Maimonides: Leer en Leven

Straf en beloning

In het elfde geloofsartikel komt het principe van straf en beloning aan de orde. In het joodse denken werd de paradox tussen de goede mens, die het slecht gaat en de slechte, die het goed gaat al zeer vroeg gesignaleerd. Ik moet toegeven, dat het reilen en zeilen van de aardse maatschappij zonder het perspectief van een eindoordeel over de grens van de dood heen voor een kritische toeschouwer bijzonder onrechtvaardig aandoet.

De moderne geschiedenis laat niets dan onrecht zien. Duitsland en Japan, de twee agressoren uit de Tweede Wereldoorlog, zijn op dit moment grote economische machtsblokken met een hoge mate van welvaart. Beloning en bestraffing kunnen in deze wereld niet goed tot hun recht komen. Belangrijk is hierbij te benadrukken dat het lijden niet altijd als straf wordt ervaren. Soms zijn het ook liefdestuchtigingen waarmee een overwegend goed mens voor zijn geringe overtredingen in deze wereld gelouterd wordt om het Hiernamaals volledig onbezoedeld te kunnen betreden. Een beloning in deze wereld kent ook zijn beperkingen. Het kan zijn, dat overwegend slechte individuen voor het weinige goeds, dat zij deden, alleen in deze wereld beloond worden omdat G’d hen de veel grotere, spirituele geneugten in de Toekomstige Wereld wil onthouden. In het Bijbelse denken vormen dit leven en het leven, dat komen gaat één eenheid. Geduld en overtuiging verzachten de aardse realiteit. Het jodendom kent geen romantiek van het lijden.

De achtergrond van Hemelse besluiten, moeilijk of aangenaam, blijven voor ons ondoorgrondelijk. Maar duidelijk is, dat G’d doorgaans niet direct straft of beloont. Zouden straf en beloning in deze wereld dadelijk worden uitgereikt dan zou er voor de mens geen vrije keus meer overblijven. Iedereen zou slechts het goede doen om direct de beloning te kunnen incasseren en niemand zou het in zijn hoofd halen om de G’ddelijke wetten te overtreden teneinde een onmiddellijke straf te ontlopen. Straf en beloning zijn voorbehouden voor de Toekomstige Wereld. Een onwrikbaar geloof in G’ds wereldleiding en Zijn rechtvaardigheid overbruggen de kloof tussen de leugen van het heden en de waarheid van het Hiernamaals.