin bestond alleen Hasjem. Daar was verder niets. Hij schiep vervolgens alles vanuit dat absolute niets, zelfs tijd is door G’d geschapen. Tijd is afhankelijk van beweging. Om beweging te laten bestaan, moeten we dingen hebben die bewegen, en alle dingen zijn allemaal door G’d geschapen.

Ik geloof in volmaakt geloof, dat alleen de Schepper aanbeden mag worden en dat het niet geoorloofd is iets anders, buiten Hem te aanbidden.

Commentaar op de Misjnah [R’Kaplan]

Vijfde principe leert ons dat alleen G’d gediend en geprezen mag worden. Het is niet toegestaan om schepsels en dingen te adoreren die onder Hem staat. Of het nu een ster is, een engel, een van de elementen of een combinatie daarvan. Al deze dingen hebben een voorbestemd natuur en daarom heeft geen van allen een autoriteit of vrije wil. Alleen Hasjem heeft deze eigenschappen.

De Tora leert ons dat de generatie van Enosj begonnen is met afgoderij, welke was de verderfelijkste invloed voor de mensheid is geworden. Deze generatie – legt Rasji uit – creëerde absurde situaties door G’ddelijke kwaliteiten aan mensen en levenloze voorwerpen in de Naam van Hasjem toe te schrijven. RaMBaM leert ons in Hilchot Avodas Kochaviem 1:1-2 uit dat er een groot misverstand om het ontstaan van avodah zara – afgoderij – is ontstaan. In het begin dachten de mensen dat zij Hasjem júist aanbaden door de Hemelse wezen als Zijn afgezanten op aarde te eren, zoals het gepast is dat je de ministers van de een koning eert. Deze gedachte raakte steeds meer ontaard. Men begon te geloven dat deze machten en wezens onafhankelijke entiteiten waren. Hierdoor vergaten zij Hasjem Zelf en men nam vervolgens aan dat alle machten – in wat voorstelling men ook koos – toegekend konden worden om deze te vereren.

In het begin werden eerst de engelen, wat hemelse geestelijke wezens zijn, aanbeden. Deze cult werd uitgebreid zodat ook de zon, maan en de sterren werden aanbeden. Zelfs mensen met bijzondere gaven, zoals par’oh en Nevoechadnessar, werden als goden gezien. De afgodendienaars dachten dat door hun eredienst de macht van het wezen of de koning zou toenemen. Zij zouden naast hun aanzienlijke macht, hun gids tot hun lot zijn. Uiteindelijk ontaarde het beginsel zodanig dat men ook de kwaadaardige, semigeestelijke sjediem – demonen – aanbaden.

Lo’-jihjeh lecha ‘elokiem ‘acheriem ‘al-panaj… laat er geen andere goden voor je zijn in Mijn Aanwezigheid… Sjmot/Ex. 20:4. Dit verbod bestaat uit vier onderdelen:

I. Het is verboden te geloven in afgoden

II. Het is verboden afgoden te maken of afgoden te bezitten

III. Het is verboden afgoden te aanbidden. Het aanbidden is ook weer onderverdeeld in vier vormen van eredienst:

lichamelijke en geestelijke uitputting

slachting van dieren

offers en

plengoffers van wijn of andere vloeistoffen op een altaar

IV. Het is verboden een afgod te aanbidden in de betekenis dat het uniek is, ook al wordt de methode niet voor andere afgoden gebruikt. Een voorbeeld is dat de afgod Pe’or werd aanbeden door in het openbaar de grote boodschap te doen die je normaliter op het toilet zou doen en Merkoelis [Mercurius] werd aanbeden door stenen naar het beeld te gooien. Indien deze merkwaardige handelingen voor andere afgoden gebruikt zou worden, zou het een uitdrukking van verachting zijn en dan is het toegestaan. Maar wanneer het voorgeschreven handelingen van zo’n eredienst is, is het verboden.

Code, Tesjoeva [Yad, Tshuvah]

Er bestaan vijf categorieën van ongelovige [Min].

V. Iemand die dat een ster of een sterrenbeeld aanbidt omdat hij denkt dat het kan bemiddelen tussen hem en de Meester van alle werelden.

Ik geloof in volmaakt geloof, dat alle woorden van de profeten waar zijn.

Commentaar op de Misjnah [R’Kaplan]

Zesde principe gaat over profetie. Er bestaan mensen die zulke verheven kwaliteiten hebben of hebben ontwikkeld, waardoor zij een enorme perfectie hebben bereikt dat hun zielen zijn voorbereid om zulke pure, spirituele wijsheid te ontvangen. Hun menselijke intellect kan vervolgens gebonden worden met de Sechel Hapo’el – Actieve/Creatieve Intellect – en deze ontvangt een geïnspireerde emanatie. Dat is profetie. En degene die dit ontvangen zijn profeten.

