Maimonides: Leer en Leven

Profeten en Tora

De geloofsartikelen zes tot en met negen moeten samen worden gelezen. Hierin komen de waarheid van de Profetenwoorden, het bijzondere karakter van de profetieën van Mosje, de onveranderlijkheid van de Tora en het onwrikbare vertrouwen, dat er nooit en te nimmer een nieuwe Leer gegeven zal worden, ter sprake.

Vreugdevolle extase
Maimonides behandelt in zijn Misjne Tora de voorwaarden voor profetie: “Profetie valt alleen ten deel aan iemand, die een groot geleerde is en zijn natuur volledig weet te beheersen”. Een profeet moet te allen tijde vervuld zijn van een verlangen naar het Hogere en zich voortdurend bezighouden met de bestudering van de Tora. Langzamerhand weet hij zich los te maken van alle aardse zaken, die het gewone volk dag in dag uit bezighouden. Zijn persoonlijkheid verandert volledig. Hoe meer een profeet zich weet los te maken van allerlei aardse zaken, des te hoger reikt zijn profetie.

Behalve Mosje zagen alle profeten hun profetieën slechts in droomtoestand. Wanneer een profeet een G’dsspraak ontvangt, sidderen al zijn ledematen, wordt zijn hele lichaam zwak, alle overige gedachten verdwijnen en zijn geest wordt totaal ontvankelijk voor hogere boodschappen. De Hemelse berichten aan profeten zijn geen duidelijke gegevens. Het zijn parabels en vergelijkingen, die geduid moeten worden voor het gewone volk. De profeet zelf weet de verklaring van de `gezichten’ direct maar deze worden niet altijd in de Bijbelboeken verteld. Alle profeten, behalve Mosje, moesten zich lange tijd in afzondering voorbereiden op een G’dsgezicht. Zonder vreugdevolle extase is een profetie ondenkbaar zijn, aldus Maimonides.