Bnei Noach (de Noachieden)

Blasfemie
Het vloeken bij G’ds naam is verboden. Naast het eren en respecteren van G’d leren we hier ook uit dat o­nze spraak heilig moet zijn. Op een manier zoals mensen en dieren gescheiden zijn. In Vayikra/Lev. 24:10 lezen we over een Jood die dit gebod overtrad. Het heilige oordeel hierover was de doodstraf. Verder lezen we hier dat het geschreven staat als “ish ish (elke mens) die zijn G-d vervloekt zal zijn zonde dragen.” We zien hier dus dat de Torah het woord Ish (man) dubbel gebruikt. Letterlijk gezien betekent dit “een man, een man.” Het staat zo in de Torah om o­ns duidelijk te maken dat het voor alle mensen geldt. Voor zowel Joden, als niet-Joden staat hier de doodstraf op, – Sanhedrin 56a, Bereshis (Gen.) 2:16-17, 3:1-4.

De slang sprak tegen G’d, zeggende dat Hij (Hashem) niet wilde dat Adam en Chava van de fruit zouden eten, omdat Hij jaloers was, en Zijn positie niet wilde verliezen. Deze kwaadsprekerij bracht de blasfemie in de wereld…
Het verbod op blasfemie houdt in:

Het erkennen van G’ds aanwezigheid.
G’d te vrezen.
Tot G’d te bidden.
Om G’ds naam te heiligen.
Ontheiliging van G’ds naam tegen te gaan.
De Torah te bestuderen.
Torah geleerden eren, en je leraar te eren.
Tegen blasfemie ingaan.