Code, Fundamentele Principes van de Tora [Yesodei Hatorah]

Jesjajahoe 47:13 zegt: “Laten de astrologen, sterrenkijkers en toekomstvoorspellers opstaan en jou ‘iets’ vertellen wat jou zou overkomen”. ‘Iets’ betekent ‘niet alles’. Hun voorspellingen kunnen ook helemaal niet uitkomen [44:25].

Voorspellingen van een echt profeet komen altijd uit [Melachiem/Kon. I 10:1].

Wanneer een profeet iets positiefs voorspelt, maar het komt niet uit, dan is het zeker dat er sprake is van een valse profeet.

Alle positieve voorspellingen die Hasjem doorgeeft aan een profeet komen altijd uit. Ook al is het onder voorwaarde verklaard.

Negatieve voorspellingen komen niet altijd uit. Wanneer mensen Tesjoeva doen, kan dit Hasjem doen besluiten de negatieve voorspelling niet uit te laten komen [denk aan Jonah en Ninevé].

Code, Tejoeva [Yad, Tshuvah]

Er bestaan drie categorieën van apikores – ketter.

I. Iemand die zegt dat profetie niet bestaat en dat het niet waar is dat Hasjem informatie doorspeelt aan iemand.

Ik geloof in volmaakt geloof, dat de profetie van onze leraar Mosje waar was en dat hij de vader was onder de profeten, die voor hem geleefd hebben en die na hem gekomen zijn.

Commentaar op de Misjnah [R’Kaplan]

Zevende principe gaat over Mosje Rabbenoe. Mosje Rabbenoe is de grootste profeet ooit en was superieur ten opzichte van alle profeten die voor en na hem kwamen. Mosje heeft de hoogste niveau gehaald die een mens spiritueel in dit leven kan halen. Hij ontving G’ddelijke informatie dat op zekere hoogte ieder mens heeft overtroffen. Hij verhief zichzelf letterlijk van een puur menselijk niveau naar die van een engel.

Code, Fundamentele Principes van de Tora [Yesodei Hatorah]

Alle profeten ontvangen hun profetie alleen door een engel en zagen de profetie in een metafoor. Mosje daarentegen ontving de profetie direct van Hasjem, uit de eerste hand: “Mond tot mond zal Ik tot hem spreken” [Sjmot/Ex. 33:11 en zie ook Bamidbar/Num. 2:8]. Daarbij was een profetie altijd een traumatische ervaring. Een profeet raakte gedesoriënteerd en was volledig geradbraakt. Mosje niet. Hasjem sprak tegen hem zoals iemand die tegen een vriend spreekt [Sjmot 33:11]. Niemand raakt geradbraakt door met een vriend te spreken.

Alle profeten konden niet een profetie ontvangen wanneer zij maar wilden. Mosje wel. In het vorige punt leerden dat profeten zich moesten voorbereiden. Mosje niet. Hij kreeg de profetie wanneer hij maar wilde [Bamidbar/Num. 9:8].

Code, Tejoeva [Yad, Tshuvah]

Er bestaan drie categorieën van apikores – ketter.

II. Iemand die de profetieën van Mosje ontkent.

Ik geloof in volmaakt geloof, dat de hele Leer, die wij nu bezitten, dezelfde is die aan onze leraar Mosje gegeven werd.

Commentaar op de Misjnah [R’Kaplan]

Achtste principe is geloof dat de Tora – die van Hasjem komt – gegeven is door Mosje. Daarom wordt de Tora G’ds Woord genoemd.

Toen de Tora overgedragen werd, heeft Mosje het slechts opgeschreven als een dictie. Dit betreft zowel de gebeurtenissen als alle geboden. Daarom werd Mosje ook ‘secretaris’ genoemd.

De ware acceptatie van de Tora is inclusief de Mondelinge Tora die ook door Hasjem Zelf is gegeven. Door de Mondelinge Tora zijn wij instaat een soekka te bouwen, een loelav te maken, een sjofar, een paar tefillin, tsitsiet. Hasjem heeft die tot in de kleinste details aan Mosje doorgegeven. Mosje heeft dit ook als een getrouwe boodschapper betaamt precies zo doorgegeven. Mosje zei ook in Bamidbar 16:28 duidelijk dat Hasjem hem gezonden heeft en hij iets uit eigen initiatief deed.

Code, Tesjoeva [Yod, Tshuvah]

Er bestaan drie apikores – ketters.

III. Iemand die zegt dat de Tora niet van G’d komt. Ook al zegt hij dit maar over slechts één pasoek of zelfs één woord van de Tora. Als iemand zegt dat Mosje het uit eigen initiatief de Tora heeft geschreven, dan ontkent hij de Tora. Zo ook wanneer iemand de interpretaties die opgenomen zijn in de Mondelinge Tora. De persoon is als een Tsaddoek [Sadduceeërs] en een Baithus. Zij ontkenden de Mondelinge Tora.

Code, Rebellie [Yad, Mamrim]

Iemand die de Mondelinge Tora ontkent is een ketter. Iemand die openlijk ontkent dat de Tora uit de Hemel is gekomen, wordt niet als Joods beschouwd.

Ik geloof in volmaakt geloof, dat deze Leer niet veranderd zal worden en geen andere Leer van de Schepper zal uitgaan.

Commentaar op de Misjnah [R’Kaplan]

Negende principe heeft te maken met de duurzaamheid van de Tora en dat de Tora onveranderlijk is. Niets mag er aan toegevoegd of afgelaten worden. Dit geldt voor zowel de Geschreven als de Mondelinge Tora [Dwariem/Deut. 13:1].

Code, Fundamentele Principes van de Tora [Yesodei Hatorah]

“Het zal een altijd durende wet zijn voor al jullie generaties” [Wajjiqra/Lev. 3:17; 10:9; 23:14; 23:31; 23:41; 24:3 en Bamidbar/Num. 10:8; 15:5 en 18:23]. Dwariem 30:11 en 12 leert dat de Tora niet [meer] in de Hemel is. Hier leren wij dat een profeet niet in staat is de Tora te wijzigen. Dus wanneer een profeet de Tora – die middels profetie aan Mosje tot ons is gekomen – wijzigt, weten wij direct dat wij te maken hebben met een vals profeet. Het maakt niet uit of het een Jood of niet-Jood is.

Code, Tesjoeva [Yad, Tshuvah]

Iemand die zegt dat Hasjem Z’n religie voor een andere heeft vervangen. Of dat de Tora niet meer toe doet, ook al kwam het ooit van Hasjem, ontkent de [hele] Tora.

Ik geloof in volmaakt geloof, dat de Schepper elke daad van de mensen en al hun gedachten kent, zoals er geschreven staat:”Hij, die alle harten vormt, die let op al hun daden”.

Commentaar op de Misjnah [R’Kaplan]

Tiende principe is dat Hasjem precies weet wat wij denken, wat wij doen en wat er in ons omgaat. Hij houdt Zijn ogen nooit van de mensheid.

Dit geeft Z’n alwetendheid weer. Hij weet beter dan jij wat er werkelijk in jouw hart omgaat. Hasjem ziet, hoort alles, zelfs jou gedachten.

Ik geloof in volmaakt geloof, dat de Schepper goeds bewijst aan hen, die Zijn geboden in acht nemen en hen straft, die ze overtreden.

Commentaar op de Misjnah [R’Kaplan]

Legde principe gaat over straf en beloning die Hasjem geeft. Hij beloont wanneer je de Tora volgt en straft als je deze overtreedt.

Dit betekent concreet dat een goede daad en een slechte daad niet kan annuleren. Goede en slechte daden worden onafhankelijk behandeld.

Belangrijke opmerking. Slechte mensen worden in deze wereld [tijdelijk] beloond en zij worden in Olam Haba [eeuwigheid] gestraft. Bij de rechtvaardigen is dat andersom. Dit is het antwoord waarom slechte dingen goede mensen treft [zie hier voor nader uitleg].

Ik geloof in volmaakt geloof in de komst van de Messias; en ook wanneer Hij lang op zich laat wachten, verwacht ik niettemin iedere dag, dat hij zal komen.

Commentaar op de Misjnah [R’Kaplan]

Twaalfde principe gaat over de Messiaanse Tijd. We moeten geloven en zeker zijn dat de Mosjiach komt. Wij mogen niet een tijdspanne ontwikkelen waarbinnen hij zou moeten komen, noch berekeningen op loslaten [red. we hebben het niet over de berekeningen van de aanvang van de Einde der Tijden].

Code, Tesjoeva [Yad, Tshuvah]

Alle Joden – inclusief de Geleerden en de profeten – hebben altijd naar de Messiaanse Tijd verlangd. Want wij allen willen vrijkomen van de onderdrukkende overheden die ons door alle tijden heen ons niet de Tora laten volgen zoals het echt zou moeten. Wij willen rust om te kunnen groeien in wijsheid om zo waardig te worden voor Olam Haba. Echter zal de Messiaanse Tijd een onderdeel zijn van onze huidige wereld. Het leven zoals nu gaat gewoon door met uitzondering dat Joden eindelijk volledig onafhankelijk zullen word. “Er is geen verschil tussen deze wereld en de Messiaanse Tijd, dan onze [huidige] onderwerping aan vreemde overheden” [Sanhedrin 91b, 99a; Berachot 34b; Shabbat 63a, 151b, Pesachim 68a].

Ik geloof in volmaakt geloof, dat de herleving van de doden zal plaatsvinden op een tijdstip, dat G’d goeddunkt.

Dertiende principe gaat over de opstanding der doden.

Code, Tesjoeva [Yad, Tshuvah]

Wie heeft geen deel aan Olam Haba? Degene die de opstanding der doden ontkent [Sanhedrin 10:1; 90a].

Sanhedrin 92a en b leert dat de zielen die teruggebracht zullen worden in hun lichamen, zullen eten, drinken, huwen, kinderen krijgen. Uiteindelijke, na een heel lang leven, gaan ze dood.

Dertien Geloofspunten samengevat in de Zeven Geloofspunten voor de Bnej Noach
De Tien Geboden in Sjmot/Ex. 20:2-13 bestaan precies uit 620 woorden. Driehonderd en dertien mitswot en de Zeven Bnej Noachitische Wetten [introductie van de Sefer Hachinuch]. Dit betekent dat Joden een speciale opdracht hebben van Hasjem. Hij verantwoordelijkheid is om “licht onder de volkeren” te zijn [Jesjajahoe 49:6].

Hoewel het meest fundamentele verbod voor een Ben Noach is is om afgoden te dienen, kan de vraag gesteld worden of een Ben Noach verplicht is in G’d te geloven. Dit lijkt een vreemde vraag, want waarom zou je regels volgen terwijl je niet in Hem gelooft. Dan komt er nog een vraag op. Veel mensen houden zich aan deze Zeven Wetten omdat de meeste wetten logisch zijn. En nog een vraag. Hoe zit het met mensen die eerst Bnej Noach waren, hun geloof opgaven, maar wel de Zeven Wetten blijven volgen?

We leerden dat de Joden verplicht zijn in de Dertien Geloofspunten te geloven. Het paradoxale [ene kant zijn ze duidelijk omschreven en geordend, maar anderzijds zijn zij niet te begrijpen] natuur van de Dertien Geloofspunten kan numeriek als volgt worden geïllustreerd: 13x 102 [getalswaarde van ‘emoenah’ – geloof]=1326. 1326 is de numerieke waarde van de derde pasoek van de Habirkat Hakohaniem – de Priesterzegen – “jis’a Hasjem panaw ‘elejcha wejasem lecha hasjalom… Moge Hasjem Zijn Aangezicht naar jou wenden en vrede voor je stichten” [Bamidbar/Num. 6:25-26]. Het eerste woordje van de pasoek is “jis’a”, wat dezelfde stam heeft als het Hebreeuwse term voor paradox: nesie’at hafachiem.

Hoewel Rabbi Moshe Feinstein – een van de meest belangrijke autoriteiten in deze moderne tijd – uitlegt dat de Aartsvaders Avraham, Jitschak en Ja’aqov de drie dagelijkse gebeden op vaste tijden [ochtend-, middag- en avondgebed] hebben ingesteld, is een Ben Noach niet verplicht om op een reguliere dagelijkse basis te bidden. Maar een niet-Jood die zichzelf oplegt te bidden tot Hasjem, zal beloningen ontvangen.

Dus als de vraag nog steeds overeind staat of een Ben Noach verplicht is in Hasjem te geloven, maar niet op vaste momenten hoeft te bidden, wat is dan het verlossende antwoord?

Tefillah, gebed, geeft stem aan iemands geloof in de Almachtige als Baas over de gehele universum, als Degene Die waar je naar toe gaat wanneer je in nood bent of momenten van blijdschap kent en je Hem voor wilt bedanken. Dit geloof, hoewel niet expliciet genoemd als een van de Zeven Wetten van de Bnej Noach, is niettemin een indirecte gebod dat een fundament vormt waarom alle Wetten van de Bnej Niach rusten! Met andere woorden: zonder bewuste geloof in Hasjem – en wel dat in uiting komt door gebed tot Hasjem in tijden van nood en tijden van blijdschap – is het onmogelijk om de Zeven Wetten van Bnej Noach te volgen. Dus de niet-Jood is verplicht, in tijd wanneer het nodig is, te bidden.

De Dertien Geloofspunten zijn samen te vatten in Zeven Geloofspunten voor de Bnej Noach. Deze Zeven Geloofspunten dekken het geloof van de Bnej Noach die heel mooi corresponderen met de Zeven Wetten van de Bnej Noach. De Zeven Geloofspunten zijn als het waren de innerlijke essentie en de geest van de Zeven Geboden. Betekent wel dat alles wat de Dertien Geloofspunten omvatten, nog steeds voor de Ben Noach geldt!

Zeven Geloofspunten met de Zeven Wetten uitgewerkt
1. Geloof in het bestaan van G’d de Schepper.
Dit geeft positieve uiting op het verbod van blasfemie.

2. Geloof in de Eenheid van G’d is duidelijk een positieve uiting van het verbod op afgoderij.

3. Geloof dat je alleen Hasjem mag aanbidden komt bijvoorbeeld als volgt tot uiting. De Talmoed in Berachot 35b zegt dat je Hasjem niet erkent dat Hij de Bron is van alle zegeningen wanneer jij Hem niet voor al het goede in jouw leven bedankt. Dit wordt hetzelfde gezien als het bestelen van jouw ouders. Wetende dat Hij de Bron is van al het goede, moet je tot Hem keren en alleen naar Hem in aanbidding en gebed. Aanbidding wordt dus gezien als het niet stelen van G’d waar Hij rechtmatig verdient. Dit geloofspunt is dus een positief aspect op het verbod van stelen. Dus een Ben Noach moet inderdaad een siddoer [speciaal voor Bnej Noach] hebben en brachot over zijn eten maken. Het verband tussen stelen en aanbidding werd voor het eerst gemaakt in Torah Temimah, waarin betoogd wordt dat niet-Joden Hasjem moeten zegenen voor het eten of wanneer zij iets plezierigs nemen van de wereld.

4. Geloof in de waarheid van profetie is de erkenning dat de mens gecreëerd is naar het beeld van Hasjem en daardoor vatbaar is om met Hasjem te communiceren door middel van profetie. Aangezien ook Bnej Noach naar Hasjem’s beeld zijn geschapen, is deze positieve geloofspunt een reflectie op het verbod van moord van een mens die door zijn beeld naar Hasjem een onschendbaarheid kent. Hoewel nodeloos doden van dieren ook als moord wordt beschouwd, zijn dieren niet onschendbaar.

5. Geloof in de eeuwige waarheid van de Tora is een parallel met het verbod op immorele omgang met mens en dier. De Talmoed legt namelijk uit dat seksuele verlangen de meest sterke kracht is om mensen van de Tora af te halen. Deze worden gestuurd door de geest van dwaasheid [Sotah 3a] die op een heel eenvoudige wijze in staat is om iemand wijs te maken dat dat overtredingen van deze verboden nooit onze bewustzijn van onze band met Hasjem zal schaden. Niets is minder waar. Vandaar dat deze vijfde geloofspunt dat de Tora een eeuwigheidswaarde heeft – de enige Bron die ons de juist weg wijst hoe we zo dicht tot Hasjem kunnen komen – dus een verband heeft met het verbod op immorele omgang.

6. Geloof in beloning en straf van Hasjem gebaseerd op Zijn Alvoorzienigheid over al onze daden, spraak en gedachten. Dit komt overeen met het gebod voor de Bnej Noach om een juridisch systeem op te zetten. Als het goed uitgevoerd wordt, zijn de rechtbanken een menselijke uiting van G’ddelijke Voorzienigheid en Recht.

7. Geloof in het ultieme goede lot voor de hele schepping is de mystieke beding voor de Bnej Noach als een positieve uiting op het verbod op het eten van een een levend dier. Hoewel dit verbod geen volledig verbod is op het eten van dieren, worden de Bnej Noach ook opgedragen goed te zijn voor dieren, wat een verbod op dierenleed voorbij de letter van de wet uit gevoerd moet worden http://jodendom-online.nl/articles.php?view=article&id=400&subpage=0. Dit is een voorafschaduwing van een positieve ecologische visie van de mensheid wat beter tot zijn recht komt in de toekomst. Want “mens en dier zal Jij redden, oh G’d” [Tehilliem 36:7]. De redding van dement is direct geboden aan de redding van de dieren.

Bronnen:
Maimonides Principle: Fundamentals of Jewish Faith van Rabbi Aryeh Kaplan
Kabbalah and meditation for the nations van Rav Yizchak Ginsburgh